ECLI:NL:RBROE:2008:BD2296

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
21 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/660110-07
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor betrokkenheid bij drugslaboratorium en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 21 mei 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [V], die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de productie van amfetamine en cocaïne, evenals wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, gedurende een periode van meer dan een jaar actief betrokken was bij de productie van amfetamine in een laboratorium in Well. De verdachte had een leidende rol binnen de criminele organisatie en was verantwoordelijk voor de inrichtingen van het laboratorium en de aansturing van de productieprocessen. Tijdens het onderzoek zijn er aanzienlijke hoeveelheden chemicaliën en afvalstoffen aangetroffen die duiden op de productie van drugs. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de invoer van cocaïne vanuit Colombia, waarbij hij samenwerkte met medeverdachten en gebruik maakte van verschillende locaties voor de productie en distributie van de drugs.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de samenleving. Daarnaast zijn er wapens en munitie aangetroffen in de woning van de verdachte, wat de criminele activiteiten verder bevestigde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder witwassen en bedreiging, wegens onvoldoende bewijs. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge straffen voor drugsmisdrijven en de betrokkenheid bij criminele organisaties.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/660110-07
Uitspraak d.d. : 21 mei 2008
TEGENSPRAAK overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
VONNIS
van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [V]
voornamen : [J.C.]
geboren op : [geboortedatum en plaats]
adres : [adres verdachte V]
plaats : [woonplaats verdachte V]
thans gedetineerd in PI [detentieadres]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2008 en 15 mei 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 31 augustus 2006 te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA (3,4
methyleendioxymethamfetamine) en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine en/of tenamfetamine en/of brolamfetamine, in elk geval (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 2 juncto 10 van de Opiumwet)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 juli 2007 in de gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
(art. 2 Opiumwet)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 juli 2007 in de gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I
(art. 2 Opiumwet)
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 juli 2007 te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L) en/of te Wanssum, in elk geval in de gemeente Meerlo-Wanssum en/of in de gemeente Asten althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid of bewerkt of verwerkt of afgeleverd of verstrekt of vervoerd of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art. 2 Opiumwet)
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 30 juni 2006 te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Asten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [De L.] en/of [M.S.] en/of [F.S.] en/of [J.S.] en/of [Van der P.] en/of [H.] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (meermalen) (telkens) opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, vervoeren, vervaardigen of aanwezig hebben van middelen of een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art. 140 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 3 juli 2007 te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Asten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [De L.] en/of [M.S.] en/of [F.S.] en/of [J.S.] en/of [Van der P] en/of [H.] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en/of vijfde lid en/of artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet namelijk het (meermalen) (telkens) opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, vervoeren, vervaardigen en/of aanwezig hebben van middelen of een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art. 11a Opiumwet)
7.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 3 juli 2007, te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Asten, althans in Nederland, een voorwerp, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), heeft verworven of voorhanden heeft gehad, of heeft overgedragen of heeft omgezet, en/of van een voorwerp, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(art. 420bis Wetboek van Strafrecht)
8.
hij op of omstreeks 31 juli 2007 in de gemeente Etten-Leur [P.A.] en/of [H.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [P.A.] dreigend de woorden toegevoegd dat, indien [H.], zijnde de echtgenoot van genoemde [P.A.], verklaard zou hebben, hij, verdachte, er voor zou zorgen dat [H.] zou worden "omgelegd" en/of als [H.] gesproken zou hebben of ergens zijn handtekening onder gezet zou hebben waardoor hij, verdachte, opgepakt zou worden [H.] kapot geschoten zou worden en genoemde [P.A.] en dochter [L.] ook, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art. 285 Wetboek van Strafrecht)
11.
hij op of omstreeks 18 september 2007 in de gemeente Asten voorhanden heeft gehad:
a. een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Ruger);
b. munitie van de categorie III, te weten 100, in elk geval een aantal, patronen;
c. een onderdeel en/of hulpstuk dat specifiek bestemd was voor een wapen van de categorie II en van wezenlijke aard was, te weten een patroonhouder, welke was bestemd voor een pistoolmitrailleur (merk Uzi), zijnde een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren:
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26 Wet wapens en munitie)
12.
