ECLI:NL:RBROE:2008:BC8616
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurdersaansprakelijkheid bij selectieve betaling aan crediteuren
In deze zaak, die voor de Rechtbank Roermond werd behandeld, stond de aansprakelijkheid van een bestuurder centraal in het kader van selectieve betalingen aan crediteuren. De eiser, die eerder aandeelhouder was van het Transportbedrijf, vorderde betaling van een bedrag van EUR 105.063,88, vermeerderd met rente, en een maandelijkse pensioenuitkering van EUR 53.911,45. De eiser stelde dat de gedaagde, als bestuurder van het Transportbedrijf, onrechtmatig had gehandeld door na de verkoop van de activiteiten van het bedrijf, de ontvangen koopsom zodanig te besteden dat zijn eigen pensioen wel werd afgedragen, maar dat van de eiser niet. De rechtbank beoordeelde of de gedaagde wist of redelijkerwijs moest begrijpen dat het Transportbedrijf zijn verplichtingen jegens de eiser niet zou kunnen nakomen. De rechtbank hanteerde hierbij de Beklamel-norm, die stelt dat een bestuurder aansprakelijk kan zijn als hij bij het aangaan van verplichtingen wist dat de rechtspersoon deze niet zou kunnen nakomen.
De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet kon worden verweten dat hij bij het aangaan van de stamrechtovereenkomst of de pensioenverplichtingen wist dat het Transportbedrijf zijn verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de selectieve betaling aan de gedaagde onrechtmatig was, omdat hij als bestuurder van het Transportbedrijf betrokken was bij de betaling van zijn eigen pensioen terwijl hij wist dat er onvoldoende middelen waren om aan de verplichtingen jegens de eiser te voldoen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde persoonlijk aansprakelijk was voor de schade die de eiser had geleden door deze selectieve betaling.
In reconventie vorderde de gedaagde schadevergoeding van de eiser wegens vervuilde grond, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde de gedaagde tot betaling van de gevorderde bedragen en de proceskosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen op 2 april 2008.