RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08 / 111
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Dhr. [eiser] en mw. [eiseres] te [woonplaats], eisers,
gemachtigde C.J.R. Bruinen
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond gevestigd te Roermond, verweerder.
1.1. Bij besluit van 27 novemebr 2007 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de aan Rubicon Jeugdzorg verleende vrijstelling en bouwvergunning ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
1.2. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eisers gezonden.
1.3. Rubicon Jeugdzorg, vergunninghouder, is in de gelegenheid gesteld zich als belanghebbende te voegen. Vergunninghouder heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
1.4. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 21, waar eisers zich hebben laten vertegenwoordigen door C.J.R. Bruinen en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. D. Heesakkers.
2.1. De rechtbank stelt voorop dat de gemachtigde van eisers aanvankelijk had nagelaten het ingediende beroep te doen vergezellen van machtigingen van zijn mandanten. Bij brief van 16 januari 2008 heeft de rechtbank hem een hersteltermijn geboden van 4 weken, om alsnog de vereiste machtigingen over te leggen. Bij brief van 11 februari 2008 heeft de gemachtigde een machtiging overgelegd op naam van [eiser]. Een machtiging ten name van [eisrers] is niet overgelegd. Wegens het ontbreken van deze machtiging zal eiseres [eiseres] niet-ontvankelijk worden verklaard in het beroep. In het navolgende wordt uitsluitend het beroep van eiser [eiser] behandeld. De ter zitting overgelegde machtiging (waarvan de rechtbank een kopie heeft gemaakt) maakt dit niet anders, aangezien deze, blijkens het ontvangststempel bij de rechtbank is aangeboden op 21 februari 2008. Aan de gemachtigde was per brief van 16 januari 2008 een hersteltermijn van 4 weken (na dagtekening van de brief) gegeven om de ontbrekende machtigingen alsnog over te leggen. Deze termijn liep op 13 februari 2008. Op de daarna aangeboden, en ter zitting getoonde, machtiging van eiseres kan daarom geen acht worden geslagen.
2.2. Naar aanleiding van een handhavingverzoek, d.d. 1 december 2006, gedaan door eiser, heeft verweerder vastgesteld dat vergunninghouder handelde in strijd met het bestemmingsplan ‘Vrijveld/Lommerveld’. Immers, vergunninghouder gebruikt het pand [adres] te [woonplaats] voor zelfstandigheidstraining van vier jongeren, terwijl op dat pand de bestemming ‘wonen’ rust. Teneinde deze situatie te legaliseren heeft verweerder met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (als bedoeld in artikel 19a, vierde lid van de Wet op de ruimtelijke ordening, WRO, in verbinding met afdeling 3.4 van de Awb) het voornemen kenbaar gemaakt aan vergunninghouder vrijstelling te zullen verlenen op grond van artikel 19, derde lid van de WRO van de bestemming ‘wonen’ ten behoeve van de zelfstandigheidtraining van een viertal jongeren die ter plaatse wonen. Gedurende de termijn voor het indienen zijn door vier partijen, waaronder eiser, zienswijzen ingediend. Verweerder is bij het thans bestreden besluit op deze zienswijzen ingegaan.
2.3. Eiser heeft bij het beroepschrift gesteld dat verweerder geen zorgvuldige belangenafweging heeft uitgevoerd. In het bijzonder zou verweerder de feitelijke overlast door jongeren met gedragsproblemen als bewoners van het pand hebben genegeerd, althans onvoldoende hebben onderkend. Eiser is in de gelegenheid gesteld nadere gronden in te dienen, doch heeft dat binnen de gestelde termijn niet gedaan.
2.4. Verweerder stelt het maatschappelijk belang, gediend bij de begeleiding van de jongeren, te hebben afgewogen tegen de belangen van de omwonenden. Verweerder verwijst voor wat betreft de geluidsoverlast naar verricht akoestisch onderzoek. Verder wijst verweerder er op dat het aantal van vier jongeren overeenkomt met de gemiddelde gezinsgrootte. Voor wat betreft de vrees voor overlast wijst verweerder op de intensieve begeleiding door vergunninghouder.