hij op of omstreeks 18 september 2007 in de gemeente Asten voorhanden heeft gehad:
a. (een) wapen(s) van de categorie I, onder 7, te weten 2 (speelgoed)pistolen (merk Villa, type airsoft gun) die voor wat betreft hun/zijn vorm(en) of afmeting(en) een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met een vuurwapen (merk Beretta, type 92f);
b. (een) wapen(s) van de categorie I, onder 5, te weten 3 pijlpunten, bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, welke pijlpunt(en) voorzien waren van snijdende delen met de kennelijke bedoeling daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken;
c. een wapen van de categorie I, onder 6, te weten een katapult;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 13 Wet wapens en munitie)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in de nummering van de tenlastegelegde feiten een fout is geslopen. De twee laatste feiten op de dagvaarding zijn abusievelijk genummerd als feit 11 en feit 12 in plaats van 9 en 10. De rechtbank zal de nummering in laatst voormelde zin wijzigen en de feiten op de dagvaarding doornummeren van 1 tot en met 10.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen.
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 11 april 2008 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de hij integraal dient te worden vrijgesproken.
7.1.a Overweging met betrekking tot het horen van getuigen.
Ter terechtzitting van 15 mei 2008 heeft verdachte de rechtbank verzocht de medeverdachten [De L.], [H.] en [Van der P.] alsnog als getuige te horen.
De rechtbank wijst dit verzoek af nu het horen van deze getuigen naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk is. De rechtbank betrekt bij dit oordeel de omstandigheid dat de verdediging tijdens de regiezitting geen verzoeken heeft gedaan tot het horen van deze getuigen en voorts dat deze medeverdachten in de loop van de procedure als verdachte in hun eigen zaak, dan wel als getuigen in de zaak van (andere) medeverdachten geen wezenlijk andere verklaringen hebben afgelegd over de rol van verdachte dan de verklaringen die zich reeds in het dossier van verdachte bevinden.
7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 3, 7, 8 is ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze vrijspraken het volgende.
Ten aanzien van feit 3 (uitvoer van cocaïne) is de rechtbank van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de cocaïne bestemd was voor de uitvoer.
Ten aanzien van feit 7 (witwassen) is de rechtbank van oordeel dat er in het dossier onvoldoende bewijs te vinden is waaruit zou blijken dat het geld waar de steller van de telastelegging op doelt afkomstig is uit de handel in verdovende middelen.
Weliswaar ligt het voor de hand dat verdachte in ieder geval met de amfetamine productie geld heeft verdiend, echter deze algemene ervaringsregel is naar het oordeel van de rechtbank in casu onvoldoende om het witwassen bewezen te achten.
Ten aanzien van feit 8 (bedreiging) is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van mevrouw [P.A.] alleen wordt ondersteund door de de auditu-verklaring van haar echtgenoot [H.]. Deze de auditu-verklaring is echter enkel en alleen gebaseerd op hetgeen hij van mevrouw [P.A.] heeft vernomen. Nu overig bewijs in het dossier ontbreekt is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden om te komen tot een bewezenverklaring voor dit feit.
De verdachte moet dan ook voor de feiten 3, 7 en 8 worden vrijgesproken.
7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
7.3.1 (Samenvatting van de) bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank
Feit 1, feit 5 en feit 6:
Op 3 juli 2007 worden er in het pand en de schuur gelegen aan [adres Well] te Well goederen en chemicaliën die gebruikt worden bij de productie van amfetamine aangetroffen en in beslag genomen . In de schuur werden circa 60 lege en volle jerrycans en vaten waarvan sommige het etiket “Formamide”, “Mierenzuur” en Zwavelzuur” hadden, deels met een geur die door de LFO-expert herkend wordt als die hoort bij de vervaardiging van amfetamine . Tevens werden in ruimte D van het pand circa 150 jerrycans van 20 en 25 liter gevuld met vloeibare afvalstoffen, een vat en een IBC van 1000 liter met restanten vloeistof met een geur die de LFO-expert herkent als behorende bij de vervaardiging van amfetamine, aangetroffen . In de loods van [J.S.], de stiefzoon van verdachte, aan de [adres Weert] te Weert, waar zijn voormalige bedrijf gevestigd was, wordt een deel van de inboedel van het pand [adres Well] aangetroffen . Ook [V] beschikt over een sleutel van deze loods aan de [adres Weert] . In deze loods wordt een hoeveelheid chemicaliën en glaswerk aangetroffen dat herleid kan worden naar de productie van amfetamine .
Uit onderzoek van het NFI blijkt dat in een deel van de genomen monsters amfetamine aanwezig is geweest, onder andere in een bolkolf en een gemodificeerd bier/drukvat .
