Parketnummer : 04/860610-08
Uitspraak d.d. : 26 september 2008
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [1986]
adres : [adres]
plaats : [plaats]
thans gedetineerd in [detentieadres].
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 12 september 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 30 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Citroën, [kenteken]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een aansteker een (aantal) krant(en) in brand gestoken en (vervolgens) deze brandende kranten in voornoemde personenauto gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (aantal) krant(en) en/of met het interieur van die personenauto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of voor zich in de omgeving van die personenauto bevindende goederen en/of voor een vlak bij die personenauto staand flatgebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dat flatgebouw zich bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
(Artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2008 te Oostrum, in elk geval in de gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Citroën, [kenmerk]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een aansteker een (aantal) krant(en) in brand gestoken en (vervolgens) deze brandende krant(en) in voornoemde personenauto gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (aantal) krant(en) en/of met het interieur van die personenauto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto en een vlak bij die personenauto staande woning en zich vlak bij die personenauto bevindende andere personenauto's geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of voor zich vlak bij die personenauto bevindende andere personenauto's en/of voor een vlak bij die personenauto staande bewoonde woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) zich in die woning bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
(Artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 30 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een caravan, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een aansteker een (aantal) krant(en) in brand gestoken en (vervolgens) die brandende krant(en) in voornoemde caravan gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (aantal) krant(en) en/of het interieur van die caravan, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de zich in die caravan bevindende goederen en/of een vlak bij die caravan staande lantaarnpaal geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich in die caravan bevindende goederen en/of een vlak bij die caravan staande lantaarnpaal, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(Artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 31 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Renault, [kenteken]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een aansteker een (aantal) krant(en) in brand gestoken en (vervolgens) die brandende krant(en) in die personenauto gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (aantal) krant(en) en/of met het interieur van die personenauto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto en/of de zich in die personenauto bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of voor een vlak bij die personenauto staande personenauto en/of erfafscheiding, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(Artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 31 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Opel, [kenteken]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een aansteker een (aantal) krant(en) in brand gestoken en (vervolgens) die krant(en) in die personenauto gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (aantal) krant(en) en/of met het interieur van die personenauto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto en/of de zich in die personenauto bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(Artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 5 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 31 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto ([kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield;
(Artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2008 tot en met 01 juni 2008 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in een personenauto (merk Jeep, [kenteken]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een zich direct naast die personenauto bevindende houten schutting en/althans het perceel [naam] waarop die personenauto zich bevond, te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een aansteker een (aantal) krant(en) in brand heeft gestoken en (vervolgens) die brandende krant(en) in de laadbak van voornoemde personenauto heeft gelegd, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een (aantal) krant(en) en/of die personenauto, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 157 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op of omstreeks 07 juni 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Volkswagen, [kenteken]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een aansteker een (aantal) krant(en) in brand gestoken en (vervolgens) die brandende krant(en) in die personenauto gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (aantal) krant(en) en/of met het interieur van die personenauto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto en/of de zich in die personenauto bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(Artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 7 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 07 juni 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto ([kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield;
(Artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
8.
hij op of omstreeks 30 mei 2008 te Oostrum, in elk geval in de gemeente Venray,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht bij de voordeur van een woning gelegen aan de [naam], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een aansteker een (aantal) krant(en) in brand gestoken en (vervolgens) die brandende krant(en) op een deurmat gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (aantal) krant(en) en/of een deurmat, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die deurmat geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en de zich in die woning bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die woning bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
(Artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
9.
hij op of omstreeks 24 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk[kenteken]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een aansteker een (aantal) krant(en) in brand gestoken en (vervolgens) in die personenauto gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (aantal) krant(en) en/of met het interieur van die personenauto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto en/of de zich in die personenauto bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of de zich in de directe nabijheid van die personenauto bevindende andere personenauto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(Artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 9 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 24 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Fiat, [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield.
(Artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 12 september 2008 gevorderd dat
het onder het onder 1 tot en met 9 - voor zover van toepassing: primair - ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Het aanmerkelijk gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel moet namelijk voorzienbaar zijn op het moment van de brandstichting. Nu het voor verdachte niet voorzienbaar was dat de brandende auto zou gaan rijden, waren de gevolgen daarvan ook niet voorzienbaar en dient verdachte vrijgesproken te worden. Daarnaast heeft er geen levensgevaar c.q. gevaar voor zwaar lichemalijk letsel bestaan.
Ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 5 primair en het onder 7 primair ten laste gelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat de dagvaarding partieel nietig is, nu hetgeen ten laste is gelegd juridisch onbestaanbaar is. De verdediging verwijst daarbij naar een arrest van de Hoge Raad (NJ 1952, 372) waarin is bepaald dat het gemeen gevaar in de zin van artikel 157, aanhef en sub 1 van het Wetboek van Strafrecht zich dient uit te strekken naar verschillende - zich in zekere nabijheid bevindende -goederen. Mocht de rechtbank dit standpunt niet overnemen, pleit de verdediging voor vrijspraak van het onder 5 primair en het onder 7 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 5 subsidiair en 7 subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat het zich niet handelt om een Jeep, doch om een Landrover.
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde bepleit de verdediging vrijspraak, nu er - gelet op de wijze van uitvoering - geen sprake is geweest van enig gemeen gevaar. Verdachte heeft immers de smeulende resten van het vuur uitgetrapt zodat er geen risico meer bestond dat de deur of de woning vlam zou vatten.
Ten aanzien van het onder 9 primair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.2 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De rechtbank merkt op dat waar hieronder bij de vindplaatsvermeldingen wordt verwezen naar paginanummers, deze verwijzen naar de paginanummering van de ‘print van scan 20.06.2008 van origineel’ van het proces verbaal dossiernummer PL2351/08-003656 van Regiopolitie Limburg-Noord, District Venray, Basiseenheid Venray, d.d. 16 juni 2008, met bijlagen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van
12 september 2008, de aangifte van [benadeelde 2] en de aangifte van [aangever 1] namens [benadeelde 1] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, voor zover het betreft het gemeen gevaar voor goederen.
Anders dan de raadsman heeft betoogd moet het uit de brandstichting voortvloeiende gevaar in het algemeen voorzienbaar zijn, niet ook in het bijzonder voor de dader. De rechtbank is van oordeel dat in het geval van brandstichting in een auto binnen de bebouwde kom, en derhalve in de directe nabijheid van gebouwen, lantaarnpalen en beplanting, er steeds sprake is van gemeen gevaar voor goederen. Dit in verband met hetgeen de algemene ervaring leert.
Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat zich in een auto goederen bevinden, zoals kinderzitjes, paraplu’s, cd’s, gevarendriehoek en dergelijke.
Blijkens de foto’s welke op pagina 38 aan het proces-verbaal van aangifte zijn gehecht stond in de directe nabijheid van de plek waar de auto stond voordat deze in brand werd gestoken een lantaarnpaal. Het gemeen gevaar voor goederen bestond derhalve reeds op de plek waar de auto geparkeerd stond, zodat de vraag of het al dan niet voorzienbaar was dat de brandende auto zou gaan rijden in casu voor de bewezenverklaring niet relevant is.
De rechtbank acht overigens geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen die zich ten tijde van de brandstichting in het flatgebouw bevonden. In het dossier bevindt zich onvoldoende informatie op basis waarvan wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat door de brandende auto tegen de betongevel brand in de achter die betongevel gelegen ruimte, zijnde het ketelhuis, zou kunnen ontstaan.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van
12 september 2008, de aangifte van [benadeelde 3] en de aangifte van[benadeelde 5] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van
12 september 2008 en de aangifte van [benadeelde 6] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van
12 september 2008 en de aangifte van [benadeelde 7] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Anders dan de raadsman van verdachte heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 5 primair ten laste gelegde niet - partieel - nietig is. De opgave van het ten laste gelegde feit is voldoende duidelijk en voldoende feitelijk omschreven. Uit de tenlastelegging volgt dat de steller van de tenlastelegging bij de verfeitelijking van het gemeen gevaar ook het oog heeft gehad op andere goederen dan enkel de in brand gestoken personenauto. Daarnaast stellen wet noch jurisprudentie de eis dat de aard van het gemeen gevaar verfeitelijkt dient te worden.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van
12 september 2008 en de aangifte van [benadeelde 8] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Zoals reeds hiervoor is overwogen, is het een feit van algemene bekendheid dat zich in een auto goederen bevinden, waarvoor derhalve gemeen gevaar te duchten is. Daarenboven vond ook deze brandstichting plaats binnen de bebouwde kom zodat ook op die grond gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van
12 september 2008 en de aangifte van [benadeelde 9] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat de betreffende auto geen Jeep doch een Landrover is, zoals door de raadsman terecht is opgemerkt.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
Ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor met betrekking tot het ten laste gelegde onder 5 is overwogen.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van
12 september 2008 en de aangifte van [aangever 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van
12 september 2008 en de aangifte van [benadeelde 10] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de deurmat heeft aangestoken.
