ECLI:NL:RBROE:2008:BF0591

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
15 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/851166-07
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende ontucht en verkrachting van minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond op 15 september 2008, stond de verdachte terecht voor meerdere aanklachten van ontucht en verkrachting van een minderjarige, geboren op 13 januari 1995. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het dwingen tot ontuchtige handelingen door middel van geweld en bedreiging. De feiten zouden zich hebben afgespeeld in de periode van 1 september 2007 tot en met 3 oktober 2007 in de gemeente Roermond.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de medeverdachten zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer verklaarde dat zij door de verdachte en anderen was betast en gekust, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van medeplegen van verkrachting. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was van eerdere gesprekken tussen het slachtoffer en andere verdachten, en dat er geen sprake was van een bewuste samenwerking bij de seksuele handelingen.

De rechtbank oordeelde dat de handelingen die het slachtoffer had ondergaan niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd, omdat niet was gebleken dat het slachtoffer deze handelingen als zodanig had ervaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij de hem ten laste gelegde feiten had gepleegd. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de noodzaak om de verklaringen van slachtoffers en getuigen in hun context te plaatsen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/851166-07
Uitspraak d.d. : 15 september 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum en -plaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 3 oktober 2007 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) hun/zijn penis en/of tong in de mond van [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) de gsm en de fietssleutel van genoemde [slachtoffer] had(den) afgenomen, in elk geval in zijn/hun bezit had(den) en tegen genoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij haar GSM en/of fietssleutel pas terug zou krijgen indien zij hem verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zou pijpen en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan en/of
genoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgehouden;
(art. 242 van het Wetboek van Strafrecht);
Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 3 oktober 2007 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] geboren op 13 januari 1995, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft/hebben gepleegd die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zijn/hun penis en/of tong in de mond van [slachtoffer] heeft/hebben gebracht;
(art. 245 van het Wetboek van Strafrecht);
Althans indien terzake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2007 tot en met 03 oktober 2007 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het ontuchtig kussen en/of betasten van de borsten en/of de billen, in elk geval van het lichaam van genoemde [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) genoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of bovenop genoemde [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of de gsm en/of de fietssleutel van genoemde [slachtoffer] had(den) afgenomen, in elk geval in zijn/hun bezit had(den) en tegen genoemde [slachtoffer] gezegd had(den) dat zij haar GSM en/of fietssleutel pas terug zou krijgen indien zij hem verdachte en/of zijn mededader(s) zou pijpen en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
(art. 246 van het Wetboek van Strafrecht);
Althans indien terzake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2007 tot en met 03 oktober 2007 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen met [slachtoffer], geboren op 13 januari 1995, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het door hem verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) ontuchtig kussen en/of betasten van de borsten en/of de billen,in elk geval van het lichaam van genoemde [slachtoffer];
(art. 247 van het Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 1 september 2008 gevorderd dat
het onder primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De officier van justitie acht medeplegen van verkrachting bewezen. Zij stelt dat er een bedreigende situatie voor [slachtoffer] is ontstaan doordat de gsm en fietssleutel van [slachtoffer] waren afgepakt en er werd gezegd dat zij deze pas terug kreeg als zij seksuele handelingen zou verrichten. Door deze feitelijkheden werd [slachtoffer] gedwongen de penis en tong in haar mond te nemen.
Er was sprake van een stilzwijgende samenwerking bij alle vier de verdachten, waarbij alle vier de verdachten hebben deelgenomen aan een of meer handelingen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu niet is voldaan aan het vereiste “tezamen en in vereniging plegen” van de seksuele handelingen. Verdachte was niet op de hoogte van de eerdere gesprekken tussen [slachtoffer] en [verdachte 2] op school en later op de dag met betrekking tot het pijpen, toen ze elkaar troffen in de buurt van de spoorwegovergang. Verdachte voegde zich bij de groep en er ontstond, zoals verdachte het stelt, een stoeipartij tussen hem en [slachtoffer], waarbij verdachte in de veronderstelling was dat hij nog ‘verkering’ had met [slachtoffer]. Verdachte had hier geen seksuele bedoeling mee. Verdachte heeft geen aandeel gehad in wat vervolgens is gebeurd tussen [slachtoffer] en [verdachte 2] en [verdachte 3].
7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen in het proces-verbaal in onderling verband bezien de volgende feitelijk toedracht vast.