Uit de verklaringen van medeverdachte [H.] blijkt dat hij door [V] is gevraagd om het pand aan de [adres Well] te Well schoon te maken. [V] vertelde hem toen dat er in het pand speed geproduceerd werd. In het pand zag [H.] afval waarvan hij van [V] of [J.S.] hoorde dat het afval afkomstig was van de productie van speed . Verder heeft [H.] van [V] en [J.S.] gehoord dat de speed geproduceerd werd door een man, genaamd T .
Uit de verklaringen van medeverdachte [Van der P.] blijkt dat hij het pand aan de [adres Well] te Well sinds januari 2006 heeft verhuurd aan [V]. [V] en [J.S.] verschenen bij het pand en [J.S.] heeft alle ramen van het restaurantgedeelte geblindeerd . In het pand werd met glazen bollen gewerkt door iemand met een gasmasker. De productie stopte in september 2006 . [Van der P.] zag in het pand een rossige man werken met glazen bollen en branders, die hem vertelde dat er amfetamine werd geproduceerd. [Van der P.] heeft [V] regelmatig in het pand gezien tijdens de productie van de amfetamine in 2006, maar [J.S.] was er het meest . [Van der P.] heeft [V] één of twee keer zien helpen bij het produceren van de speed . In 2006 heeft [Van der P.] op verzoek van [V] meegeholpen met het inpakken en sealen van de amfetamine . De gesealde zakken werden door [V] en/of [M.S.] in dozen van ongeveer tien kilogram verpakt en door [V], [J.S.] en [M.S.] afgevoerd . [Van der P.] heeft twee keer meegeholpen, waarbij per keer vijf dozen werden geseald . Begin 2007 heeft [J.S.] samen met ene [B.] de branders, bollen en gastanks uit het pand weggevoerd . In de loods van [J.S.] te Weert zijn dergelijke spullen aangetroffen met resten die herleid kunnen worden naar de vervaardiging van amfetamine .
Feit 2, feit 4 en feit 5 en 6:
Op 3 juli 2007 worden er in het pand gelegen aan [adres Well] te Well goederen en chemicaliën die gebruikt worden bij de productie van cocaïne aangetroffen en in beslag genomen . Dit pand wordt door [Van der P.] verhuurd aan [V] . Uit het LFO-rapport blijkt dat gelet op de combinatie van de aangetroffen goederen in het pand en gelet op de hoeveelheid afval van circa 3500 liter (waarvan circa 1800 liter uit een mengsel van benzine en water bestaat) en circa 900 liter aan onverbruikte chemicaliën, er minimaal enige tientallen kilo’s en mogelijk enkele honderden kilo’s cocaïne zijn teruggewonnen . In de aangetroffen chemicaliën blijkt nog een residu van 3,8 kilogram cocaïne aanwezig te zijn . Uit de verklaring van medeverdachte [H.] blijkt dat er minimaal 131,17 kilogram en maximaal 138,18 kilogram gereed product cocaïne geproduceerd zou zijn .
Uit de verklaringen van medeverdachte [De L.] blijkt dat hij begin 2007 de Colombiaan die hem benaderd had in contact heeft gebracht met [V]. [V] heeft vervolgens het drugslaboratorium in Well ingericht en gezorgd dat het ging werken. [De L.] werd wederom benaderd door de Colombiaan en hem werd de opdracht gegeven een levering van veertien vaten met inhoud bij [V] af te leveren. Hij heeft de vaten bij het [hotel te Asten] afgelverd, waar [V] [J.S.] belde en deze de vaten in zijn auto overlaadde . [De L.] verklaart verder bij verschillende gesprekken met [V] en de Columbianen aanwezig te zijn geweest als tolk. Hij werd bovendien door de Colombiaan [C.] benaderd als er problemen waren .
