Parketnummer : 04/851165-07
Uitspraak d.d. : 15 september 2008
VONNIS
van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum en -plaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 3 oktober 2007 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) hun/zijn penis en/of tong in de mond van [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) de gsm en de fietssleutel van genoemde [slachtoffer] had(den) afgenomen, in elk geval in zijn/hun bezit had(den) en tegen genoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij haar GSM en/of fietssleutel pas terug zou krijgen indien zij hem verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zou pijpen en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan en/of
genoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgehouden;
(art. 242 van het Wetboek van Strafrecht);
Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 3 oktober 2007 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] geboren op 13 januari 1995, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft/hebben gepleegd die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zijn/hun penis en/of tong in de mond van [slachtoffer] heeft/hebben gebracht;
(art. 245 van het Wetboek van Strafrecht);
Althans indien terzake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2007 tot en met 03 oktober 2007 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het ontuchtig kussen en/of betasten van de borsten en/of de billen, in elk geval van het lichaam van genoemde [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) genoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of bovenop genoemde [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of de gsm en/of de fietssleutel van genoemde [slachtoffer] had(den) afgenomen, in elk geval in zijn/hun bezit had(den) en tegen genoemde [slachtoffer] gezegd had(den) dat zij haar GSM en/of fietssleutel pas terug zou krijgen indien zij hem verdachte en/of zijn mededader(s) zou pijpen en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
(art. 246 van het Wetboek van Strafrecht);
Althans indien terzake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2007 tot en met 03 oktober 2007 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen met [slachtoffer], geboren op 13 januari 1995, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het door hem verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) ontuchtig kussen en/of betasten van de borsten en/of de billen,in elk geval van het lichaam van genoemde [slachtoffer];
(art. 247 van het Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 1 september 2008 gevorderd dat
het onder primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De officier van justitie acht medeplegen van verkrachting bewezen nu er sprake was van een stilzwijgende samenwerking. Verdachte heeft zich niet onttrokken, is er bij gebleven en is medeverantwoordelijk.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde, nu verdachte geen significante bijdrage geleverd heeft aan een van de in de ten laste gelegde opgesomde handelingen.
7.2 Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank
. Op grond van de verklaringen van:
a. [slachtoffer] aan de politie in haar aangifte d.d. 15 oktober 200, 25 oktober 2007 en 19 november 2007, proces-verbaal PL2379/07-128799, pagina’s 55 t/m 58 en 60 t/m 62 en 65;
b. verdachte aan politie in een verhoor d.d. 12 december 2007, in voormeld proces-verbaal, pagina’s 94a, 94b en 94c;
c. verdachte ter zitting van 1 september 2008;
d. [vriendin] aan de politie d.d. 15 oktober 2007, voormeld proces-verbaal pagina’s 70 en 71;
e. [getuige] aan de politie d.d. 12 november 2007, voormeld proces-verbaal pagina’s 74 en 75,
f. [verdachte 2] aan de politie d.d. 24 oktober 2007 en 19 november 2007, voormeld proces-verbaal pagina’s 77, 79, 80, 81 en 88 en 89;
g. [verdachte 4] aan de politie d.d. 14 november 2007, voormeld proces-verbaal pagina 96;
h. [verdachte 1] aan de politie d.d. 8 november 2007, voormeld proces-verbaal pagina’s 99 en 100;
in onderling verband bezien, stelt de rechtbank de volgende feitelijke toedracht vast.
