ECLI:NL:RBROE:2008:BD0594

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
6 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860984-06
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van TBS met dwangverpleging aan verdachte met psychotische klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 6 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening, namelijk schizofrenie van het paranoïde type. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, een gevaar vormt voor anderen, met name voor het verzorgend personeel in de psychiatrische inrichting waar hij verblijft. De verdachte is in het verleden al meerdere keren in aanraking gekomen met de psychiatrie en heeft chronisch psychotische klachten die therapieresistent zijn. Tijdens de zitting is gebleken dat de verdachte wantrouwend is en denkt dat anderen hem kwaad willen doen. Dit heeft geleid tot gewelddadige uitingen, waaronder het slaan van een verpleegkundige en het gooien van hete koffie in het gezicht van een andere verpleegkundige. De rechtbank heeft de deskundigenrapporten over de verdachte in overweging genomen, waarin wordt geconcludeerd dat hij ontoerekeningsvatbaar is. Gezien de ernst van de situatie en het feit dat de huidige zorg niet voldoende beveiliging kan bieden, heeft de rechtbank besloten om de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten en hem van alle rechtsvervolging ontslagen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/860984-06
Uitspraak d.d. : 6 mei 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen verdachte]
geboren op : [geboortedatum + -plaats]
adres : [adres]
plaats : [postcode + woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 april 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 30 juli 2006 in de gemeente Venray opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 18 augustus 2006 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet hete koffie in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 18 augustus 2006 in gemeente Venray opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] hete koffie in het gezicht heeft gegooid, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 22 augustus 2006 in de gemeente Venray [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik hieruit kom dan pak ik jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 22 april 2008 gevorderd dat de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten zullen worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit en dat bewezen kunnen worden verklaard de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten.
7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 2 primair, de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk, is ten laste gelegd. Als verfeitelijking is ten laste gelegd dat verdachte hete koffie in het gezicht van [slachtoffer 2] heeft gegooid.
De rechtbank overweegt dat voor een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel het daartoe gebruikte middel deugdelijk dient te zijn. In beginsel kan met behulp van (zeer hete dan wel hete) vloeistoffen zwaar lichamelijk letsel worden toegebracht. In het onderhavige geval is het middel hete koffie. Om te kunnen beoordelen of in het onderhavige geval dit middel een geschikt middel is geweest, dient de rechtbank te weten welke temperatuur de koffie had op het moment dat deze in het gezicht werd gegooid.
Uit de in het dossier aanwezige stukken is bedoelde temperatuur niet af te leiden. Alleen aangeefster geeft aan dat het hete koffie betreft. Het opgelopen letsel - 1e graads brandverwonding - is naar het oordeel van de rechtbank een verwonding die niet past bij koffie die zodanig heet is dat daarmede zwaar lichamelijk letsel, zoals bijvoorbeeld blijvend letsel als gevolg van 2e of 3 graads brandverwonding, kan worden toegebracht.
Nu naar het oordeel van de rechtbank niet is vast te stellen of het gebruikte middel een geschikt middel voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is, dient verdachte van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel te worden vrijgesproken.
7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
7.3.1 Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunt van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
- Aangever [slachtoffer 1] verklaart dat hij op 30 juli 2006 als verpleegkundige werkzaam is binnen het Vincent van Goghinstituut te Venray.
Op die dag brengt hij eten op de kamer van patiënt [verdachte]. Als hij de kamer wil verlaten belet [verdachte] hem dat door voor de deur te blijven staan. Plotseling ziet en voelt hij dat [verdachte] hem met een van diens vuisten met kracht in het gezicht slaat. Als gevolg daarvan voelt hij direct een hevige pijn. Aangever stelt zich onder doktersbehandeling en volgens aangever stelt de arts enkele kneuzingen aan het gezicht vast.
- Verdachte [verdachte] heeft tegenover de politie een verklaring afgelegd. Hij verklaart dat hij op 30 juli 2006 bewust een verpleger heeft geslagen namelijk door hem één klap vol in zijn gezicht te geven .
Ten aanzien van feit 2:
- Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart dat zij op 18 augustus 2006 werkzaam is binnen het Vincent van Goghinstituut te Venray. Op die dag verzorgt zij [verdachte] die op dat moment in zijn kamer verblijft. Volgens het protocol benadert zij hem via het in de deur aanwezige luikje. Zij brengt hem samen met haar collega [getuige] een bekertje met koffie. Zij zet dat bekertje op het plankje van het luikje. [verdachte] is boos, pakt het bekertje met koffie en hij gooit de koffie in het gezicht van aangeefster. Als letsel wordt opgegeven 1e graads verbranding in het gezicht. (zie voetnoot 1).