[H.] verklaart dat hij rond 30 maart 2007 door [V] (die hij aanvankelijk “[P.]” noemt) gevraagd is om twee mannen op te halen bij [hotel te Asten] en vervolgens naar [adres Well] te Well te brengen. Hij treft [J.S.] bij deze mannen aan. Door [V] was hem gevraagd een oogje in het zeil te houden en te inventariseren welke grond- en bijstoffen zij nodig hadden en in welke hoeveelheden . Op 17 april 2007 heeft hij [J.S.], aangeduid als Junior , per sms gemeld dat de cocaïne klaar was. [J.S.] stuurde hem naar [Motel te Bergen] voor de overdracht van de cocaïne. [J.S.] informeerde telkens per sms bij [H.] hoe het proces verliep. Op 31 mei 2007 heeft [H.] naar aanleiding van een sms van [J.S.] drie mannen opgehaald in “Nuenen”, wat later Asten blijkt te zijn. Deze mannen waren in gezelschap van [J.S.] en medeverdachte [De L.] . [H.] verklaart dat hij twee weken na de start van de productie twee dozen van 8-10 kilogram per doos heeft afgeleverd aan [V] in Wanssum . Vervolgens informeert [H.] [J.S.] op 17 juni 2007 dat een partij van 109,97 kilogram cocaïne klaar is en moet deze vervolgens naar Asten brengen. [H.] overhandigt [J.S.] een briefje met de gewichten . Deze zending heeft hij ook geleverd aan [V] bij de frituur in Wanssum .
Feit 5 en feit 6:
Uit de verklaringen van de medeverdachten valt op te maken dat [V] als leidinggevende functioneerde. [Van der P.] verklaart dat [V] de grote baas is en alles regelt . [Van der P.] geeft ook aan dat hij door [V] werd betaald . Dit wordt bevestigd door [H.] die verklaart dat [V] de enige was die over de financiën ging en daaraan uitvoering gaf . [H.] typeert [V] als “de directeur” en [J.S.] daarbij als onderdirecteur, die als contactpersoon tussen [V] en de rest onderhield . Medeverdachte [De L.] omschrijft [V] als “een soort Napoleon”. [V] commandeert en [J.S.] en [H.] voeren zijn opdrachten uit .
Uit de verklaringen van [H.] valt op te maken dat [J.S.] een faciliterende rol had en als contactpersoon tussen [V] en de rest functioneerde. [J.S.] kwam in het pand kijken en controleren. [H.] heeft hem daar ongeveer twintig keer gezien. Medeverdachte [Van der P.] bevestigt in zijn verklaringen dat [J.S.] ongeveer eens per twee dagen in het pand kwam en contacten onderhield met [H.]. Zij bespraken de aan- en afvoer van producten en afval . Ook medeverdachte [De L.] bevestigt de betrokkenheid van [J.S.] bij de productie van cocaïne. [De L.] verklaart dat [J.S.] moet zorgen dat de opdrachten die [V] geeft, uitgevoerd worden en dat alles goed verloopt.
Feit 9 en Feit 10:
Met betrekking tot de feiten 9 en 10 overweegt de rechtbank dat, uit het onderzoek is gebleken dat verdachte de hoofdbewoner was van de woning [adres verdachte V] te Asten waarin de tenlastegelegde wapens zijn aangetroffen. De omstandigheid dat verdachte daar niet officieel stond ingeschreven doet daar niet aan af. Als zodanig had verdachte de wapens voorhanden.
De rechtbank maakt een uitzondering voor de wapens die zijn aangetroffen op de kamer van [J.S.], de stiefzoon van verdachte, en spreekt verdachte daarvan vrij.
Feit 9:
Op 18 september 2007 worden er op zolder van de in de woning aan de [adres verdachte V] te Asten in een zwarte tas een Ruger pistool, een aantal patronen en een patroonhouder aangetroffen en in beslag genomen . Uit onderzoek blijkt dat het pistool van het merk Ruger, model P93DC, kaliber 9 mm x 19 een pistool is in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie. De aangetroffen patronen betreffen munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. Verder blijkt uit onderzoek dat de patroonhouder bestemd blijkt te zijn om een automatisch vuurwapen volautomatisch te doen schieten. Derhalve is de patroonhouder een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II onder 2e in verband met artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie .
Uit het dossier blijkt dat verdachte [V] in de woning aan de [adres verdachte V] te Asten verbleef en hij daar tevens is aangehouden .
Feit 10:
Op 18 september 2007 worden er op zolder van de in de woning aan de [adres verdachte V] te Asten in een groene tas een katapult en een op echt gelijkend pistool aangetroffen . Uit onderzoek blijkt dat de katapult een wapen betreft in de zin van artikel 2, lid 1, categorie 1, onder 6e van de Wet wapens en munitie. Het op een echt gelijkend pistool, te weten een veerdrukpistool van het merk Villa, type Airsoftgun type V 02610, betreft een nabootsing die voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoond met een bestaand vuurwapen, namelijk een Beretta, type 92F. Derhalve is het speelgoedpistool een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie 1 onder 7e van de Wet wapens en munitie gelet op artikel 3 onder b van de regeling wapens en munitie .
