ECLI:NL:RBROE:2008:BE9453

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
27 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84778 / FA RK 08-232 en 84781 / FA RK 08-233
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek biologische vader tot vernietiging erkenning en omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 27 augustus 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een biologische vader, de vrouw en haar echtgenoot over de erkenning van hun minderjarige kind. De biologische vader verzocht de rechtbank om de erkenning van het kind door de echtgenoot te vernietigen en om vervangende toestemming voor zijn eigen erkenning. De rechtbank overweegt dat de man, als verwekker, niet tot de personen behoort die op grond van artikel 1:205 BW de erkenning kunnen verzoeken. De rechtbank stelt vast dat de vrouw toestemming heeft gegeven voor de erkenning door de echtgenoot zonder het oogmerk om de belangen van de man te schaden. De rechtbank wijst het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning af, omdat er geen misbruik van bevoegdheid is aangetoond. De rechtbank concludeert dat de vrouw en de echtgenoot in het belang van het kind hebben gehandeld, en dat de man zijn rechten niet heeft uitgeoefend op het moment dat hij daartoe in staat was.

Daarnaast heeft de man verzocht om een omgangsregeling met het kind. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van 'family life' tussen de man en het kind, maar dat er een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming noodzakelijk is om de belastbaarheid van het kind te beoordelen voordat een beslissing over de omgangsregeling kan worden genomen. De rechtbank houdt de beslissing over de omgangsregeling aan en verzoekt de raad om uiterlijk op 26 november 2008 rapport en advies uit te brengen. De uitspraak benadrukt het belang van de stabiliteit en continuïteit in het leven van het kind, en de rol van de huidige echtgenoot als vaderfiguur.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 84778 / FA RK 08-232 en 84781 / FA RK 08-233
Beschikking van 27 augustus 2008
in de zaken van:
[de man],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de man,
procureur: mr. S. Smeets;
tegen:
[de vrouw] en [de echtgenoot],
beiden wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vrouw en [de echtgenoot],
procureur: mr. S.G.E. van Dooren.
Als belanghebbende merkt de rechtbank voorts aan de minderjare [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
1. Het verdere verloop van de procedure in de zaak met nummer 84778 / FA RK 08-232
1.1. Dit blijkt uit het volgende:
- de uitspraak van de rechtbank van 9 april 2008, waarbij een bijzondere curator is benoemd;
- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 22 april 2008;
- het op 21 mei 2008 binnengekomen verslag van de bijzondere curator;
- de namens de vrouw en [de echtgenoot] binnengekomen brief, met productie, van 12 juni 2008.
2. Het verloop van de procedure in de zaak met nummer 84781 / FA RK 08-233
2.1. Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 21 februari 2008;
- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 22 april 2008;
- het aanvullend verzoek, binnengekomen bij de rechtbank op 23 juni 2008;
- de mondelinge behandeling in beide zaken, welke heeft plaatsgevonden op 26 juni 2008 en bij welke behandeling zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door mr. S. Smeets;
- de vrouw en [de echtgenoot], bijgestaan door mr. S.G.E. van Dooren;
- de bijzondere curator, mr. P.G.M. Martens;
- twee vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming.
3. De vaststaande feiten
In beide zaken
3.1. Op basis van de gedingstukken kan het volgende worden vastgesteld.
3.2. Partijen hebben van 2000 tot 2005 een affectieve relatie gehad, waaruit op [geboortedatum] [de minderjarige] is geboren. De man heeft [de minderjarige] niet erkend. De vrouw is van rechtswege belast met het gezag over [de minderjarige]. [de minderjarige] verblijft bij de vrouw en haar huidige echtgenoot, de heer [de echtgenoot]. Bij akte van 28 januari 2008 is [de minderjarige] met toestemming van de vrouw erkend door [de echtgenoot], waarbij tevens is gekozen voor de naam [van de echtgenoot] als geslachtsnaam voor [de minderjarige].
3.3. De man verzoekt in de zaak met nummer 84778 / FA RK 08-232 de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de erkenning van [de minderjarige] door [de echtgenoot] te vernietigen en de man toestemming te geven om [de minderjarige] te erkennen.
