ECLI:NL:RBROE:2008:BD5826

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
79877 / FA RK 07-636
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 25 juni 2008 uitspraak gedaan over de wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag van de minderjarige [kind]. De rechtbank oordeelt dat de communicatieproblemen tussen de ouders, vader en moeder, zo ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren dreigt te raken indien zij het ouderlijk gezag samen blijven uitoefenen. De moeder woont in Florida en de vader in Nederland, wat de situatie verder compliceert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische situatie in overeenstemming moet worden gebracht met de feitelijke situatie, waarbij de vader alleen met het gezag wordt belast.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 mei 2008 was de moeder niet aanwezig, ondanks dat zij op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft geconstateerd dat de moeder geen advocaat meer had en dat zij ervoor heeft gekozen niet te verschijnen. De rechtbank heeft in haar overwegingen het belang van het kind vooropgesteld en de noodzaak van stabiliteit en zekerheid benadrukt. De rechtbank heeft ook gekeken naar de rapportage van de raad voor de kinderbescherming, die adviseerde om de vader alleen te belasten met het gezag.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat het gezamenlijk gezag niet langer haalbaar is en dat het in het belang van [kind] is dat de vader alleen het gezag uitoefent. De hoofdverblijfplaats van [kind] zal bij de vader en zijn huidige partner in Nederland zijn. De rechtbank heeft ook bepaald dat er minimaal eenmaal per week telefonisch contact tussen de moeder en [kind] moet plaatsvinden, en dat de vader de moeder eenmaal per kwartaal moet informeren over de situatie en ontwikkeling van [kind]. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 79877 / FA RK 07-636
Beschikking van 25 juni 2008 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vader,
procureur: mr. C.A.M.J.M. Joosten;
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de moeder,
procureur: voorheen mr. O.J.H.M. van Eijndhoven;
advocaat: voorheen mr. B. van Riel.
Als belanghebbenden merkt de rechtbank tevens aan:
[kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
en
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats], [adres];
hierna te noemen mevrouw [belanghebbende],
procureur: mr. M.H.J. Pluijmen.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 5 december 2007 waarbij zij alle beslissingen tot een nader te plannen zitting in mei 2008 heeft aangehouden, in afwachting van een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming omtrent het zowel door vader als moeder verzochte eenhoofdig gezag, het hoofdverblijf en de omgangsregeling betreffende [kind].
1.2. Op 3 april 2008 is zijdens moeder binnengekomen een faxbericht d.d. 2 april 2008;
1.3. Op 3 april 2008 is binnengekomen een rapport en advies van de raad voor de kinderbescherming d.d. 2 april 2008.
1.4. Op 2008 heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [tolk], tolk in de Engelse taal die, na daartoe de eed te hebben afgelegd, ten behoeve van vader al hetgeen ter terechtzitting is besproken en voorgehouden, heeft vertaald;
- mr. M.H.J. Pluijmen, namens mevrouw [belanghebbende];
- een vertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming te Roermond.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. Gebleken is dat de oproep voor de zitting van 29 mei 2008 niet naar moeder, die inmiddels geen advocaat meer heeft, is verstuurd. Moeder heeft wel nog op 3 april 2008 een faxbericht aan de rechtbank gestuurd. Vader heeft ter zitting opgemerkt dat moeder wel op de hoogte is van deze zitting. Hij heeft haar dat tweemaal telefonisch meegedeeld. Zij heeft hem nog vorige week telefonisch meegedeeld niet te zullen verschijnen ter zitting omdat zij het geld daarvoor liever wilde reserveren voor [kind]. De vertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming heeft desgevraagd meegedeeld dat moeder al eerder te kennen heeft gegeven niet ter zitting te zullen komen, omdat zij geen geld had voor de reis en de advocaat.
De rechtbank houdt het er gelet op vorenstaande voor dat moeder op de hoogte was van de zitting maar ervoor heeft gekozen niet te verschijnen.
2.2. De raad voor de kinderbescherming adviseert vader alleen te belasten met het gezag over [kind] en de hoofdverblijfplaats bij vader te bepalen. Voorts adviseert de raad een gestructureerd belcontact vast te leggen tussen moeder en [kind], waarbij moeder een keer per week telefonisch contact opneemt met [kind]. Ten slotte adviseert de raad vader een informatieplicht op te leggen, waarbij vader een keer per kwartaal moeder informeert over de situatie en ontwikkeling van [kind], m.b.v. kopieën van een schoolrapport en een recente foto van [kind].