Uit het dossier blijkt dat verdachte [V] in de woning aan de [adres verdachte V] te Asten verbleef en hij daar tevens is aangehouden .
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, 2, 4, 5, 6, 9 en 10 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 01 januari 2006 tot en met 31 augustus 2006
te Well tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft bereid en aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 juli 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
4.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 juli 2007 te Well tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft bewerkt of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij in de periode van 01 januari 2006 tot en met 30 juni 2006 te Well, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [J.S.] en [Van der P] en een ander, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het meermalen telkens opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken of aanwezig hebben van een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
hij in de periode van 1 juli 2006 tot en met 3 juli 2007 te Well, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [De L.] en [J.S.] en [Van der P] en [H.] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en/of vijfde lid en/of artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet namelijk het meermalen telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, bewerken, verwerken, vervoeren en aanwezig hebben van een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
9.
hij op 18 september 2007 in de gemeente Asten voorhanden heeft gehad:
a. een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Ruger);
b. munitie van de categorie III, te weten een aantal patronen;
c. een onderdeel dat specifiek bestemd was voor een wapen van de categorie II en van wezenlijke aard was, te weten een patroonhouder, welke was bestemd voor een pistoolmitrailleur (merk Uzi), zijnde een vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren:
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
10.
hij op 18 september 2007 in de gemeente Asten voorhanden heeft gehad:
a. een wapen van de categorie I, onder 7, te weten 1 speelgoedpistool (merk Villa, type airsoft gun) die voor wat betreft zijn vorm of afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (merk Beretta, type 92f);
c. een wapen van de categorie I, onder 6, te weten een katapult;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet, junctis de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet, junctis de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet, junctis de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 5:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 6:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet.
Het misdrijf is strafbaar geteld bij artikel 11a van de Opiumwet.
Feit 9:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met een vuurwapen van de categorie III en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met een vuurwapen van de categorie II en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 2 sub a, derde lid, onder a, c.q. lid 1, van de Wet wapens en munitie.
Feit 10:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 11 april 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 10 jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft terechtzitting op 15 mei 2008 betoogd onschuldig te zijn aan hetgeen hem is tenlasteglegd.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen in 2006 schuldig gemaakt aan het produceren van amfetamine. Verdachte en andere deelnemers aan de verboden organisatie hebben zich gedurende een aantal maanden op professionele wijze bezig gehouden met de productie van grote hoeveelheden amfetamine, zulks louter uit oogmerk van persoonlijk gewin, zonder zich te bekommeren om de mogelijke nadelige gevolgen voor de gebruikers en de maatschappij.
Daarnaast heeft verdachte zich in 2007 op professionele wijze samen met anderen bezig gehouden met het terugwinnen van met kruiden vermengde cocaïne. Deze met kruiden vermengde cocaïne werd met behulp van jerrycans vanuit Colombia naar Nederland ingevoerd. Uit de in het pand/schuur [adres Well] te Well aangetroffen en onderzochte hoeveelheden chemicaliën en de in deze zaak afgelegde verklaringen van de medeverdachten blijkt dat er gedurende twee productie- processen tientallen kilo’s cocaïne zijn teruggewonnen.
Verdachte heeft binnen de criminele organisatie een leidende positie vervuld. Hij stond hoog in de organisatie en heeft een centrale rol gespeeld bij het inrichten van het productielaboratorium in het pand [adres Well] te Well. Opdrachten van verdachte werden door de andere deelnemers in de organisatie uitgevoerd en aan verdachte werd verantwoording afgelegd over de voortgang van de productie, de kwaliteit en de gebruikte c.q. benodigde hoeveelheden grondstoffen en middelen. Dat verdachte de productie professioneel heeft aangepakt blijkt onder meer uit de tientallen kilo’s amfetamine en cocaïne die in het productielaboratorium zijn geproduceerd en de daarvoor benodigde en verwerkte grote hoeveelheden grond- en hulpstoffen.
Ook heeft verdachte door afscherming de criminele activiteiten lange tijd voor de buitenwereld verborgen weten te houden. Het aantreffen van wapens en munitie in de woning van verdachte bevestigt het beeld behorend bij een drugsmilieu.