De man kon [de minderjarige] ten tijde van de geboorte niet erkennen, omdat hij formeel gezien toen nog gehuwd was. De echtscheiding tussen de man en zijn toenmalige echtgenote speelde in België en is uiteindelijk in 2007 definitief uitgesproken en in februari 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De vrouw gaf toen echter geen toestemming meer voor de erkenning, terwijl partijen indertijd de afspraak hadden gemaakt dat de man [de minderjarige] zou erkennen, zodra de echtscheiding rond was. De man heeft [de minderjarige] tot de leeftijd van 2,5 jaar verzorgd en opgevoed. Sinds de beëindiging van de relatie heeft de man geen omgang meer gehad met [de minderjarige]. De man acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij weet wie haar werkelijke vader is. Op 7 januari 2008 heeft de man nogmaals om toestemming verzocht om [de minderjarige] te mogen erkennen. Op 8 februari 2008 bleek de man dat de vrouw haar huidige partner op 28 januari 2008 toestemming had gegeven om [de minderjarige] te erkennen. De man vraagt vernietiging van deze erkenning omdat de vrouw alleen maar haar toestemming heeft gegeven met het oogmerk de belangen van de man te schade. De man wijst in dit verband naar NJ 2005, 248. Volgens de man worden de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] of de belangen van [de minderjarige] bij een erkenning niet geschaad.
3.4. De man verzoekt in de zaak met nummer 84781 / FA RK 08-233 de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige [de minderjarige] vast te stellen in die zin dat de man gedurende een periode van twee maanden omgang met [de minderjarige] zal hebben bij [de minderjarige] thuis gedurende één uur per twee weken in het weekend onder toezicht van de vrouw of van een andere volwassene, welke regeling, indien [de minderjarige] goed op de bezoeken reageert, uiteindelijk wordt uitgebreid tot een weekend per twee weken, dan wel een zodanige regeling als de rechtbank redelijk en juist acht.
De man heeft [de minderjarige] tot de leeftijd van 2,5 jaar verzorgd en opgevoed. Gedurende die periode heeft er “family life” bestaan in de zin van artikel 8 EVRM. Om het contact met [de minderjarige] in stand te houden heeft de man – tezamen met zijn moeder – diverse malen geschenken naar [de minderjarige] verzonden. De man wil in het belang van [de minderjarige] contact met zijn kind. Het is in het belang van [de minderjarige] dat zij weet wie haar werkelijke vader is. De man heeft op 3 augustus 2007 de vrouw tevergeefs verzocht om in te stemmen met een omgangsregeling. De man heeft op 7 januari 2008 vorenstaand verzoek nogmaals gedaan.
3.5. De vrouw verzoekt in de zaak met nummer 84778 / FA RK 08-232 de rechtbank om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel om dit verzoek af te wijzen, kosten rechtens.
De vrouw betwist dat het huwelijk van de man indertijd in de weg stond aan een erkenning. De man is omstreeks juni 2005 uit het leven van [de minderjarige] verdwenen en tot augustus 2007 heeft de vrouw niets meer van de man vernomen. Door de verdwijning van de man uit het leven van [de minderjarige] heeft zij enige tijd last gehad van verlatingsangst. De vrouw heeft sinds enkele jaren een relatie met de heer [de echtgenoot] en op [datum] zijn zij gehuwd.
Omdat de vrouw binnenkort een kind verwacht van de heer [de echtgenoot] heeft hij voor de eenheid binnen het gezin [de minderjarige] erkend. De vrouw zal, zodra [de minderjarige] hier aan toe is, haar inlichten over de man. De vrouw vindt het in het belang van [de minderjarige] dat zij opgroeit in het besef dat de heer [de echtgenoot] niet haar biologische vader is. De vrouw betwist nadrukkelijk dat zij de heer [de echtgenoot] toestemming tot erkenning heeft gegeven om de belangen van de man te schaden. De vrouw acht het niet in het belang van [de minderjarige] dat zij in familierechtelijke betrekking tot de man komt te staan. [de minderjarige] beschouwt de heer [de echtgenoot] als haar vader. Gelet op eerder door de man vertoond gedrag acht de vrouw het niet waarschijnlijk dat een contact tussen de man en [de minderjarige] stand houdt.
3.6. De vrouw verzoekt in de zaak met nummer 84781 / FA RK 08-233 de rechtbank om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel om dit verzoek af te wijzen, kosten rechtens.
