Parketnummer : 04/860609-07
Uitspraak d.d. : 21 mei 2008
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [van der P.]
voornamen : [R.J.G.M.]
geboren op : [geboortedatum] te [adres]
adres : [adres]
plaats : [plaats]
thans gedetineerd in [adres P.I.]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 11 april 2008 en 15 mei 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 31 augustus 2006 te
Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine en/of tenamfetamine en/of brolamfetamine, in elk geval (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 2 juncto 10 van de Opiumwet)
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 03 juli 2007 te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L), in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid of bewerkt of verwerkt of afgeleverd of verstrekt of vervoerd of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 03 juli 2007 te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Wijchen, in elk geval in Nederland , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [J. de L.] en/of [M.S.] en/of [F.S.] en/o[J.S.] en/o[H.] e[V.] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (meermalen) (telkens) opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, vervoeren, vervaardigen of aanwezig hebben van middelen of een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art. 140 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 3 juli 2007, te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L), althans in Nederland, een voorwerp, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van een voorwerp, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(art. 420bis Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 11 april 2008 gevorderd dathet onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het sub 4 ten laste gelegde feit.
7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 4 is ten laste gelegd.
Verdachte heeft naar eigen zeggen geld verdiend met het ter beschikking stellen van zijn pand[adres] alwaar amfetamine is geproduceerd en de cocaïne gewassen. In die zin zou gezegd kunnen worden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen nu ook gelden afkomstig uit eigen misdrijven vallen onder de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
De steller van de tenlastelegging heeft echter uitdrukkelijk oog gehad op gelden die afkomstig waren uit drugshandel. Verdachte zelf heeft echter geen aanwijsbare bemoeienis gehad met de handel in harddrugs, evenmin staat voldoende vast dat het geld dat hij verdiende afkomstig was van de handel in harddrugs door anderen dan hij zelf . In zoverre vallen de gelden die verdachte verdiend heeft niet onder de tenlastelegging.
De verdachte moet dan ook van het ten last gelegde onder 4 worden vrijgesproken.
7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
7.3.1 (Samenvatting van de) bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank
Op 3 juli 2007 worden er in het pand en de schuur gelegen[adres] te Well goederen en chemicaliën die gebruikt worden bij de productie van amfetamine aangetroffen en in beslag genomen . In de schuur werden circa 60 lege en volle jerrycans en vaten waarvan sommige het etiket “Formamide”, “Mierenzuur” en Zwavelzuur” hadden, deels met een geur die door de LFO-expert herkend wordt als die hoort bij de vervaardiging van amfetamine . Tevens werden in ruimte D van het pand circa 150 jerrycans van 20 en 25 liter gevuld met vloeibare afvalstoffen, een vat en een IBC van 1000 liter met restanten vloeistof met een geur die de LFO-expert herkent als behorende bij de vervaardiging van amfetamine, aangetroffen . In de loods van medeverdachte [J.S.] aan de [adres 2] te Weert, waar zijn voormalige bedrijf gevestigd was, wordt een deel van de inboedel van het [adres] aangetroffen . Ook medeverdachte [V.] beschikt over een sleutel van deze loods aan de [adres 2] . In deze loods wordt een hoeveelheid chemicaliën en glaswerk aangetroffen dat herleid kan worden naar de productie van amfetamine . Uit onderzoek van het NFI blijkt dat in een deel van de genomen monsters amfetamine aanwezig is geweest, onder andere in een bolkolf en een gemodificeerd bier/drukvat .
Uit de verklaringen van [van der P.] blijkt dat hij het pand[adres] te Well sinds januari 2006 heeft verhuurd aan [V.]. [V.] en [J.S.] verschenen bij het pand en [J.S.] heeft alle ramen van het restaurantgedeelde geblindeerd . In het pand werd met glazen bollen gewerkt door iemand met een gasmasker. De productie stopte in september 2006 . [van der P.] zag in het pand een rossige man werken met glazen bollen en branders, die hem vertelde dat er amfetamine werd geproduceerd. [van der P.] heeft [V.] regelmatig in het pand gezien tijdens de productie van de amfetamine in 2006, maar [J.S.] was er het meest . [van der P.] heeft [V.] één of twee keer zien helpen bij het produceren van de speed . In 2006 heeft [van der P.] op verzoek van [V.] meegeholpen met het inpakken en sealen van de amfetamine . De gesealde zakken werden door [V.] en/of [M.S.] in dozen van ongeveer tien kilogram verpakt en door [V.], [J.S.] en [M.S.] afgevoerd . [van der P.] heeft twee keer meegeholpen, waarbij per keer vijf dozen werden geseald . Begin 2007 heeft [J.S.] samen met ene Bart de branders, bollen en gastanks uit het pand weggevoerd . In de loods van [J.S.] te Weert zijn dergelijke spullen aangetroffen met resten die herleid kunnen worden naar de vervaardiging van amfetamine .
