ECLI:NL:RBROE:2008:BF1831

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84532 / FA RK 08-147
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor erkenning, gezamenlijk gezag en omgangsregeling in familierechtelijke geschil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond op 17 september 2008, is een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige en gezamenlijk gezag door de man ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker van het kind is en dat de erkenning niet in strijd is met de belangen van het kind of de moeder. Echter, de rechtbank oordeelt dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, gezien de problematische communicatie tussen de ouders en de onrust die dit met zich zou brengen. De vrouw is sinds de geboorte van het kind alleen belast met het ouderlijk gezag, en de rechtbank acht het belang van de moeder en het kind om een ongestoorde relatie te behouden zwaarder wegen dan het belang van de man om betrokken te zijn bij de opvoeding.

Daarnaast heeft de rechtbank de man ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot omgang met het kind, ondanks dat hij het kind nog niet heeft erkend. De rechtbank heeft besloten dat er een raadsonderzoek moet plaatsvinden om de omgangsregeling te beoordelen. De rechtbank heeft de raad voor de kinderbescherming verzocht om rapport en advies uit te brengen over de omgangsregeling, en heeft de behandeling van de verzoeken tot kinderbijdrage en proceskosten aangehouden. De beslissing is genomen in het kader van de bescherming van de belangen van het kind, waarbij de rechtbank benadrukt dat rust en veiligheid voor moeder en kind van groot belang zijn.