De man en de vrouw hebben gedurende hun samenwoning de zorg voor [de minderjarige] enigszins verdeeld. De man paste een keer per week op [de minderjarige] en [de minderjarige] werd dan veelal slecht verzorgd. De vrouw heeft op enig moment besloten de relatie met de man te beëindigen. Omdat de vrouw het van belang vond dat er contact bleef bestaan tussen de man en [de minderjarige], heeft zij een mediator ingeschakeld om afspraken te kunnen maken. Er hebben twee besprekingen plaatsgevonden bij de mediator. Gedurende de mediation is de omgang tussen de man en [de minderjarige] tijdelijk opgeschort. Omdat de man vervolgens tweemaal niet kwam opdagen heeft de vrouw de mediation beëindigd. De man is vervolgens omstreeks juni 2005 uit het leven van [de minderjarige] verdwenen en tot augustus 2007 heeft de vrouw niets meer van de man vernomen. De vrouw en [de minderjarige] hebben in de afgelopen jaren wel pakketjes ontvangen, maar die stonden op naam van de moeder van de man en zijn stiefvader. De vrouw is op [datum] gehuwd met de heer [de echtgenoot]. [de minderjarige] heeft geen herinneringen aan de man en weet niet beter dan dat de heer [de echtgenoot] haar vader is. De vrouw zal, zodra [de minderjarige] hier aan toe is, inlichten over de man. De vrouw betwist dat er is sprake is van family life tussen de man en [de minderjarige] en voor zover de rechtbank van oordeel is dat hier wel sprake van is, is er sprake van verbreking van family life (NJ 1988/746 en NJ 1993/560). De vrouw heeft de man meerdere malen de gelegenheid geboden om in onderling overleg een omgangsregeling overeen te komen, maar de man heeft verzuimd zulks te doen. Momenteel is er sprake van family life tussen [de minderjarige] en de heer [de echtgenoot] en de vrouw acht het van groot belang dat dit wordt beschermd. De vrouw is overigens van mening dat omgang op grond van artikel 1:377a lid 3 sub a, b en c BW niet in het belang van [de minderjarige] is. Volgens de vrouw zal een omgangsregeling ernstig nadeel opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige]. De vrouw acht het verder in strijd met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige] dat er omgang gaat plaatsvinden. [de minderjarige] beschouwt de heer [de echtgenoot] als haar vader en zal erg in de war raken als zij weer wordt geconfronteerd met de man. De vrouw acht de man niet in staat om op enige wijze structuur en regelmaat in de omgangsregeling te bieden.
Indien de rechtbank van oordeel is dat er een omgangsregeling moet komen, verzoekt de vrouw de rechtbank om een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming te gelasten.
3.7. De bijzondere curator concludeert op grond van zijn bevindingen tot vernietiging van de erkenning en tot het verlenen van vervangende toestemming voor erkenning.
3.8. Mevrouw Nelissen heeft namens de raad voor de kinderbescherming ter terechtzitting verklaard, dat de raad bereid is om een onderzoek te doen naar de belastbaarheid van [de minderjarige] in relatie tot een eventueel vast te stellen omgangsregeling. De raad is van mening dat [de minderjarige] op dit moment nog erg jong is voor statusvoorlichting, maar volgens de raad zal er in het kader van een onderzoek door de raad naar [de minderjarige] toe duidelijkheid moeten worden gegeven omtrent haar biologische vader.
4. Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met nummer 84778 / FA RK 08-232
4.1. De rechtbank ziet zich in dit geding allereerst voor de vraag gesteld of de erkenning van [de minderjarige] door [de echtgenoot] voor vernietiging in aanmerking komt.
Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
4.2. De man behoort, als verwekker van [de minderjarige], niet tot de in artikel 1:205 BW limitatief opgesomde personen die vernietiging van de erkenning kunnen verzoeken.
Niettemin kan de verwekker, gelet op het arrest van de Hoge Raad, 12 november 2004, R03/098HR (LJN: AQ7386), in een situatie waarin hij vervangende toestemming tot de erkenning heeft kunnen vragen maar zulks heeft nagelaten, met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van het kind aantasten indien door de moeder toestemming tot erkenning door de niet-verwekker is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden.
Gelet op het standpunt van de wetgever dat er geen reden is de verwekker die heeft nagelaten gebruik te maken van de bevoegdheid het kind met vervangende toestemming van de rechtbank te erkennen, achteraf de mogelijkheid te bieden de door een andere man gedane erkenning te laten vernietigen, alsmede op de verstrekkende gevolgen die de vernietiging van een erkenning heeft, kan niet worden aangenomen dat bij de beantwoording van de vraag of bij het geven van toestemming aan een ander dan de verwekker sprake is geweest van misbruik van bevoegdheid een ruimere maatstaf moet worden gehanteerd dan zojuist is weergegeven. Indien in de hier bedoelde situatie niet kan worden gezegd dat de moeder bij het geven van toestemming aan een ander dan de verwekker slechts het oogmerk had de belangen van de verwekker te schaden, en waarin derhalve evenmin sprake is van het gebruiken van een bevoegdheid met een ander doel dan waarvoor zij is verleend noch van het ontbreken van een rechtens te respecteren belang bij het geven van die toestemming, heeft de wetgever blijkbaar aanvaard dat dan alleen het kind de erkenning moet kunnen vernietigen.
