RECHTBANK ROERMOND
enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Procedurenr. : 08 / 92 WOB
Inzake : [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
tegen : de Korpsbeheerder van de politie Limburg-Noord, te Venlo, verweerder.
Datum en aanduiding van het bestreden besluit:
de brief d.d. 9 januari 2008,
kenmerk: 07B10.7291.
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit heeft verweerder het standpunt ingenomen dat het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit van 24 december 2007, waarbij aan eiser in het kader van de Wet Openbaarheid van bestuur (WOB) een aantal documenten is toegezonden, niet heeft geleid tot herroeping van het primaire besluit. Tevens heeft verweerder het verzoek om vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarprocedure afgewezen. Namens eiser is tegen dit besluit beroep ingesteld door zijn gemachtigde mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts te Beegden.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken, het verweerschrift en het aanvullend verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiser gezonden.
Partijen hebben, elk bij brief van 16 april 2008, de rechtbank schriftelijk toestemming gegeven om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:57 van de Awb de behandeling ter zitting achterwege te laten, waarop de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
Eisers gemachtigde heeft op 18 december 2007 verweerder verzocht om op grond van de WOB een aantal stukken toe te zenden, welke betrekking hebben op een geconstateerde overtreding van een verkeersvoorschrift.
Bij schrijven van 24 december 2007 heeft verweerder eisers gemachtigde een aantal van de gevraagde stukken doen toekomen.
Op 31 december 2007 is namens eiser door zijn gemachtigde bezwaar gemaakt tegen het schrijven van 24 december 2007 omdat verweerder volgens eiser ten onrechte heeft geweigerd het gevraagde NMI-certificaat en het certificaat van bekwaamheid te verstrekken. Tevens is op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht verweerder verzocht om toekenning van vergoeding van kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Bij het bestreden besluit van 9 januari 2008 heeft verweerder eiser medegedeeld dat er geen sprake is van een weigering de gevraagde stukken toe te zenden, maar dat de stukken abusievelijk niet zijn toegezonden. Ten aanzien van de afwijzing van het verzoek om kostenvergoeding wegens verleende rechtsbijstand heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers bezwaar niet tot een herroeping van het primaire besluit heeft geleid, maar alleen tot een verbetering/aanvulling door alsnog de ontbrekende stukken toe te zenden. Het verzoek om vergoeding van de kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt afgewezen.
In beroep is namens eiser aangevoerd dat, nu bij het bestreden besluit alsnog tegemoet is gekomen aan het initiële verzoek, het bezwaar gegrond had dienen te worden verklaard. Het verzoek om vergoeding van de kosten van de beroepsmatig verleende rechtbijstand is door verweerder ten onrechte afgewezen, nu het nemen van het onjuiste primaire besluit aan verweerder is toe te rekenen. Eiser verzoekt de rechtbank deze vergoeding alsnog toe te wijzen.
De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
De rechtbank stelt vast dat het beroep zich richt tegen het ten onrechte niet gegrond verklaren van het bezwaar en vervolgens, uitgaande van de gegrondverklaring van het bezwaar, tegen het ten onrechte niet in aanmerking brengen van eiser voor vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Thans ligt de vraag voor of het primaire besluit van 24 december 2007 is herzien en of deze herziening het gevolg is van een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid.
Verweerder heeft, blijkens het bestreden besluit, het bezwaarschrift aangemerkt als zijnde ingediend tegen het niet volledig toezenden van alle gewenste stukken aan de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat door het alsnog toezenden van de ontbrekende stukken het primaire besluit is verbeterd/aangevuld. Daarmee is tegemoet gekomen aan de bezwaren van eiser. Van een herziening van het primaire besluit is geen sprake.
Voor zover verweerder met de overweging dat alleen van een verbetering/aanvulling van het besluit sprake is door alsnog de ontbrekende documenten toe te sturen, heeft bedoeld te betogen dat het primaire besluit niet is herroepen, doch slechts is verbeterd/aangevuld, merkt de rechtbank op dat in casu de verbetering/aanvulling van het primaire besluit is aan te merken als een (gedeeltelijke) herroeping ervan.
De rechtbank overweegt in dit verband dat in het bestreden besluit door verweerder het standpunt is ingenomen dat het achterwege laten van het verstrekken van enkele bescheiden bij het primaire besluit niet als een weigering moet worden gezien maar dat dit berust op een vergissing, nu de behandelend ambtenaar bij de behandeling van eisers verzoek om toezending van de gewenste documenten uitsluitend oog heeft gehad voor het mini proces-verbaal voor zover het betrekking heeft op de waarschuwing voor het niet dragen van de autogordel. Met het alsnog verstrekken van de gevraagde bescheiden is tegemoetgekomen aan de bezwaren van eiser, aldus verweerder.
Dienaangaande dient te worden opgemerkt dat eiser verweerder bij brief van 18 december 2007 heeft verzocht documenten toe te zenden die alle betrekking hebben op het transactievoorstel met nummer 734659830. Dit transactievoorstel heeft uitsluitend betrekking op de overschrijding van de maximum snelheid binnen de bebouwde kom, van 40 tot 45 km.
Verweerder heeft blijkens het primaire besluit onder verwijzing naar het transactievoorstel met genoemd nummer een aantal documenten aan eiser gezonden. Aan eiser zijn toegezonden een kopie van de akte van aanstelling van de verbaliserend ambtenaar, een kopie van de belofte van de verbaliserend ambtenaar, een kopie van het mini procesverbaal, zowel de voor- als achterzijde. De gevraagde gegevens voor wat de FIP-meetlijst, het NMI-certificaat, het certificaat van bekwaamheid en andere bescheiden waaronder een foto hebben geen betrekking op deze zaak, aldus verweerder.
Uit het vorengaande dient te worden afgeleid dat eisers verzoek maar ook de toezending van de bescheiden bij brief van 24 december 2007 betrekking hebben op de snelheidsovertreding van eiser en niet op het niet dragen van de autogordel. Het niet meesturen van het NMI-certificaat en het certificaat van bekwaamheid kan niet zonder meer worden gekwalificeerd als een omissie.
Nu verweerder eerst naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar de verzochte bescheiden heeft verstrekt, kan worden gesteld dat er sprake is van een (gedeeltelijke) herroeping van het primaire besluit, die is ingegeven door een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Van een vormfout of een motiveringsgebrek kan, zo oordeelt de rechtbank, niet worden gesproken. Van omstandigheden op grond waarvan verweerder de ontbrekende bescheiden niet op een eerder tijdstip had kunnen verzenden is niet gebleken. Verweerder had het bezwaar dan ook gegrond dienen te verklaren.
Gelet op het vorenstaande moet worden gezegd dat verweerder bij het bestreden besluit ten onrechte het verzoek om vergoeding van de proceskosten heeft afgewezen. Het besluit dient ook ten aanzien van dit onderdeel te worden vernietigd.
De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 7:15 en artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van zowel het bezwaar als het beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden 2 punten toegekend (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het beroepschrift). Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
gelet op het bepaalde in de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
veroordeelt verweerder in de kosten van de bezwaar en beroepsprocedure, aan de zijde van eiser begroot op € 644,00 (zijnde de kosten van rechtsbijstand) te vergoeden door de Staat der Nederlanden;
bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan eiser het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 143,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. A.W.P. Letschert in tegenwoordigheid van
mr. M.M. van Utteren-Hoving als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2008.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Verzonden op: 8 mei 2008.
MD
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.