- [getuige] is getuige van het gebeurde. Zij ziet dat [verdachte] de beker met hete koffie in het gezicht van [slachtoffer 2] gooit. Zij verklaart dat Ine helemaal onder de koffie zat en het leek haar dat de koffie in het gezicht pijn deed
- Verdachte heeft over dit feit tegenover de politie een verklaring afgelegd. Verdachte verklaart dat op 18 augustus 2006 door een verpleegkundige hete koffie op het luikje van zijn kamer werd gezet en dat hij die koffie bewust recht in het gezicht van de verpleegkundige heeft gegooid. (zie voetnoot 3)
- De rechtbank acht het voorts een feit van algemene bekendheid dat 1e graads brandverwondingen pijn veroorzaken.
Ten aanzien van feit 3:
- Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart tegenover de politie dat zij op 22 augustus 2006 werkzaam is binnen het Vincent van Goghinstituut te Venray.
Op die dag is zij samen met enkele van haar collegae bij de kamer van [verdachte]. [verdachte] heeft zijn beide armen door het luikje in de deur en zij vraagt hem zijn armen uit het luikje te halen. [verdachte] probeert haar te slaan en zij hoort hem tegen haar zeggen: “Als ik hier uit kom, dan pak ik jou.” Aangeefster voelt zich door deze uiting bedreigd.
- Verdachte heeft over dit ten laste gelegde feit tegenover de politie een verklaring afgelegd. Verdachte verklaart dat hij nog goed weet dat hij op 22 augustus 2006 een verpleegkundige heeft bedreigd met de woorden: “Als ik hier uit kom, dan pak ik je.” Hij verklaart verder nog dat hij daarmede bedoelt dat hij haar zou doodmaken en dat hij dat serieus meende. (zie voetnoot 3)
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, sub 2 subsidiair en sub 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 juli 2006 in de gemeente Venray opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] eenmaal heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 18 augustus 2006 in gemeente Venray opzettelijk mishandelend
[slachtoffer 2] hete koffie in het gezicht heeft gegooid, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 22 augustus 2006 in de gemeente Venray [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik hieruit kom dan pak ik jou".
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 3 is strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
Omtrent de persoonlijkheid van verdachte is door mevrouw L.J.M. Klerks, psychiater, op 15 februari 2008 en door drs. A.F.J.M. Zwegers, GZ-psycholoog, op 18 februari 2008 gerapporteerd.
Mevrouw Klerks komt uitgebreid gemotiveerd tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een psychotisch toestandsbeeld in het kader van een schizofrenie, paranoïde type, naast antisociale persoonlijkheidsstoornis, welke situatie ook ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten aanwezig was.
De gebrekkige ontwikkeling en/of psychiatrische stoornis beïnvloedden verdachtes gedragskeuze dan wel gedragingen ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Er is bij verdachte sprake van een psychose die weinig reageert op therapie. Vanuit zijn psychose verkeert verdachte duidelijk in zijn eigen wereld en reageert hij paranoïde op zijn omgeving. In combinatie met zijn persoonlijkheidsstoornis lost hij problemen op zijn eigen manier op, zonder rekening te houden met zijn omgeving, waarbij hij duidelijk grenzen overschrijdt. Op grond van het bovenstaande is verdachte te beschouwen als ontoerekeningsvatbaar.
Drs. Zwegers komt op grond van zijn bevindingen tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Er wordt voldaan aan de diagnostische criteria van schizofrenie, paranoïde vorm. De stoornis is chronisch, bestaat al jaren en had invloed op het gedrag van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten en kan daaruit worden verklaard.
Bij verdachte is sprake van het aanwezig zijn van paranoïde wanen waaruit verdachte de realiteit interpreteert. Hij is er onder meer van overtuigd dat de mensen in zijn omgeving kwade bedoelingen met hem hebben, dat men slechte dingen over hem zegt en dat voedsel of drank dat hem wordt aangeboden, opzettelijk is bevuild. Dat leidt tot opstapeling van boosheid die nog versterkt wordt doordat verdachte vanwege het gebrek aan ziektebesef overtuigd is dat hij ten onrechte wordt vastgehouden. Als de ten laste gelegde feiten worden bewezen, is het aan te nemen dat het daarbij ging om ontladingen van voornoemde boosheid. Door de gebrekkige realiteitstoetsing kon er van wilsvrijheid geen sprake zijn.
Op grond hiervan wordt geadviseerd verdachte te beschouwen als ontoerekeningsvatbaar.
De rechtbank kan zich verenigen met de inhoud van de bevindingen en conclusies als hiervoor genoemd. Ook bij de mate van toerekeningsvatbaarheid zal de rechtbank de bevindingen en conclusies van de deskundigen overnemen en verdachte beschouwen als ontoerekeningsvatbaar.