4.3. Het vorenstaande uitgangspunt van de Hoge Raad op het onderhavige geval
toepassende oordeelt de rechtbank dat niet gezegd kan worden dat de vrouw toestemming tot erkenning door [de echtgenoot] heeft gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden noch dat zij geen rechtens te respecteren belang had bij het geven van die toestemming.
De rechtbank overweegt dat de man op grond van artikel 1:204 eerste lid, aanhef en sub e BW een verklaring voor recht had kunnen vragen om het kind te kunnen erkennen, maar zulks om hem moverende reden heeft nagelaten. Sedert medio 2005 is de man voor [de minderjarige] buiten beeld. De vrouw is sinds september 2006 in gezinsverband gaan samenwonen met [de echtgenoot] die sedertdien de vaderrol vervult voor [de minderjarige]. De vrouw en [de echtgenoot] zijn op [datum] met elkaar gehuwd en de vrouw is zwanger van [de echtgenoot]. De vrouw heeft de naam [de echtgenoot] aangenomen en ook hun toekomstig kind zal die naam gaan dragen.
Bij schrijven van 3 augustus 2007 heeft de man aangegeven omgang te wensen met [de minderjarige]. In januari 2008 heeft de man aangegeven [de minderjarige] te willen erkennen. Op het moment dat de vrouw haar toestemming gaf tot erkenning van [de minderjarige] door [de echtgenoot] -de akte van erkenning dateert van 28 januari 2008- was er geen procedure van die strekking aanhangig.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat de vrouw misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt. De rechtbank zal het verzoek tot vernietiging van de erkenning dan ook afwijzen.
4.4. Het vorengaande betekent dat het kind reeds in familierechtelijke betrekking staat tot twee personen. Nu een kind niet in familierechtelijke betrekking tot meer dan twee personen kan staan zal de rechtbank het verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning afwijzen.
In de zaak met nummer 84781 / FA RK 08-233
4.5. De rechtbank is van oordeel dat de man ontvangen kan worden in zijn verzoek tot vaststelling omgangsregeling. Zonder in te gaan op de vraag op welke wijze de man zijn rol in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] gedurende de eerste 2,5 jaar van haar leven heeft vervuld, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de man gedurende die periode een rol in haar leven heeft vervuld. Gelet hierop en gelet op de duur van de periode in relatie tot de leeftijd van [de minderjarige] op dit moment – 5 jaar – dient deze rol te worden aangemerkt als “family life” in de zin van artikel 8 EVRM. Hoewel er sprake kan zijn van verbreking van “family life” als gevolg van latere gebeurtenissen, kan de enkele omstandigheid dat het contact gedurende een niet al te lang tijdsverloop achterwege is gebleven, niet als een verbreking als hiervoor bedoeld worden aangemerkt. Slechts beschouwd in samenhang met andere, zwaarwegende, feiten en omstandigheden kan zodanig tijdsverloop een factor vormen bij het beantwoorden van de vraag of een eenmaal bestaand "family life" nadien is verbroken. De rechtbank is hiervan niet gebleken.
4.6. Gehoord partijen en de vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming acht de rechtbank een onderzoek naar de belastbaarheid van [de minderjarige] in relatie tot een eventueel vast te stellen omgangsregeling noodzakelijk alvorens een beslissing te kunnen nemen op het verzoek. De rechtbank zal dan ook de raad voor de kinderbescherming verzoeken een onderzoek te doen en een rapport en advies uit te brengen omtrent het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen de man en [de minderjarige]. De rechtbank zal in afwachting van het rapport en advies van de raad voor de kinderbescherming de beslissing omtrent een omgangsregeling aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank:
In de zaak met nummer 84778 / FA RK 08-232
5.1. wijst af het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning door [de echtgenoot] van [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
5.2. wijst af het verzoek van de man tot verkrijging van vervangende toestemming om [de minderjarige] te erkennen;
In de zaak met nummer 84781 / FA RK 08-233
5.3. houdt aan de beslissing met betrekking tot de omgangsregeling;
5.4. verzoekt de raad voor de kinderbescherming een onderzoek te doen en uiterlijk op 26 november 2008 rapport en advies uit te brengen omtrent een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
waarna de rechtbank partijen zal informeren over de verdere voortgang van de procedure.
De beslissing is gegeven door mr. P.C.G. Brants, mr. R.H. Smits en mr. Y.J.C.A. Roeffen, allen kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
JvdK
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.