ECLI:NL:RBROE:2008:7348

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
28 september 2013
Zaaknummer
81352 / HA ZA 07-650
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor schade door eikenprocessierups

In deze zaak vorderde eiser, een agrarisch ondernemer, schadevergoeding van de gemeente Echt-Susteren wegens schade die hij zou hebben geleden door de aanwezigheid van de eikenprocessierups op gemeentelijke bomen. Eiser stelde dat de gemeente onvoldoende zorg had gedragen voor de bestrijding van deze rupsen, waardoor brandharen in zijn hooi terecht waren gekomen, wat leidde tot waardeverlies van het hooi. De rechtbank Roermond oordeelde dat de gemeente de nodige zorg in acht had genomen en adequate voorzorgsmaatregelen had getroffen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente, als eigenaar van de bomen, een zorgplicht had om de overlast van de eikenprocessierups te beperken, maar dat de keuze voor de bestrijdingsmethoden en het tijdstip van bestrijding zorgvuldig was gemaakt op basis van beschikbare informatie en adviezen van deskundigen. De rechtbank wees de vordering van eiser af, omdat niet was aangetoond dat de gemeente onzorgvuldig had gehandeld. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen op 14 mei 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 81352 / HA ZA 07-650
Vonnis van 14 mei 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
procureur mr. P.J.L. Tacx,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ECHT-SUSTEREN,
zetelend te Echt,
gedaagde,
procureur mr. H.J.J.M. van der Bruggen.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 juli 2007, houdende producties;
  • de conclusie van antwoord van 3 oktober 2007, houdende producties;
  • de conclusie van repliek, houdende producties;
  • de conclusie van dupliek, houdende producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Vanaf 1991 wordt in een groot gebied in de provincies Noord-Brabant en Limburg in de maanden mei tot en met augustus het openbaar groen geconfronteerd met de eikenprocessierups. De rupsen vervellen een aantal malen voordat ze verpoppen. Na de derde vervelling verschijnen er op de rug van de rups brandharen.
2.2.
De eikenprocessierups kan in hogere dichtheden een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. De risico´s worden vooral veroorzaakt door de vrijkomende brandharen. Er zijn vooral risico´s in de periode dat de eikenprocessierupsen brandharen hebben en bij verdere verspreiding van deze brandharen door verwaaiing uit spinselnesten en van lege nesten.
2.3.
[eiser] exploiteert een gemengd agrarisch bedrijf. Op een drietal percelen aan de [adres] te Dieteren , gemeente Echt-Susteren, heeft [eiser] gras geteeld. In juli en begin augustus heeft [eiser] het gras van deze percelen tot hooi verwerkt.
2.4.
Langs de [adres] bevinden zich eikenbomen in eigendom van de gemeente. In deze bomen is de eikenprocessierups actief.
2.5.
Tot het jaar 2004 heeft de gemeente deze rups bestreden door middel van het wegzuigen van nesten en rupsen (mechanische methode) en het wegbranden van rupsen (thermische bestrijding). In 2004 is door de gemeente ter bestrijding van deze rupsen ook een biologisch middel genaamd Xen tari subspecies Aizawai ingezet (biologische bestrijding).