Op 3 juli 2007 worden er in het pand gelegen aan [adres] te Well goederen en chemicaliën die gebruikt worden bij de productie van cocaïne aangetroffen en in beslag genomen . Dit pand wordt door [van der P.] verhuurd aan [V.] . Uit het LFO-rapport blijkt dat gelet op de combinatie van de aangetroffen goederen in het pand en gelet op de hoeveelheid afval van circa 3500 liter (waarvan circa 1800 liter uit een mengsel van benzine en water bestaat) en circa 900 liter aan onverbruikte chemicaliën, er minimaal enige tientallen kilo’s en mogelijk enkele honderden kilo’s cocaïne is teruggewonnen . In de aangetroffen chemicaliën blijkt nog een residu van 3,8 kilogram cocaïne aanwezig te zijn . Uit de verklaring van medeverdachte [H.] blijkt dat er minimaal 131,17 kilogram en maximaal 138,18 kilogram gereed product cocaïne geproduceerd zou zijn .
Medeverdachte [H.] verklaart dat [van der P.] ongeveer dezelfde rol had als hij . [H.] geeft aan dat [van der P.] en hij samen de 24-7 aanwezigheid in het pand aan [adres] vervulden. Zij zorgden voor de bewaking en om de Colombianen te verzorgen en in de gaten te houden. Tijdens het tweede productieproces hebben zij de rol van [J.S.] overgenomen . [van der P.] ging wel eens spullen halen die nodig waren en gaf daarna de bonnetjes aan [H.] . Tevens zorgde [van der P.] samen met [H.] voor de benzine . [H.] moest van [J.S.] twee gsm’s kopen één voor hemzelf en één voor [van der P.] .
[van der P.] verklaart dat hij medeverdachte [De L.], die hij “Heineken Hans” noemt, heeft gezien in het pand aan [adres] te Well tijdens het laatste productieproces. Hij heeft gehoord dat [De L.] met de mannen die in het pand aanwezig waren, Spaans sprak .
In het pand aan [adres] te Well worden op jerrycans met vermoedelijk kruiden twee etiketten aangetroffen van het vervoersbedrijf DHL met unieke nummers. Het afleveradres was [afleveradres]. Uit gegevens van DHL blijkt dat er op het betreffende adres vijf leveringen met kruiden zijn gedaan (totaal gewicht van 502,5 kg), afkomstig vanuit Bogota-Colombia. De ontvanger betrof het bedrijf van verdachte [De L.], [T.E.]. [De L.] heeft ook voor ontvangst getekend .
Uit de verklaringen van [De L.] blijkt dat hij in november 2006 benaderd is door een persoon, die hij [F.] noemt, uit de buurt van Bogota in Colombia met de vraag om transporten te laten plaatsvinden waarbij de vaten met poeder op het adres van zijn bedrijf [T.E.] werden afgeleverd. De route zou gedurende een half jaar op veiligheid worden getest. Een onbekende man kwam de vaten ophalen . Begin 2007 heeft [De L.] [F.] in contact gebracht met [V.]. [V.] heeft vervolgens het drugslaboratorium in Well ingericht en gezorgd dat het ging werken. [De L.] werd wederom benaderd door [F.] en hem werd de opdracht gegeven een levering van veertien vaten met inhoud bij [V.] af te leveren. [De L.] heeft de vaten bij het Nobis Hotel te [adres hotel] afgeleverd, waar [V.] [J.S.] belde en deze laatste de vaten in zijn auto overlaadde . [De L.] verklaart verder bij verschillende gesprekken met [V.] en de Colombianen aanwezig te zijn geweest als tolk. [De L.] werd bovendien door de Colombiaan [C.] benaderd als er problemen waren . Verder verklaart [De L.] dat hij in Well heeft getolkt toen er problemen waren met de pers .