De verdachte is derhalve niet strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten en de rechtbank zal daarom verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
10. De maatregel
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 22 april 2008 met betrekking tot de op te leggen strafrechtelijke reactie gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde mishandeling, poging tot zware mishandeling, en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde maatregel aangevoerd dat deze niet dient te worden opgelegd, doch dat verdachte dient te worden behandeld binnen een forensisch psychiatrische instelling. Een TBS is een zeer zware maatregel, helemaal indien dit wordt afgezet tegen het gegeven dat deze in de onderhavige zaak naar de mening van de raadsman enkel opgelegd kan worden voor de ten laste gelegde bedreiging met woorden. Gelet op het strenge verlofbeleid van het ministerie van justitie in het kader van de TBS, zal zijn cliënt naar alle verwachting zeer lange tijd, zo niet levenslang in de TBS verblijven.
Daarnaast vindt het delictgedrag van zijn cliënt juist zijn oorzaak in het ziektebeeld van cliënt. Het strafrecht is er niet voor bedoeld om tekortschietende zorg in de civiele psychiatrie aan te vullen. De overheid zou meer gelden moeten vrijmaken teneinde patiënten met een vergelijkbaar ziektebeeld als dat van verdachte ook in een civiele setting optimaal te kunnen behandelen en beveiligen, op een zodanige manier dat er voor de patiënt een zo groot mogelijke kwaliteit van leven overblijft en het personeel zo weinig mogelijk risico loopt.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot de noodzaak van het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging overweegt de rechtbank het navolgende.
Uit de rapportages die over verdachte zijn opgemaakt komt naar voren dat verdachte al sinds 2001 bekend is in de psychiatrie met chronisch psychotische klachten die therapie resistent zijn en die inmiddels onder meer gediagnosticeerd worden als schizofrenie van het paranoïde type. Verdachte is erg wantrouwend naar zijn omgeving. Hij denkt dat de verzorging in zijn eten spuugt en hem besteelt. Hij heeft geen enkel ziektebesef en is er van overtuigd dat hij geheel ten onrechte wordt opgesloten. Psychiater Klerks spreekt haar zorgen uit over het gegeven dat verdachte heeft aangegeven de door hem geuite bedreigingen te zullen uitvoeren indien hij de kans krijgt. Volgens psycholoog Zwegers is zonder meer zorgelijk de waanbeleving van verdachte dat hij moet vechten en iemand moet doden om te bereiken dat de gegeven situatie beëindigd wordt.
De huidige kliniek waar verdachte verblijft, heeft al de nodige keren getracht hem elders onder te brengen, in een kliniek waar het beveiligingsniveau hoger is dan datgene wat zij kan bieden. Tot een blijvende oplossing heeft dit echter niet geleid.
In 2005 heeft verdachte een paar maanden verbleven in de Kliniek voor Intensieve Behandeling van de GGZE (KIB). Tijdens dit verblijf in de KIB is door de kliniek tot tweemaal toe politieassistentie verzocht in verband met de dreiging die van verdachte uitging en wist verdachte voorts te ontvluchten.
Vanaf december 2005 verblijft verdachte op zijn (tijdens zijn verblijf op de KIB) aangepaste eenpersoonskamer. Dit is een kamer van 12 vierkante meter, met een aangrenzend buitenverblijf, afgeschermd met een hoog hek (in de volksmond en media “de kooi” genoemd). Het contact met verdachte verloopt via een luikje.
Binnen de kliniek is er grote angst aanwezig, met name voor de verbale dreiging en agressie van verdachte, die onverwacht omgezet kunnen worden in gerichte fysieke aanvallen. Die angst voor de oninvoelbaarheid en onvoorspelbaarheid van het gedrag van verdachte spreekt ook uit de zich in het dossier bevindende verklaringen van de mensen die met verdachte moeten werken.
Beide deskundigen zijn van mening dat verdachte gelet op de ernst van zijn ziektebeeld een langdurige strikte begeleiding en behandeling dient te ondergaan. Volgens psychiater Klerks biedt een dergelijk traject goede perspectieven, daar het beleid dat door de kliniek in samenwerking met de Mesdag kliniek is opgestart verdachte goed heeft gedaan. Zijn actuele toestandsbeeld is redelijk stabiel te noemen. Het beveiligingsniveau moet echter hoog zijn, in elk geval een hoger beveiligingsniveau dan dat een regulier psychiatrisch ziekenhuis kan bieden.
Gelet op deze omstandigheden concluderen beide deskundigen tot het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank merkt op dat zij wel oog heeft voor de opmerkingen die de raadsman in dit kader gemaakt heeft, maar omdat een bij verdachte passend beveiligingsniveau kennelijk niet in een civiele psychiatrische setting geboden kan worden, én verdachte een groot gevaar vormt voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, is het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging onontkoombaar.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: 37a, 37b, 57, 285, 300.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1, sub 2 subsidiair en sub 3 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, A.J.M. Huisman en A.R.J. Vos, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 mei 2008.