2.5. In zijn zienswijze heeft eiser gewezen op geluidsoverlast, hinder door aanloop/bezoekers van de jongeren, welk bezoek veelal elders in een woonbegeleidingsproject zit. Dit bezoek zou vooral plaatsvinden tijdens afwezigheid van de begeleiders. Voorts vindt aanloop plaats van jongeren die elders worden opgevangen, doch contact met de begeleiding wensen. Vanwege een rookverbod in het pand maken de jongeren veelvuldig gebruik van het terras, waarbij hun gesprekken zijn te horen in eisers tuin. Dit maakt inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. Eiser wijst er op dat het woongedrag van jongeren in zelfstandigheidstraining luidruchtiger is dan dat van een normaal gezin. Bovendien wijst eiser er op dat om de vier à vijf maanden nieuwe bewoners in het pand hun intrek nemen.
2.6. De rechtbank moet bezien of verweerder op juiste wijze invulling heeft gegeven aan de afweging van de betrokken belangen.
2.6.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dat niet gedaan. In het bijzonder gaat de vergelijking niet op van een viertal jongeren met gedragsproblemen enerzijds, met een ‘normaal’ gezin anderzijds, louter gebaseerd op het aantal personen dat van die leefvorm uitmaakt. Die vergelijking gaat reeds mank door het feit dat een ‘normaal’ gezin van vier personen bestaat uit twee volwassenen en twee jeugdigen. Ten opzichte hiervan is de situatie bij vergunninghouder in het betrokken pand een verdubbeling. Verweerder merkt op zichzelf terecht op dat ook bij ‘normale’ gezinnen sprake kan zijn van burengerucht door jonge kinderen. Echter, bij een ‘normaal’ gezin plegen de desbetreffende kinderen hun ontwikkeling door te maken, waarbij aan puberaal gedrag op enig moment een einde komt. In de situatie van vergunninghouder worden de jongeren die geslaagd zijn voor hun zelfstandigheidstraining vervangen door jongeren die zich nog moeten leren aanpassen. Daarmee is voortduring, dan wel instandhouding van overlast een gegeven.
2.6.2. Naar de rechtbank is gebleken houdt vergunninghouder in het betrokken pand naast de begeleiding van de bewoners ook kantoor voor jongeren die elders worden begeleid. De aanloop die dit met zich meebrengt is niet terug te vinden in de afweging van verweerder. Evenmin is verweerder genoegzaam ingegaan op de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiser door een meer dan normaal gebruik van het terras van het betrokken pand als rokersruimte. Ook gaat verweerder er aan voorbij dat, al zouden de bewoners zelf geen overlast berokkenen, hun aanloop dit wel kan doen. Gelet op de achtergrond van de jongeren is niet denkbeeldig dat ook die aanloop aanpassingsproblemen kan hebben. Beperking van de verantwoordelijkheid van vergunninghouder enkel tot de bewoners van het pand is alsdan onvoldoende om het hoofd te bieden aan overlast die wel het gevolg is van het gebruik van het pand op de wijze als vergunninghouder uitoefent.
2.6.3. Al met al heeft verweerder onvoldoende aandacht geschonken aan relevante onderdelen van eisers zienswijze. Zo een volledige, zorgvuldige afweging van de betrokken belangen al kan leiden tot het verlenen van de vrijstelling, kan dit naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot een ongeclausuleerde vrijstelling als verweerder in het thans bestreden besluit heeft verleend.
2.7. Op grond van voorgaande overwegingen zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
gelet op het bepaalde in de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart eiseres niet ontvankelijk in haar beroep;
verklaart het beroep van eiser gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van het gestelde in deze uitspraak;
bepaalt dat verweerders gemeente aan eiser het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van EURO 143,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. V.P. van Deventer in tegenwoordigheid van J.C. Kupers-Leenen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2008
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 9 juni 2008
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.