Op school heeft [verdachte 2] tegen [slachtoffer] opmerkingen gemaakt dat zij hem moest komen pijpen bij een oude overweg van het spoor. Na school gaat [slachtoffer] met haar vriendin [vriendin] mee naar huis. Nadat zij hun tassen in de woning van [vriendin] hebben gezet gaan [slachtoffer] en [vriendin] rondfietsen. Zij komen dan [verdachte 2] en [verdachte 3] tegen. [verdachte 2] zegt weer tegen [slachtoffer] dat zij hem moet komen pijpen. [vriendin] zegt tegen [slachtoffer] dat zij dit niet moet doen. [slachtoffer] en [vriendin] fietsen met [verdachte 2] en [verdachte 3] naar de spoorwegovergang. [slachtoffer] loopt met [verdachte 2] en [verdachte 3] mee een heuvel op, [vriendin] blijft beneden. Op enig moment voegen ook verdachte, [verdachte 1] en [getuige] zich bij de groep. Een van de jongens heeft de fiets van [slachtoffer] afgesloten en het fietssleuteltje bij zich gestoken. [vriendin] en de andere jongens lopen ook naar boven. [verdachte 1] pakt dan de gsm uit de jaszak van [slachtoffer]. [slachtoffer] wordt door [verdachte 4], [verdachte 3] en [verdachte 2] betast aan haar borsten, buik, billen en benen. [verdachte 4] kust haar op de mond. [slachtoffer] zegt dat [verdachte 4] probeert zijn tong in haar mond te doen, [slachtoffer] zegt dat dit niet gelukt is. [slachtoffer] zegt een paar keer “hou op”, zij vraagt herhaaldelijk om haar sleutel en gsm terug te geven. [verdachte 2] zegt tegen [slachtoffer] dat zij hen allemaal moet pijpen als zij haar spullen terug wil. [slachtoffer] zegt dat zij alleen [verdachte 2] en nog een andere jongen zal pijpen als zij haar spullen terug krijgt. [slachtoffer] krijgt van [verdachte 2] haar gsm terug en ook haar fietssleutel wordt teruggegeven. Vervolgens loopt [slachtoffer] met [verdachte 2] en [verdachte 3] naar beneden naar de bosjes. De anderen lopen ook mee om te kijken wat er gaat gebeuren. [vriendin] en [getuige] zeggen tegen [slachtoffer] dat zij het niet hoeft te doen. [verdachte 2] zegt dat hij de spullen weer zal afpakken als [slachtoffer] hem niet pijpt. [slachtoffer] neemt vervolgens de penis van [verdachte 2] in haar mond en trekt tegelijkertijd [verdachte 3], die naast [verdachte 2] staat, af. Vervolgens gaat [slachtoffer] met [vriendin] mee naar huis.
Allereerst merkt de rechtbank op dat er sprake is geweest van twee op elkaar volgende gebeurtenissen.
In de eerste plaats is er sprake geweest van het betasten en kussen van [slachtoffer]. Dit speelde zich af boven op de heuvel. Vervolgens is er sprake van het feitencomplex in de bosjes waarbij [slachtoffer] [verdachte 2] heeft gepijpt.
De rechtbank acht het onder primair en subsidiair ten laste gelegde onderdeel “het in de mond brengen van de tong” niet wettig en overtuigend bewezen nu het slachtoffer zelf heeft verklaard dat verdachte dit wel heeft geprobeerd, maar dat dit niet is gelukt . Ook verdachte , [getuige] en [verdachte 1] verklaren enkel dat verdachte [slachtoffer] op de mond heeft gekust.
De rechtbank is van oordeel dat er met betrekking tot de feiten die doelen op het binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, geen sprake is van medeplegen nu er geen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de mededaders met als doel [slachtoffer] [verdachte 2] of een ander te laten pijpen.
Van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het meer subsidiair ten laste gelegde merkt de rechtbank op de daar vermelde feitelijkheden, het afnemen en het in het bezit houden van de fietsensleutel en de GSM, betrekking hebben op het pijpen in de bosjes en niet op de daaraan voorafgaande gebeurtenissen op de heuvel namelijk het kussen en betasten van [slachtoffer].
Verder overweegt de rechtbank met betrekking tot het meer en meest subsidiair ten laste gelegde dat de vraag aan de orde is of in casu gesproken kan worden van ontuchtige handelingen. Daarbij hoeft het geen betoog dat het kussen en het betasten van billen en borsten een ontuchtig karakter kunnen hebben. Daarvoor is in de eerste plaats de vraag aan de orde hoe degene die deze handelingen ondergaat dit ervaart. Uit de verklaring van [slachtoffer] komt naar voren dat zij aangifte wil doen van het feit dat zij door [verdachte 2] seksueel is misbruikt. In een aanvullend verhoor verklaart [slachtoffer] naar aanleiding van de vragen van de verbalisant dat zij is vastgepakt en gekust door verdachte , zij weet echter niet waar verdachte haar heeft aangeraakt . Hoe [slachtoffer] deze handelingen heeft ervaren blijkt niet uit haar verklaringen. Nu niet uit de verklaringen Van [slachtoffer] blijkt dat ze het kussen en betasten als ontuchtig heeft ervaren en dit ontuchtig karakter evenmin onomstotelijk blijkt uit de verklaringen van getuigen en/of medeverdachten, acht de rechtbank ook het meer en meest subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub primair, sub subsidiair, sub meer subsidiair en sub meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vonnis gewezen door mrs. P.C.G. Brants, J.J.M. Wassenberg en M.M.T. Coenegracht, kinderrechters, van wie mr. J.J.M. Wassenberg voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.A.C. Tolkamp-Gazenbeek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 september 2008.