Op school heeft [verdachte 2] tegen [slachtoffer] opmerkingen gemaakt dat zij hem moest komen pijpen bij een oude overweg van het spoor. Na school gaat [slachtoffer] met haar vriendin [vriendin] mee naar huis. Nadat zij hun tassen in de woning van [vriendin] hebben gezet gaan [slachtoffer] en [vriendin] rondfietsen. Zij komen dan [verdachte 2] en [verdachte 3] tegen. [verdachte 2] zegt weer tegen [slachtoffer] dat zij hem moet komen pijpen. [vriendin] zegt tegen [slachtoffer] dat zij dit niet moet doen. [slachtoffer] en [vriendin] fietsen met [verdachte 2] en [verdachte 3] naar de spoorwegovergang. [slachtoffer] loopt met [verdachte 2] en [verdachte 3] mee een heuvel op, [vriendin] blijft beneden. Op enig moment voegen ook [verdachte 4], [verdachte 1] en [getuige] zich bij de groep. Een van de jongens heeft de fiets van [slachtoffer] afgesloten en het fietssleuteltje bij zich gestoken. [vriendin] en de andere jongens lopen ook naar boven. [verdachte 1] pakt dan de gsm uit de jaszak van [slachtoffer]. [slachtoffer] wordt door [verdachte 4], [verdachte 3] en [verdachte 2] betast aan haar borsten, buik, billen en benen. [verdachte 4] kust haar op de mond. [slachtoffer] zegt dat [verdachte 4] probeert zijn tong in haar mond te doen, [slachtoffer] zegt dat dit niet gelukt is. [slachtoffer] zegt een paar keer “hou op”, zij vraagt herhaaldelijk om haar sleutel en gsm terug te geven. [verdachte 2] zegt tegen [slachtoffer] dat zij hen allemaal moet pijpen als zij haar spullen terug wil. [slachtoffer] zegt dat zij alleen [verdachte 2] en nog een andere jongen zal pijpen als zij haar spullen terug krijgt. [slachtoffer] krijgt van [verdachte 2] haar gsm terug en ook haar fietssleutel wordt teruggegeven. Vervolgens loopt [slachtoffer] met [verdachte 2] en [verdachte 3] naar beneden naar de bosjes. De anderen lopen ook mee om te kijken wat er gaat gebeuren. [vriendin] en [getuige] zeggen tegen [slachtoffer] dat zij het niet hoeft te doen. [verdachte 2] zegt dat hij de spullen weer zal afpakken als [slachtoffer] hem niet pijpt. [slachtoffer] neemt vervolgens de penis van [verdachte 2] in haar mond en trekt tegelijkertijd [verdachte 3], die naast [verdachte 2] staat, af. Vervolgens gaat [slachtoffer] met [vriendin] mee naar huis.
7.2.1.Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub primair is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt vast dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen een toen 12-jarige meisje en jongens in de leeftijd tussen 12 en 14 jaar.
Voor het aannemen van dwang in de zin van artikel 242 Sr is in ieder geval vereist dat de handelingen van de verdachte van een zodanige ernst zijn dat het slachtoffer zich (vrijwel) niet aan die handelingen kon onttrekken.
De rechtbank is niet tot de overtuiging gekomen dat de handelingen, te weten:
- het afnemen van de gsm en de fietssleutel van [slachtoffer];
- het tegen [slachtoffer] zeggen dat zij haar gsm en fietssleutel pas terug zal krijgen indien zij verdachte en/of een van zijn mededader(s) zou pijpen;
- het vasthouden van [slachtoffer];
voor [slachtoffer] zodanig bedreigend zijn geweest, dat zij zich daardoor gedwongen heeft gevoeld tot het ondergaan van seksuele handelingen als ten laste gelegd. De rechtbank stelt vast dat er sprake was van een sfeer waarin [vriendin], de vriendin van het slachtoffer, meerdere keren kon zeggen: “doe het niet” en “kom, we gaan”. Er zijn meerdere momenten geweest waarop [slachtoffer] weg had kunnen gaan. Nadat [slachtoffer] door andere jongens uit de groep was betast heeft [slachtoffer] haar gsm en fietssleutel terug gekregen. Zij had toen weg kunnen gaan. [slachtoffer] is echter met de verdachte en medeverdachte [verdachte 2] meegelopen naar de bosjes waar het pijpen zich heeft afgespeeld, omdat - zoals [slachtoffer] aangeeft – zij bang was dat haar spullen weer afgepakt zouden worden. De rechtbank is van oordeel dat enkel de vrees van [slachtoffer] voor het opnieuw afnemen van haar spullen onvoldoende is om dwang in de zin van art. 242 Sr aan te nemen.
