ECLI:NL:RBROE:2008:BD5830

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
85117 / FA RK 08-302
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van een minderjarige

In deze zaak heeft de bijzondere curator namens een minderjarig kind verzocht om gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man. De moeder en het kind wonen inmiddels in België, en de rechtbank Roermond achtte zich bevoegd om het verzoek te behandelen, waarbij het Nederlands recht van toepassing werd geacht. De rechtbank benadrukte het belang om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de biologische werkelijkheid. Het verzoek werd toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is van het kind. De bijzondere curator heeft aangevoerd dat het beter is voor het kind om zonder de man als juridische vader op te groeien, aangezien de man geen kinderbijdrage betaalt en er sinds april 2006 geen contact meer is tussen hem en het kind. De rechtbank heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bevestigd, gezien de verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer en het feit dat het verzoek afkomstig is van een Nederlands kind met twee Nederlandse ouders.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de moeder, hoewel zij geen partij is, wel belanghebbende is en dat haar wensen zijn meegenomen in de overwegingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek om ontkenning van het vaderschap gegrond is en heeft dit verzoek toegewezen. De beslissing is genomen op 25 juni 2008, en tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 85117 / FA RK 08-302
Beschikking van 25 juni 2008
in de zaak van:
[de minderjarige],
voorheen wonende te Roermond thans wonende te [woonplaats] (België), [adres],
hierna te noemen [kind],
vertegenwoordigd door haar bijzondere curator: mr. J.A.W.M. Vogels;
tegen:
[de man]
wonende te [woonplaats], [adres].
hierna ook te noemen de man;
Als belanghebbende merkt de rechtbank voorts aan:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] (België), [adres],
hierna ook te noemen de moeder.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift binnengekomen bij deze rechtbank op 5 maart 2008;
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 31 mei 2008 en bij welke behandeling zijn verschenen:
- mr. J.A.W.M. Vogels;
- de man;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming;
- een vertegenwoordiger van Buro Jeugdzorg.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. De rechtbank heeft in deze zaak ambtshalve kennis genomen van de zaken met de nummers 82567 / FA RK 07- 1384, 83022 / JE RK 07-1232, 84337 / JE RK 08-88 en 81156/ FA RK 07-997.
2.2. [de moeder] (de moeder) en [de man] (de man) zijn op [datum] met elkaar getrouwd. Op [geboortedatum] is [kind] geboren. Op [datum] is de echtscheiding tussen de moeder en de man ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3. Het verzoek houdt in de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man. De bijzondere curator stelt dat de man niet de biologische vader is van [kind].
Hij stelt voorts dat het voor [kind] beter is zonder de man als juridische vader op te groeien, dan met hem. De man kan het vaderschap immers niet feitelijk invullen en de moeder wil dat ook niet. De man betaalt geen kinderbijdrage. Sinds april 2006 is er op verzoek van de man geen contact meer tussen hem en [kind].
2.4. Moeder, die geen partij is maar wel belanghebbende, is niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft moeder mogelijk niet op het juiste adres opgeroepen. Ter zitting is gebleken dat moeder inmiddels in België woont. Gelet op de inhoud van het rapport van de bijzondere curator neemt de rechtbank gevoeglijk aan dat het verzoek in overeenstemming is met wat moeder wenst. De rechtbank acht het om die reden niet nodig moeder nogmaals voor een behandeling op te roepen.
2.5. Nu het kind, kennelijk al sinds 1 januari 2008, met moeder in België verblijft, dient allereerst de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, te worden beantwoord.
2.6. Blijkens artikel 1 lid 3 sub a van de verordening Brussel II-bis is deze verordening niet van toepassing op de vaststelling en de ontkenning van familierechtelijke betrekkingen.
In relatie tot België is ook geen ander internationaal verdrag van toepassing.
2.7. De rechtbank ontleent haar rechtsmacht in dit geval aan artikel 3 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv). Naar haar oordeel is sprake van voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer. Het gaat immers om een verzoek van een Nederlands kind met twee Nederlandse ouders. Voorts heeft toewijzing van het verzoek een wijziging van een Nederlandse akte tot gevolg.
2.8. Op grond van de artikelen 265 en 269 Rv is de Haagse rechtbank de relatief bevoegde rechter.
De bijzondere curator heeft het verzoek namens de minderjarige bij deze rechtbank aanhangig gemaakt. De man is ter zitting verschenen en heeft de bevoegdheid van deze rechtbank niet betwist. Ook moeder wordt geacht geen bewaar te hebben tegen behandeling van het verzoek door deze rechtbank. Zij heeft immers de benoeming van de bijzondere curator verzocht om onderhavige procedure namens haar dochter van 6 jaar oud te voeren.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat alle belanghebbenden instemmen met het verzoek en acht zich om die reden relatief bevoegd van het verzoek kennis te nemen (artikel 270 Rv).
2.9. Op grond van de artikelen 1 en 2 van de Wet Conflictenrecht Afstamming dient dit verzoek te worden beoordeeld naar het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de ouders, in dit geval het Nederlands recht.
2.10. Gelet op de inhoud van het verzoekschrift en gelet op het verhandelde ter terechtzitting, staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast, dat de man niet de biologische vader van [kind] is. De rechtbank acht het voorts, gelet op wat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken, in het belang van [kind] dat haar juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid.
2.11. De rechtbank acht het verzoek dan ook voor toewijzing vatbaar.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van [de man] van de minderjarige [kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Deze beschikking is gegeven door mr P.C.G. Brants, mr. J.J.M. Wassenberg en
mr. M.M.T. Coenegracht, kinderrechters, en ter openbare civiele terechtzitting van 25 juni 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
tn
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.