10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 19 augustus 2008 met betrekking tot de op te leggen straf en bijkomende straffen gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering.
Voorts heeft zij gevorderd dat verdachte voor feit 1 drie jaar, voor feit 2 een jaar en voor feit 3 een jaar de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt ontzegd.
Zij heeft voorts gepersisteerd bij de vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 04/857136-07, inhoudende dat de deels voorwaardelijk opgelegde geldboete en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zullen worden tenuitvoergelegd.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf gesteld dat de rechtbank verdachte de kans heeft gegeven zijn leven weer op de rails te zetten door de voorlopige hechtenis te schorsen, welke beslissing door het gerechtshof is bevestigd.
Indien de rechtbank de eis van officier van justitie volgt betekent dat dat verdachte weer helemaal terug bij af is.
Voorgesteld wordt verdachte te veroordelen tot een werkstraf van de maximale duur en voorts tot een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, gecombineerd met een ontzegging van de rijbevoegdheid.
Tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen in de zaak met parketnummer 04/857136-07 heeft geen toegevoegde waarde. Voorgesteld wordt de proeftijd met een jaar te verlengen.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging enerzijds rekening met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving.
In de onderhavige zaak heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door met zijn auto met aanmerkelijke snelheid in te rijden op een politieagente in opleiding, die belast was met een verkeerscontrole.
Dit feit heeft verdachte gepleegd terwijl hij zijn auto bestuurde onder invloed van drank en terwijl de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst.
De impact die de handelwijze van verdachte op het slachtoffer heeft gehad, acht de rechtbank groot. In haar aangifte geeft de politieagente aan dat zij ten tijde van het gebeuren bang en helemaal van de kaart was.
Verdachte heeft met zijn auto het slachtoffer met onverminderde snelheid genaderd terwijl hij tijdig een duidelijk en correct stopteken kreeg.
Dit gedrag van verdachte is volstrekt onacceptabel. Door zo te handelen heeft verdachte het leven van de agente, die gewoon haar werk deed, op het spel gezet en heeft hij haar momenten van angst bezorgd. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk delict nog langdurig gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Het slachtoffer moest van de weg rennen teneinde een aanrijding te voorkomen. Dat het niet tot een aanrijding is gekomen, is niet aan verdachte te danken.
Uit het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat verdachte
een keer in het verre verleden is veroordeeld ter zake van lokaalvredebreuk, maar dat zijn omvangrijk strafblad verder geen geweldsdelicten telt.
De rechtbank acht het gedrag van verdachte zeer laakbaar en is van oordeel dat bij dit feit in beginsel een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf past. Verdachte heeft evenwel inzicht in de onjuistheid van zijn handelwijze getoond en diepe spijt betuigd en heeft voorts verklaard dat alcohol voor de rest van zijn leven taboe voor hem is.
Bovenal hecht de rechtbank, ter ondersteuning van verdachtes verklaring, veel waarde aan het feit dat verdachte zich inmiddels voor behandeling heeft gemeld bij de verslavingskliniek Paschalis. Deze behandeling zal starten op 24 augustus 2008.
De rechtbank ziet in al deze omstandigheden en de persoon van verdachte, alsmede gelet op het advies van de reclassering, aanleiding van de eis van de officier van justitie af te wijken voor wat betreft de gevorderde hoofdstraf. Zij is van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 240 en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Om de ernst van de feiten te benadrukken en om verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank daarnaast opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur en voorts bepalen dat verdachte zich dient te laten begeleiden door de reclassering.
De rechtbank acht het passend en geboden de door de officier van justitie geëiste ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 45, 57, 91, 287;
Wegenverkeerswet 1994 art. 8, 9, 176, 179, 179a.
12. De vordering tot tenuitvoerlegging
De rechtbank is van oordeel dat nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een aan de
verdachte bij een vroegere veroordeling opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 04/857136-07 beslist dient te worden zoals hierna is vermeld.