Met betrekking tot het bestanddeel “gemeen gevaar voor goederen” overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat door het aansteken van een deurmat door middel van een aantal brandende kranten in elk geval gemeen gevaar voor goederen voor de zich in de directe nabijheid bevindende voordeur te duchten is. Dat ook verdachte zich hiervan bewust was blijkt uit zijn verklaring ter terechtzitting. Hij verklaart - zakelijk weergegeven - dat (a) hij de brand uit zou hebben gemaakt als het erger was geworden en (b) als dat niet zou lukken hij waarschijnlijk 112 had gebeld. Daarmee bevestigt verdachte dat er sprake was van voorzienbaar en aanmerkelijk gevaar voor de voordeur, de woning en de zich in die woning bevindende goederen.
Met betrekking tot het bestanddeel “levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen” overweegt de rechtbank het volgende. Het betreft, gelet op de aangetroffen schade, een relatief klein brandje op de deurmat, waardoor, blijkens de zich in het dossier bevindende foto , de deurmat wel deels zwart is gekleurd/verkoold maar nauwelijks is vervormd. Ook volgt uit deze foto noch uit de aangifte, dat de aangrenzende voordeur brandschade heeft opgelopen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij en zijn mededader pas zijn weggelopen nadat dit nog maar smeulende vuurtje was uitgetrapt.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er ten gevolge van deze brand, geen sprake van was dat er levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.
Ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van
12 september 2008 en de aangifte van [aangever 3] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Citroën, [kenteken]), immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk met een aansteker een krant in brand gestoken en vervolgens deze brandende krant in voornoemde personenauto gelegd, ten gevolge waarvan die personenauto geheel is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en voor een zich in de omgeving van die personenauto bevindend goed en voor een vlak bij die personenauto staand flatgebouw, te duchten was;
2.
hij op 30 mei 2008 te Oostrum, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Citroën, [kenteken]), immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk met een aansteker een krant in brand gestoken en vervolgens deze brandende krant in voornoemde personenauto gelegd, ten gevolge waarvan die personenauto en een vlak bij die personenauto staande woning en zich vlak bij die personenauto bevindende andere personenauto's geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en voor zich vlak bij die personenauto bevindende andere personenauto's en voor een vlak bij die
personenauto staande bewoonde woning, en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woning bevindende personen te duchten was;
3.
hij op 30 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in een caravan, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk met een aansteker een krant in brand gestoken
en vervolgens die brandende krant in voornoemde caravan gelegd, ten gevolge waarvan de zich in die caravan bevindende goederen en een vlak bij die caravan staande lantaarnpaal geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich in die caravan bevindende goederen en een vlak bij die caravan staande lantaarnpaal te duchten was;
4.
hij op 31 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Renault, [kenteken]), immers hebben verdachte en (zijn mededader toen aldaar opzettelijk met een aansteker een krant in brand gestoken en vervolgens die brandende krant in die personenauto gelegd, ten gevolge waarvan die personenauto en de zich in die personenauto bevindende goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en voor een vlak bij
die personenauto staande erfafscheiding te duchten was;
5.
hij op 31 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Opel, [kenteken]), immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk met een aansteker een krant in brand gestoken en vervolgens die krant in die personenauto gelegd, ten gevolge waarvan die personenauto en de zich in die personenauto bevindende goederen geheel zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
6.