7.2.2. Bewezenverklaring
Dit neemt niet weg dat de gedraging van verdachte en medeverdachte seksueel overschrijdend zijn geweest en zeker niet vallen onder wat sociaal-ethisch aanvaardbaar is. Meisjes in de leeftijdscategorie van twaalf jaar zijn zeer kwetsbaar en dienen beschermd te worden tegen gedragingen die een inbreuk maken op hun lichamelijke en psychische integriteit. Daarenboven heeft de rechtbank de indruk dat [slachtoffer] door haar Chinese achtergrond en de wijze waarop binnen deze cultuur naar seksualiteit wordt gekeken in een extra kwetsbare positie heeft verkeerd. Een positie waarvan verdachte misbruik heeft gemaakt. De rechtbank acht bewezen dat het ondergaan van die seksuele handelingen een ontuchtig karakter had.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het in de mond brengen van de tong nu het slachtoffer zelf heeft verklaard dat [verdachte 4] dit wel heeft geprobeerd, maar dat dit niet is gelukt . Ook [verdachte 4] , [getuige] en [verdachte 1] verklaren enkel dat [verdachte 4] [slachtoffer] op de mond heeft gekust.
Op grond van de onder voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 september 2007 tot en met 3 oktober 2007 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander met [slachtoffer] geboren op 13 januari 1995, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende zijn mededader zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.1. Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
Ten aanzien van subsidiair:
medeplegen van met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 245 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 1 september 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van primair zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de tijd van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt deelname aan een behandeling bij CLASS, alsmede een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf gepleit om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, slechts een geheel voorwaardelijk straf op te leggen. De raadsman acht begeleiding door de jeugdreclassering of een behandeling bij CLASS niet aan de orde nu er geen sprake is van onderliggende problematiek en/of een stoornis bij verdachte.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf acht de rechtbank het volgende van belang
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van ontuchtige handelingen jegens een 12-jarig meisje.
De rechtbank acht dit feit zeer ernstig en rekent het verdachte zwaar aan. De rechtbank rekent het verdachte met name aan dat hij zijn aandeel en verantwoordelijkheid niet lijkt te erkennen nu verdachte stelt dat het slachtoffer dit zelf wilde omdat zij er bij lachte.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van kunnen ondervinden, te meer nu het een meisje betreft van twaalf jaar oud die nog aan het begin van haar seksuele ontwikkeling staat. Verdachte moet dat ondanks zijn eigen jeugdige leeftijd hebben kunnen weten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zodoende grove inbreuk heeft gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van [slachtoffer].
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportages en de informatie ter zitting van de jeugdreclassering, waaruit blijkt dat op een aantal gebieden geen zorgen over verdachte zijn te constateren.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, dat hij het slachtoffer een excuusbrief heeft geschreven en bereid is mee te doen aan een slachtoffer-dadergesprek.
Gezien het vorenstaande en gelet op de ernst van het door verdachte gepleegde feit en mede met het oog op een juiste normhandhaving, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke vrijheidsstraf van een duur zoals hierna in de beslissing is vermeld een passende bestraffing vormt. De rechtbank zal hieraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt deelnemen aan de behandeling bij CLASS.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een leerstraf, de cursus slachtoffer in beeld, dient te volgen. De rechtbank is van oordeel dat een leerstraf, gelet op het feit dat verdachte weinig empatisch vermogen vertoont, meer passend is dan een werkstraf. De rechtbank stelt de leerstraf op 30 uren en zal bevelen dat voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen.
10.4 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer], wonende te [adres] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder subsidiair ten laste gelegde feit geleden immateriële schade.
[slachtoffer] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 1300,-- bij wijze van voorschot gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
Aangezien de vordering naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z,
77aa, 77gg, 245.
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een leerstraf voor de duur van 30 uren, bestaande uit de cursus slachtoffer in beeld;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de leerstraf uiterlijk 6 maanden nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de tijd van 2 maanden;
beveelt dat deze jeugddetentie niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg in Limburg te Roermond, afdeling Jeugdreclassering, - ook als dat inhoudt deelnemen aan een
behandeling bij CLASS - met opdracht aan die instelling overeenkomstig artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], niet ontvankelijk;
bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die verdachte heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. P.C.G. Brants, J.J.M. Wassenberg en M.M.T. Coenegracht, kinderrechters, van wie mr. J.J.M. Wassenberg voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.A.C. Tolkamp-Gazenbeek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 september 2008.