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 11 april 2008 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 01 januari 2006 tot en met 31 augustus 2006 te
Well tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt en aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 01 januari 2006 tot en met 03 juli 2007 te
Well tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft bewerkt of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 01 januari 2006 tot en met 03 juli 2007 te Well, in elk geval in Nederland , tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [J. de L.] e[J.S.] e[H.[V.] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het meermalen telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of het bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, vervoeren of aanwezig hebben van middelen als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet, junctis de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet, junctis de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht
Feit 3:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 11 april 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd deze te zwaar te achten. Naar de mening van de verdediging is de verdachte al genoeg gestraft en is zijn aandeel in de bewezenverklaarde feiten minder groot geweest dan door de officier van justitie is gesteld. De raadsman pleit voor een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich in 2006 samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het op grote schaal produceren van amfetamine. Verdachte en de andere deelnemers aan de verboden organisatie hebben zich gedurende een aantal maanden op professionele wijze bezig gehouden met de productie van grote hoeveelheden amfetamine, zulks louter uit oogmerk van persoonlijk gewin, zonder zich te bekommeren om de mogelijke nadelige gevolgen voor de gebruikers en de maatschappij.
Daarnaast heeft verdachte zich in 2007 samen met anderen in georganiseerd verband bezig gehouden met het terugwinnen van met kruiden vermengde cocaïne. Deze kruiden vermengd met cocaïne werd met behulp van jerrycans vanuit Colombia Nederland ingevoerd. Uit de in het pand/schuur [adres] te Well aangetroffen en onderzochte hoeveelheden chemicaliën en de in deze zaak afgelegde verklaringen blijkt dat er gedurende twee productieprocessen tientallen kilo’s cocaïne zijn teruggewonnen.
Verdachte heeft voor al deze criminele activiteiten het hem in eigendom toebehorend pand [adres] te Well ter beschikking gesteld waardoor er in de bewezenverklaarde periode eerst amfetamine geproduceerd en later in de tijd cocaïne teruggewonnen kon worden. Verder heeft verdachte meerdere keren meegeholpen met het verpakken van de geproduceerde amfetamine. Daarnaast vervulde verdachte samen met medeverdachte [H.] in de organisatie een faciliterende rol. Hoewel het aannemelijk is dat verdachte toen hij zijn pand begin 2006 ter beschikking stelde niet wist dat het gebruikt zou gaan worden voor de productie van amfetamine, heeft hij vervolgens geen enkele poging ondernomen om hier een einde aan te maken en heeft hij het pand zelfs daarna nog een keer ter beschikking gesteld aan dezelfde personen, waarna het terugwinnen van de cocaïne heeft plaatsgevonden.
Harddrugs als de onderhavige leveren, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers. In het bijzonder geldt dit voor personen in uitgaanscentra, waar jongeren in een uitgelaten stemming extra kwetsbaar zijn en niet zelden op georganiseerde wijze worden aangespoord tot het gebruik van dergelijke middelen, waarvan de consequenties voor de gezondheid onder omstandigheden ernstig kunnen zijn en op langere termijn niet te overzien.
Het is ook een feit van algemene bekendheid dat gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend;
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ten gunste van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte volgens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister nog niet eerder ter zake soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zowel direct betrokken is geweest bij de productie van amfetamine als bij het terugwinnen van de cocaïne. Verdachte onderscheidt zich in die zin ten opzichte van de medeverdachten [H.] en [De L.]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit verschil in strafbaar handelen eveneens tot uitdrukking dient te komen in de straftoemeting.
10.4 Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten :
27-018625 19 1.00 STK Pistool
SMITH EN WESSON Plastic;
dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Genoemd, aan de verdachte toebehorend, voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, terwijl dat voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane misdrijf is aangetroffen.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 27, 36b, 36d, 47, 57, 91 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1, 2 en 3 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaar;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeer:
27-018625 19 1.00 STK Pistool
SMITH EN WESSON Plastic.
Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, M.J.A.G. van Baal en D.C.M. Bomans, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 mei 2008.