hij in de periode van 31 mei 2008 tot en met 01 juni 2008 in de gemeente Venray
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand te stichten in een personenauto ([kenteken]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een zich direct naast die personenauto bevindende houten schutting, te duchten was,
met dat opzet met zijn mededader met een aansteker een krant in brand heeft gestoken en vervolgens die brandende krant in de laadbak van voornoemde personenauto heeft gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op 07 juni 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Volkswagen, [kenteken]), immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk met een aansteker een krant in brand gestoken en vervolgens die brandende krant in die personenauto gelegd, ten gevolge waarvan die personenauto en de zich in die personenauto bevindende goederen geheel zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
8.
hij op 30 mei 2008 te Oostrum, in elk geval in de gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht bij de voordeur van een woning gelegen aan de [naam], immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk met een aansteker een krant in brand gestoken en vervolgens die brandende krant op een deurmat gelegd, ten gevolge waarvan die deurmat gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en de zich in die woning bevindende goederen te duchten was;
9.
hij op 24 mei 2008 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk Fiat, [kenteken]), immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk met een aansteker een krant in brand gestoken en vervolgens in die personenauto gelegd, ten gevolge waarvan die personenauto en de zich in die personenauto bevindende goederen geheel zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van de feiten 1, 3, 4, 5, 7, 8 en 9:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van feit 6:
medeplegen van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
De misdrijven onder 1, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 zijn strafbaar gesteld bij artikel 47 juncto 157 aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 2 is strafbaar gesteld bij artikel 47 juncto 157 aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 6 is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 47 juncto 157 aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 12 september 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze naar het oordeel van de verdediging te hoog is. De motieven van verdachte en zijn mededader zijn niet duidelijk, maar het onderscheid met andere brandstichters is volgens de verdediging wel dat verdachte - om het gevaar te beperken - bleef opletten of mensen wel op de brand reageerden. Dit maakt de feiten in de optiek van de verdediging minder strafbaar.Verdachte heeft zijn lesje wel geleerd zodat norminprenting door het opleggen van een forse straf niet meer nodig is. Verdachte heeft vlot bekend toen eenmaal duidelijk was dat zijn mededader dat ook had gedaan en er bestaat hoegenaamd geen kans op recidive. Bovendien heeft verdachte uitstekende toekomstperspectieven en een blanco strafblad. De raadsman verwijst bovendien naar het advies van de reclassering om te komen tot een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.Verdachte heeft ondanks de voorlopige hechtenis zijn tentamens kunnen halen, en dient nu zijn masterthesis economie te schrijven om af te kunnen studeren. Daarvoor moet hij onderzoek doen waarvoor verdachte dient te beschikken over een computer en toegang tot een bibliotheek. In het Huis van Bewaring mogen gedetineerden slechts 1 uur per week gebruik maken van een computer en is de bibliotheek niet voldoende geoutilleerd. De masterthesis van verdachte dient aan het einde van het jaar 2009 te zijn afgerond, anders vervallen de behaalde tentamencijfers en staat verdachte met lege handen. Eén en ander is bovendien schadelijk voor de maatschappij; er is immers een grote behoefte aan hoogopgeleiden.De verdediging pleit voor een straf met een onvoorwaardelijk deel van beperkte duur, zodanig dat verdachte in staat wordt gesteld om af te studeren. De straf dient fors lager te zijn dan door de officier van justitie gevorderd.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader in een kort tijdbestek schuldig gemaakt aan een reeks brandstichtingen in met name auto’s. Brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en dient als een zeer ernstig strafbaar feit te worden gekwalificeerd. Naast gevoelens van onrust en onveiligheid bij betrokkenen en omstanders veroorzaakt brandstichting doorgaans grote schade, welke in dit geval ook daadwerkelijk is ontstaan. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte zich ernstig misdragen en is hij volledig voorbijgegaan aan de belangen van anderen. Brandstichtingen als deze brengen bovendien voor de slachtoffers naast een aanzienlijke financiële schade ook de nodige administratieve rompslomp met zich mee.