2.3. Moeder heeft aan de raad te kennen gegeven akkoord te gaan met de resultaten van het onderzoek. In een telefoongesprek op 1 april 2008 heeft zij echter aan de raad meegedeeld dat zij haar rechten als moeder nooit zal opgeven. In haar telefaxbericht van 3 april 2008 aan de rechtbank herhaalt zij dat. Voorts deelt zij mee dat zij het gezamenlijk gezag wenst te behouden, zodat [kind] haar tijdens zijn schoolvakanties kan bezoeken. Als er iets gebeurt met de vader wil zij dat [kind] bij haar in Amerika komt wonen.
2.4. Vader gaat akkoord met het advies van de raad voor de kinderbescherming.
2.5. De rechtbank overweegt ter zake als volgt.
In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen de rechtbank het gezamenlijk gezag, bedoeld in artikel 251, tweede lid BW, kan beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan in het belang van het kind het gezag toekomt.
2.6. Het uitgangspunt van de wetgever is dat na echtscheiding in het belang van het kind het gezag gezamenlijk door de ouders uitgeoefend blijft worden. Ook in het onderhavige geval is na echtscheiding in de Verenigde Staten het gezamenlijk gezag in stand gebleven.
Voor beëindiging van het gezamenlijk gezag dienen de (communicatie)problemen tussen de ouders dusdanig ernstig te zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren dreigt te raken indien de ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk zouden blijven uitoefenen, en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen (zie Hoge Raad 10 september 1999, NJ 2000,20 als ook wetsontwerp 30 145 Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding).
2.7 Gelet op de voorhanden gedingstukken, waaronder de rapportage van de raad voor
de kinderbescherming, oordeelt de rechtbank dat uitoefening van het gezamenlijk gezag in het belang van [kind] niet langer haalbaar blijkt. De omstandigheden van [kind] zijn gewijzigd vanaf het moment dat hij in Nederland bij vader is komen wonen.
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen.
Uit de raadsrapportage komt een beeld naar voren dat van daadwerkelijk overleg tussen de ouders over het belang van [kind] nauwelijks sprake is. Voorts betrekt moeder [kind] in haar gevoelens en ongenoegens over de huidige situatie. Dat belast [kind] emotioneel en dat is niet goed voor hem. Hij is gebaat bij stabiliteit, rust en zekerheid. Voor [kind] is het voorts van belang dat moeder accepteert dat zijn plek bij vader is.
De rechtbank oordeelt de (communicatie)problemen tussen de ouders dusdanig ernstig dat er een onaanvaardbaar risico is dat [kind] klem of verloren dreigt te raken indien de ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk zouden blijven uitoefenen. Ook uit praktisch oogpunt acht de rechtbank het van belang om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Er dient rust en zekerheid gecreëerd te worden in het belang van [kind].
De rechtbank acht het dan ook in het belang van [kind] dat vader alleen wordt belast met het gezag.
2.8. Nu vader alleen wordt belast met het gezag bepaalt hij de hoofdverblijfplaats van
[kind] zodat gelet daarop het belang aan een beslissing over de vaststelling van het hoofdverblijf van [kind] is komen te ontvallen. Het hoofdverblijf van [kind] zal bij vader en zijn huidige partner in Nederland zijn. Dat acht de rechtbank ook in het belang van [kind]. [kind] woont immers al 7 jaar bij vader in Nederland en het gaat goed met hem. Er zijn geen zorgen over zijn opvoedingssituatie bij vader.
2.9. De rechtbank acht voorts het door de raad geadviseerde belcontact met moeder in
het belang van [kind] en zal dienovereenkomstig beslissen.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. bepaalt dat aan [de vader] voortaan alleen het gezag zal toekomen over de minderjarige:
[kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
3.2. bepaalt dat er minimaal eenmaal per week op een vaste dag telefonisch contact tussen moeder en [kind] plaatsvindt;
3.3. bepaalt dat vader moeder eenmaal per kwartaal dient te informeren over de situatie en ontwikkeling van [kind] en haar een kopie van zijn schoolrapport en een recente foto dient te sturen;
3.4. wijst af het meer of anders verzochte;
3.5. verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.C.G. Brants, mr. J.J.M. Wassenberg en mr. M.M.T. Coenegracht, kinderrechters, en ter openbare terechtzitting van 25 juni 2008 uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
type : tn
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.