De rechtbank heeft de verzoeken van de man tot gezamenlijk gezag afgewezen en de verdere procedure rondom de omgangsregeling en kinderbijdrage aangehouden, met de mogelijkheid voor de man om binnen drie weken te reageren op de verzoeken. De uitspraak is gedaan door de kinderrechters P.C.G. Brants, Y.J.C.A. Roeffen en M.M.T. Coenegracht, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 84532 / FA RK 08-147
Beschikking van 17 september 2008
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. A.C.M. van der Meijden;
tegen:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. J. van Haarlem.
Als belanghebbende merkt de rechtbank voorts aan de minderjarige [kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2008].
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het volgende:
- de uitspraak van de rechtbank van 5 maart 2008, waarbij een bijzondere curator is benoemd;
- het op 20 maart 2008 binnengekomen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek;
- de namens de man binnengekomen brief, met productie, van 7 april 2008;
- het op 26 mei 2008 binnengekomen verslag van de bijzondere curator;
- de namens de vrouw binnengekomen brief, met producties, van 15 augustus 2008;
- het namens de man binnengekomen telefaxbericht van 20 augustus 2008;
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2008 en bij welke behandeling zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door mr. Van der Meijden voornoemd;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Van Haarlem voornoemd;
- de bijzondere curator, mr. Janssen-Dekkers.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. De vervangende toestemming voor de erkenning.
Voor vervangende toestemming van erkenning door de rechtbank is ingevolge artikel 1:204 lid 3 BW nodig:
dat de man de verwekker van het kind is;
dat de erkenning de belangen van het kind niet zou schaden;
dat de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind niet zou schaden.
2.2. Indien aan deze voorwaarden is voldaan, dient naar het oordeel van de rechtbank de verzochte vervangende toestemming te worden verleend.
2.3. De vrouw is op [geboortedatum 2008] bevallen van [kind]. Vaststaat dat de man de verwekker van het kind is, waarmee aan de eerste voorwaarde is voldaan.
2.4. Gelet op de aan artikel 1:204 lid 3 BW ten grondslag liggende parlementaire geschiedenis heeft de wetgever bij deze wettelijke regeling het belang van de verwekker bij het tot stand komen van familierechtelijke betrekkingen met het kind als uitgangspunt genomen, zij het dat dit belang moet wijken indien door erkenning de belangen van het kind of de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind zouden worden geschaad.
2.5. Naar het oordeel van de rechtbank kan er slechts sprake zijn van schade aan de belangen van het kind als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 BW indien er tengevolge van de erkenning door de man voor het kind reële risico's zijn dat het wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank in deze niet aannemelijk gemaakt.
2.6. Evenmin is genoegzaam gebleken dat de vrouw als gevolg van de erkenning in een zodanige psychische noodtoestand zal komen te verkeren, dat een ongestoorde verhouding met het kind daardoor zal worden geschaad.
2.7. Gelet hierop en in weerwil van het advies van de bijzondere curator, is de rechtbank van oordeel, dat de verzochte toestemming dient te worden verleend.
2.8. Het gezag
Ondanks het feit dat de man pas als juridisch vader kan worden bestempeld als daarvan een akte is opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand zal de rechtbank vooruitlopend daarop het verzoek van de man tot het gezamenlijk belasten van hem en de moeder met het ouderlijk gezag over het kind, om proceseconomische redenen, nu al beoordelen.
2.9. De rechtbank overweegt allereerst dat de man ontvankelijk kan worden verklaard in zijn verzoek dat er toe strekt hem mede te belasten met het ouderlijk gezag over het kind. Immers in overeenstemming met artikel 6 lid 1 van het EVRM moet artikel 1:253c lid 1 BW aldus worden uitgelegd dat een vader die een kind heeft erkend, niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook om toekenning van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken.
2.10. Ten aanzien van het verzoek van de man tot het gezamenlijk belasten van hem en
de moeder met het ouderlijk gezag over het kind oordeelt de rechtbank ten materiële als volgt. De man beoogt met zijn verzoek een verandering tot stand te brengen in de van meet af aan bestaande gezagsverhouding rond het kind.
De rechtbank dient op de voet van artikel 1:253c lid 2 BW te beoordelen of gezamenlijk gezag van de vader en de moeder in het belang van het kind is. De mogelijke voordelen en kansen die ontstaan bij gezamenlijk gezag dienen te worden afgewogen tegen de mogelijke nadelen bij verandering van het ouderlijk gezag en een daarmede verbandhoudende wijziging van de verzorgingssituatie.
Vast staat dat de vrouw op grond van artikel 1:253b lid 1 BW sinds de geboorte van het kind van rechtswege alleen is belast met het ouderlijk gezag over het kind.
2.11. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat er na een relatief kortstondige relatie - en na aanvankelijke inwoning bij de ouders van de man en nadien vier maanden zelfstandig - er grote strijd is ontstaan tussen de vrouw enerzijds en de man en zijn ouders anderzijds. Tijdens de zwangerschap waren er grote spanningen. Ruim vóór de bevalling vond er een definitieve relatiebreuk plaats. De communicatie verloopt nadien zeer problematisch. De vrouw is bang voor de man en zijn familie en zij is zeer kwetsbaar. Ook het kind is gelet op zijn jonge leeftijd en zijn allergie zeer kwetsbaar. Rust en veiligheid zijn van groot belang voor moeder en kind.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval is gebleken dat gezamenlijk gezag met de man dermate veel onrust met zich zou brengen dat een dergelijke situatie niet in het belang van het kind moet worden geacht. De rechtbank verwacht ook niet dat binnen afzienbare tijd zodanige verbetering zal optreden in de communicatie tussen partijen dat deze een verandering in de bestaande gezagsverhouding zou rechtvaardigen. Het belang van de man om te participeren in opvoedkundige en andere belangrijke beslissingen ten aanzien van het kind acht de rechtbank onder deze omstandigheden ondergeschikt aan het belang van het kind en de moeder op een ongestoorde relatie met elkaar.
2.12. De omgang
De rechtbank merkt op voorhand op de man ontvankelijk te achten in zijn verzoek tot omgang met het kind, ook al is kind op dit moment nog niet door hem erkend, en wel om de volgende redenen.
2.13. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van family life in de zin van artikel 8 van het EVRM. Partijen hebben een affectieve relatie gehad van, volgens de man, twee jaar en volgens de vrouw, een jaar. Zij hebben samengewoond, eerst bij de ouders van de man, en daarna gedurende vier maanden in een door hen samen gekochte woning in [woonplaats]. De vrouw is rond mei 2007 zwanger geraakt van [kind]. [kind] is het kind van de man en partijen hadden naar mag worden aangenomen aanvankelijk de bedoeling om het kind samen op te voeden. De relatie is echter nog voor de geboorte van [kind] beëindigd.
2.14 De rechtbank wenst ter zake het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling nader te worden geïnformeerd en zal de raad voor de kinderbescherming verzoeken rapport en advies uit te brengen. Beide partijen stemmen daarmee in. De behandeling en de beslissing over dat verzoek zal dan ook worden aangehouden zoals hierna is bepaald.
2.15. De kinderbijdrage.
De man kan zich nog uitlaten over de verzochte bijdrage zoals hierna is bepaald. De behandeling en de beslissing over dat verzoek zal de rechtbank dan ook eveneens aanhouden evenals de beslissing over de proceskosten.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. verleent aan de man toestemming tot erkenning van de minderjarige
[kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2008];
3.2. wijst af het verzoek van de man hem mede met het ouderlijk gezag te belasten;
3.3. verzoekt de raad voor de kinderbescherming te Roermond uiterlijk op 19 november 2008 rapport en advies uit te brengen over de omgangsregeling, waarna de rechtbank partijen zal informeren over de verdere voortgang van de procedure;
3.4. stelt vader in de gelegenheid uiterlijk binnen drie weken na heden te reageren op het verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage, waarna de rechtbank partijen zal informeren over de verdere behandeling van dit verzoek;
3.5. houdt iedere verdere beslissing over de omgangsregeling de kinderbijdrage en de proceskosten aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.C.G. Brants, mr. Y.J.C.A. Roeffen en mr. M.M.T. Coenegracht, allen kinderrechter, en ter openbare civiele terechtzitting van 17 september 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
tn
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.