Ter terechtzitting heeft verdachte inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze. De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter terechtzitting zijn gebleken, alsmede met het Vroeghulp interventierapport d.d. 13 juni 2008 en voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 1 september 2008 betreffende verdachte. Uit deze rapporten komt het beeld naar voren van intelligente jongeman met een blanco strafblad, die op onverklaarbare wijze verschrikkelijk de fout in is gegaan maar die daarnaast zijn studie economie bijna heeft afgerond, geen drugs of alcohol gebruikt en uit een stabiel gezin afkomstig is.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. Teneinde het toekomstperspectief van verdachte niet onevenredig nadelig te beïnvloeden heeft de rechtbank rekening gehouden met de studie van verdachte, in die zin dat het voor hem mogelijk moet zijn om vóór 1 januari 2010 zijn masterthesis te schrijven.
Met het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
11. De vorderingen van de benadeelde partijen
Feit 1
11.1 De vordering van de benadeelde partij 1
[benadeelde 1], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden materiële schade. Anders dan de raadsman van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat de machtiging tot het indienen van een vordering benadeelde partij - zoals deze bij het voegingsformulier is overlegd - ontoereikend zou zijn. Immers duidelijk is dat [benadeelde 1] benadeeld is en dat de directeur de medewerker die de vordering namens [benadeelde 1] heeft ingediend daartoe heeft gemachtigd. Dat het uittreksel uit de Kamer van Koophandel uit 2004 stamt doet daaraan, gelet op de samenhang van deze omstandigheden en de aard van de procedure, niet af.
[benadeelde 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 2.500,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van de post ‘roetschade’ is de rechtbank van oordeel dat deze toewijsbaar is, met dien verstande dat het bedrag exclusief BTW wordt toegewezen nu onduidelijk is of [benadeelde 1] de BTW al dan niet kan verrekenen. De rechtbank zal deze post op een bedrag van € 2.385,30 vaststellen.Ten aanzien van de post ‘schilderen’ is de rechtbank van oordeel dat deze toewijsbaar is, met dien verstande dat het bedrag exclusief BTW wordt toegewezen nu onduidelijk is of [benadeelde 1] de BTW al dan niet kan verrekenen. De rechtbank zal deze post op een bedrag van € 9.098,00 vaststellen.
Ten aanzien van de post ‘bliksemafleider’ stelt de rechtbank vast dat de door [benadeelde 1] overgelegde factuur een andere datum en een ander gebouw betreft dan het gebouw dat in deze zaak beschadigd is geraakt. Kennelijk heeft de benadeelde partij met deze factuur een indicatie van de kosten willen geven die de reparatie van een bliksemafleider met zich meebrengt. De rechter begroot de schade aan de bliksemafleider aan de hand van deze indicatieve factuur op € 410,00.
Nu door [benadeelde 1] is aangegeven dat door de verzekering een bedrag ad € 10.392,39 is vergoed, zal de rechtbank de vordering van [benadeelde 1] toewijzen tot een bedrag van (€ 2.385,30 + € 9.098,00 + € 410 - € 10.392,39 = ) € 1.500,91.
Voor zover de vordering voormeld bedrag van € 1.500,91 overstijgt, is deze vordering in het strafproces niet van eenvoudige aard. In zoverre kan [benadeelde 1] derhalve niet in haar vordering bij de strafrechter worden ontvangen. Zij kan deze restantvordering, desgewenst, bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.500,91 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 30 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 1], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
11.2 De vordering van de benadeelde partij [2]
[benadeelde 2], wonende [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[benadeelde 2] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 1.775,00 en de immateriële schade op een bedrag van € 200,00 gesteld en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat zij de geschatte waarde van de auto ad € 1.500,00 aannemelijk acht op basis van de door de benadeelde partij verstrekte informatie en gelet op het type en de leeftijd van de auto. De rechtbank zal deze post dan ook toewijzen. Met betrekking tot de post ‘autoradio’ acht de rechtbank deze voldoende aannemelijk op basis van de overgelegde factuur en rekening houdend met de afschrijving van de radio. De raadsman heeft betoogd dat de radio niet voor separate vergoeding in aanmerking komt nu deze een bestanddeel van de auto is geworden. De rechtbank overweegt dat de hiervoor geschatte waarde van de auto de zogenaamde ‘kale’ waarde hiervan is. Nu aannemelijk is dat genoemde radio zich in de auto bevond zal de rechtbank de vordering ad € 100,00 terzake de autoradio toewijzen.