Harddrugs als de onderhavige leveren, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers. In het bijzonder geldt dit voor personen in uitgaanscentra, waar jongeren in een uitgelaten stemming extra kwetsbaar zijn en niet zelden op georganiseerde wijze worden aangespoord tot het gebruik van dergelijke middelen, waarvan de consequenties voor de gezondheid onder omstandigheden ernstig kunnen zijn en op langere termijn niet te overzien.
Het is ook een feit van algemene bekendheid dat gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend;
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte volgens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 14 maart 2008 in het verleden eerder ter zake van een drugsdelict, geweldsdelicten, en de Vuurwapenwet 1919 is veroordeeld. Ook is verdachte in Engeland een forse straf opgelgd voor een drugsdelict.
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de door deze rechtbank in het verleden opgelegde straffen in soortgelijke zaken, het opleggen van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
De rechtbank zal in acht genomen de gegeven vrijspraak voor de feiten 3, 7 en 8 een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, mede gelet op de persoon van verdachte, onvoldoende in de eis van de officier van justitie tot uitdrukking komen.
10.4 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het hierna vermelde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, dient te worden verbeurdverklaard.Genoemde voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoren en met behulp van dit voorwerpen de feiten zijn begaan.
sleutel van loods, [adres Weert] te Weert
07-004377 47 1.00 STK Sleutel
10.4.1 Beslag ex artikel 94 en 94a van het Wetboek van Strafvordering
Nu verdachte van het witwassen is vrijgesproken en er voorts ook onvoldoende bewijs is dat de inbeslaggenomen vermogensbestanddelen, te weten
07-004377 45 1.00 STK Personenauto 16-ST-LT SAAB 9.3 Turbo AERO
07-004377 46 1.00 STK Sleutel kluissleutel
07-004377 48 Geld buitenlands - bath, dollars en ponden
07-004377 49 Euro - 8 bb van 50, 1 bb van 20 en 2 bb van 5 euro
07-004377 50 Euro - uit beurs
07-004377 51 Euro - uit beurs
07-004377 52 Euro - 20 bb van 50, 1 bb van 10 en 1 bb van 5 euro
07-004377 53 Euro - 1 bb van 20 en 47 bb van 5 euro
07-004377 54 Euro - euro's
07-004377 55 1.00 STK Horloge CARTIER heren
verkregen zijn door crimineel handelen is de rechtbank van oordeel dat het beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering komt te vervallen. De rechtbank zal echter geen teruggave gelasten van deze voorwerpen nu er blijkens mededeling van de officier van justitie tevens een beslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering is gelegd.
10.5 Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten
07-004377 56 25.00 STK Patroon
07-004377 57 1.00 STK Pijl met punt
07-004377 58 1.00 DS Doos met pijlpunten
07-004377 59 1.00 STK Wapen op echt gelijkend wapen
07-004377 60 22.00 STK Patroon in houder
07-004377 61 25.00 STK Patroon in doos
07-004377 62 1.00 STK Wapen - op echt gelijkend wapen
07-004377 63 1.00 STK Katapult
07-004377 64 1.00 STK Wapen RUGER 9 mm x 19
07-004377 65 2.00 STK Patroonhouder 9 mm
07-004377 66 25.00 STK Patroon in doosje
07-004377 67 29.00 STK Patroon 9 mm;
dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Genoemde, aan de verdachte toebehorende, voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, terwijl die voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane misdrijf zijn aangetroffen.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57, 91 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen, 2,10 en 11a van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 3, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1, 2, 4, 5, 6, 9, 10 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 10 jaar;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart verbeurd:
sleutel van loods, [adres Weert] te Weert
07-004377 47 1.00 STK Sleutel
verklaart onttrokken aan het verkeer:
07-004377 56 25.00 STK Patroon
07-004377 57 1.00 STK Pijl met punt
07-004377 58 1.00 DS Doos met pijlpunten
07-004377 59 1.00 STK Wapen - op echt gelijkend wapen
07-004377 60 22.00 STK Patroon -in houder
07-004377 61 25.00 STK Patroon - in doos
07-004377 62 1.00 STK Wapen - op echt gelijkend wapen
07-004377 63 1.00 STK Katapult
07-004377 64 1.00 STK Wapen RUGER 9 mm x 19
07-004377 65 2.00 STK Patroonhouder - 9 mm
07-004377 66 25.00 STK Patroon - in doosje
07-004377 67 29.00 STK Patroon - 9 mm;
Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, M.J.A.G. van Baal en D.C.M. Bomans, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 mei 2008.
typ: MULL