ECLI:NL:RBROE:2008:BD5970
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het gezin van grootouders met een verleden van zedendelict
In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 juni 2008 uitspraak gedaan over een verzoek van de raad voor de kinderbescherming tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die onder toezicht was gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De minderjarige verbleef vrijwillig bij de grootouders, maar de raad voor de kinderbescherming vreesde dat de minderjarige in dit gezin een risico liep, gezien de veroordeling van de grootvader voor een zedendelict in 1989. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de raad voor de kinderbescherming het verzoek onvoldoende heeft onderbouwd. De kinderrechter oordeelde dat de veroordeling van de grootvader geen absolute blokkade vormt voor het verblijf van de minderjarige in het gezin, mits kan worden aangetoond dat uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juni 2008 zijn verschillende belanghebbenden verschenen, waaronder de vader van de minderjarige en de grootouders. De grootouders hebben betoogd dat de minderjarige goed gedijt in hun zorg en dat er geen signalen zijn die wijzen op een bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de raad voor de kinderbescherming geen recent onderzoek heeft verricht naar de huidige situatie van de minderjarige en de grootouders.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de raad voor de kinderbescherming afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was. De kinderrechter heeft benadrukt dat de huidige situatie van de minderjarige bij de grootouders goed is en dat er geen reden is om de minderjarige uit deze omgeving te halen. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die al te maken heeft gehad met onthechting en kwetsbaarheid.