Aangezien de vordering met betrekking tot de posten ‘snipperdag’ en ‘auto lenen + benzine’ naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in dat deel van haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aangezien de vordering met betrekking tot de immateriële schade naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.600,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 32 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 2], wonende [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
Feit 2
11.3 De vordering van de benadeelde partij [3]
[benadeelde 3], wonende [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde 3] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 2.250,00 gesteld te vermeerderen met de wettelijke rente en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de door benadeelde opgegeven waarde van de auto uitdrukkelijk is betwist door de raadsman van verdachte die daartoe internetoverzichten heeft overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de waarde van de auto in ieder geval € 950,00 heeft bedragen. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
Voor zover de vordering voormeld bedrag van € 950,00 overstijgt, is deze vordering in het strafproces niet van eenvoudige aard. In zoverre kan [benadeelde 3] derhalve niet in zijn vordering bij de strafrechter worden ontvangen. Hij kan deze restantvordering, desgewenst, bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De posten ‘inboedel/roetschade’, ‘opstalschade’ en ‘eigen risico’ zijn naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet van eenvoudige aard dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding. Derhalve zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in die vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 950,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2008, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 19 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 3], wonende [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
11.4 De vordering van de benadeelde partij [4]
[benadeelde 4], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde 4] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 1.223,17 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat dit betreft de schade welke aan de auto van [benadeelde 4] is ontstaan, welke is onderbouwd door middel van een ‘pro forma factuur’. Anders dan de raadsman heeft betoogd acht de rechtbank deze pro forma factuur inhoudelijk duidelijk. De schade welke is ontstaan aan de auto van [benadeelde 4] is blijkens de foto’s in het dossier voornamelijk aan de linkerzijde van de auto ontstaan en de posten op de factuur zijn consistent met het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] en de zich in het dossier bevindende foto van de schade aan deze auto. Dat het bedrag hoger uitvalt dan ten tijde van de aangifte ingeschat is geen omstandigheid die aan [benadeelde 4] kan worden tegengeworpen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 1.223,17.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.223,17 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 24 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 4], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
11.5 De vordering van de benadeelde partij [5]
[benadeelde 5], wonende [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde 5] voornoemd heeft de materiële schade, op een bedrag van € 3.000,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat vastgesteld kan worden dat het slachtoffer materiële schade van enige omvang heeft geleden. Nu de onderbouwing van de geleden schade onvoldoende inzichtelijk is, zal de schade door de rechtbank worden begroot op een bedrag van € 1.500,00.
Voor zover de vordering voormeld bedrag van € 1.500,00 overstijgt, is deze vordering in het strafproces niet van eenvoudige aard. In zoverre kan de benadeelde partij derhalve niet in zijn vordering bij de strafrechter worden ontvangen. Hij kan deze restantvordering, desgewenst, bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.500,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 30 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 5], wonende [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
Feit 3
11.6 De vordering van de benadeelde partij [6]
[benadeelde 6] wonende [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 3 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde 6] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 1.000,00 gesteld te vermeerderen met de wettelijke rente, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 3 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering betreft een schatting van de waarde van de caravan en de inboedel.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte onvoldoende is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 1.000,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.000,00 te vermeerderen mmet de wettelijke rente vanaf 30 mei 2008 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 6] wonende [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
Feit 4
11.6 De vordering van de benadeelde partij [7]
[benadeelde 7], wonende [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 4 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde 7] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 150,00 gesteld te vermeerderen met de wettelijke rente, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 4 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering betreft het eigen risico van de schadeverzekering van de benadeelde partij.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 150,00 te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 150,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2008 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 3 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 7], wonende [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
Feit 5
11.7 De vordering van de benadeelde partij [8]
[benadeelde 8] wonende [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 5 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde 8] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 3.500,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 5 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat vastgesteld kan worden dat het slachtoffer materiële schade van enige omvang heeft geleden. Nu de benadeelde partij echter de door hem geleden schade onvoldoende heeft onderbouwd, zal de schade door de rechtbank worden begroot op een bedrag van € 1.000,00.
Voor zover de vordering voormeld bedrag van € 1.000,00 overstijgt, is deze vordering in het strafproces niet van eenvoudige aard. In zoverre kan de benadeelde partij derhalve niet in zijn vordering bij de strafrechter worden ontvangen. Hij kan deze restantvordering, desgewenst, bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.000,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 8] wonende [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
Feit 6
11.8 De vordering van de benadeelde partij [9]
[benadeelde 9], wonende [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 6 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde 9] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 250,00 gesteld, zijnde de aanschaf van een nieuwe tweedehands achterbank.
De rechtbank overweegt dat op geen enkele wijze uit het dossier blijkt dat schade is ontstaan aan de achterbank, immers de brand is gesticht in de laadbak en heeft ook daar niet een dusdanige schade aangericht dat hierdoor tevens de achterbank aangetast is. De rechtbank zal de vordering afwijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld.
Feit 8
11.9 De vordering van de benadeelde partij [10]
[benadeelde 10] wonende [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 8 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde 10] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 50,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 8 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat
€ 50,00 te veel is voor een deurmat. Daarmee miskent de raadsman dat dit bedrag een schatting is van de deurmat én de roetschade aan de voordeur én uren schoonmaakwerk. Dit overziende komt een bedrag van € 50,00 de rechtbank alleszins redelijk voor, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 50,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 50,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 1 dag, te betalen ten behoeve van [benadeelde 10] wonende [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
12. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht artikel 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 157.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf 12 maanden, niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering, arrondissement Roermond, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan deze instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
met betrekking tot feit 1:
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 1] , [adres], te betalen een bedrag van € 1.500,91;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij
- al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in haar vordering voor zover de vordering het bedrag van € 1.500,91 overstijgt en bepaalt dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1.500,91 subsidiair 30 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1], gevestigd [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,91 ten behoeve van voornoemde benadeelde partij daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [2];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 2], wonende [adres], te betalen een bedrag van € 1.600,00;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij
- al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
verklaart de benadeelde partij [2] niet-ontvankelijk in haar vordering voor zover de vordering het bedrag van € 1.600,00 overstijgt en bepaalt dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1600,00 subsidiair 32 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 2], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.600 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
met betrekking tot feit 2:
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [3];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij
[benadeelde 3], [adres], te betalen een bedrag van € 950,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 30 mei 2008 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij
- al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
verklaart de benadeelde partij [3] niet-ontvankelijk in haar vordering voor zover de vordering het bedrag van
€ 950,00 overstijgt en bepaalt dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 950,00 subsidiair 19 dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 3], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 950,00 vermeerderd met de hiervoor bedoelde wettelijke rente, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [4];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 4], [adres], te betalen een bedrag van € 1.223,17;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij
- al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1223,17 subsidiair 24 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 4], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.223,17 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [5];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 5], [adres], te betalen een bedrag van € 1.500,00;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij
- al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
verklaart de benadeelde partij [5] niet-ontvankelijk in zijn vordering voor zover de vordering het bedrag van € 1.500,00 overstijgt en bepaalt dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin hij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten
bedrage van € 1.500,00 subsidiair 30 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 5], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de
opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
met betrekking tot feit 3:
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [6];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 6], [adres], te betalen een bedrag van € 1.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 30 mei 2008 tot de dag der algehele voldoening; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij
- al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 6], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00 en de hiervoor bedoelde wettelijke rente, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
met betrekking tot feit 4:
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [7];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 7], [adres], te betalen een bedrag van € 150,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 30 mei 2008 tot de dag der algehele voldoening;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 7], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 150,00 en de hiervoor bedoelde wettelijke rente, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
met betrekking tot feit 5:
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [8];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 8], [adres], te betalen een bedrag van € 1.000,00;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij
- al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
verklaart de benadeelde partij [8] niet-ontvankelijk in zijn vordering voor zover de vordering het bedrag van € 1.000,00 overstijgt en bepaalt dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin hij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 8], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
met betrekking tot feit 6:
wijst af de vordering van de benadeelde partij [9];
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
met betrekking tot feit 8:
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [10];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 10], [adres], te betalen een bedrag van € 50,00;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 50,00 subsidiair 1 dag hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 10], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 50,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, M.J.A.G. van Baal en W.A.H.J. Poppeliers, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schreurs - van de Langemheen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd op 26 september 2008.
Zijnde mr. W.A.H.J. Poppeliers buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.