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar de gemeente zal veroordelen aan [eiser] te voldoen:
  • een bedrag van EUR 5.789,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2004, althans vanaf de dag dezer dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening
  • een bedrag van EUR 573,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dezer dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening
  • een bedrag van EUR 768,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dezer dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening
  • de kosten van het geding.
3.2.
[eiser] legt – samengevat - aan zijn vordering ten grondslag dat de gemeente, als eigenaar van de bomen, onvoldoende zorg in acht heeft genomen bij de bestrijding van de eikenprocessierups. [eiser] is van oordeel dat de gemeente daarmee uiterst onzorgvuldig en derhalve onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Ten gevolge van dit onzorgvuldig handelen van de gemeente zijn er brandharen van de rupsen terecht gekomen in het door [eiser] te hooien gras. Nu deze brandharen in het hooi terecht zijn gekomen is de partij hooi waardeloos geworden en moest deze partij op worden vernietigd. [eiser] lijdt ten gevolge daarvan schade. Bij brief van 6 augustus 2004 heeft [eiser] de gemeente aansprakelijk gesteld. Voorts heeft [eiser] kosten moeten maken voor het inschakelen van een deskundige ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid. Tenslotte vordert [eiser] de buitengerechtelijke kosten.
3.3.
De gemeente betwist gemotiveerd de stellingen van [eiser] . Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Een van de geschilpunten tussen partijen is de vraag of de gemeente aansprakelijk kan worden gehouden voor de wijze en het tijdstip waarop zij in 2004 de eikenboomprocessierups heeft bestreden.
4.2.
[eiser] verwijt de gemeente dat zij zich niet voldoende heeft toegelegd op haar taak om de aanwezigheid van de processierups op een effectieve manier te bestrijden. De gemeente is met name tekortgeschoten in de keuze van het door haar gebruikte bestrijdingsmiddel, Xen tari en het tijdstip waarop dit middel is toegepast. Ter onderbouwing van dit standpunt is door [eiser] een deskundigenrapport van ing. P.J.A. Wilders overgelegd. In dit rapport staat voor zover van belang het volgende
“De Gemeente heeft de plaag in 2004 afwijkend behandeld ten opzichte van jaren ervoor. In 2004 koos men bewust voor het inzetten van het product Xen tari. Hierbij heeft de Gemeente na uitgebreide consultatie gekozen voor een naar mijn mening te late inzet van de eerste bespuiting.Ook had men gezien de infectiedruk twee in plaats van een bespuiting moeten uitvoeren. Dit had de plaag beter beheersbaar gemaakt waardoor schade, net als voorgaande jaren, voorkomen had kunnen worden. Hierbij is een 100% bestrijding natuurlijk nooit haalbaar. Dit is in de praktijk ook niet nodig. Het gaat om het beheersbaar maken van een plaag en het voorkomen van extreme overlast zoals in casu het geval was.
(…………..)
Ik ben van mening dat uit niets blijkt dat de Gemeente alles in het werk heeft gesteld om de processierupsenplaag te voorkomen. Pas indien men vroegtijdig de eerste bespuiting had uitgevoerd en een vervolgbespuiting had uitgevoerd had men het recht te spreken van andere factoren die mogelijk hebben geleid tot het mislukken van de bestrijding in 2004.`
Voorts heeft [eiser] een brief overgelegd van 19 augustus 2004 van drs. H.W.A. Jans, arts chemicus en coördinator aanpak eikenprocessierups Zuid-Nederland. In deze brief staat voor zover van belang het navolgende vermeldt:
“Uit navraag bij de gemeente zou volgens de heer [eiser] de gemeente niet aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de geleden schade daar zij volgens zeggen begin juni nog preventief de bomen hebben gespoten met het middel Xentari en dat volgens de gemeente hiermee een groot gedeelte van het probleem aangaande de rupsen en de brandharen zou zijn opgelost.
Opgemerkt dient te worden dat ik ernstig twijfel aan de uitspraak van de gemeente gezien het feit dat uit de literatuur en de ervaring met het gebruik van Xentari, een biologisch bestrijdingsmiddel op basis van bacillus thuringiensis, bekend is dat het middel voornamelijk werkzaam is op nog jonge rupsen (tot en met het derde larvale stadium) en dat dit vooral in de periode is van half april tot half mei en niet in de periode van juni, waarin de rupsen volgroeid zijn en reeds in het vierde en vijfde larvale stadium verkeren. De rupsen zijn dan bedekt met ontelbare brandharen, die voor mens en dier overlast bezorgen in de vorm van irritatie van huid, ogen en luchtwegen. Het in deze periode bestrijden van de rupsen met biologische en chemische bestrijdingsmiddelen heeft weinig zin en moet zeker niet gezien worden als een preventief middel om de overlast en verspreiding van de brandharen te voorkomen.”
4.3.
De gemeente bestrijdt in zijn algemeenheid dat zij is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht. De gemeente stelt onderbouwd dat zij heeft getracht de eikenprocessierups meer structureel te bestrijden. De gemeente heeft daarbij gebruik gemaakt van het middel Xen tari subspecies Aizawai, een nieuwere versie van het door [eiser] genoemde middel. Op basis van de bij de gemeente bekende informatie en de adviezen van de door haar ingeschakelde adviseurs heeft zij ervoor gekozen om het betreffende middel in de periode van 24 mei 2004 tot en met 10 juni 2004 toe te passen. Daarbij stelt de gemeente dat zij ervan uitging en ook van uit mocht gaan dat het door haar gebruikte preparaat werkzaam was in alle larvale stadia van de rups in tegenstellingen tot de oudere preparaten van het middel die het beste konden worden toegepast in de eerste drie stadia van de rups. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de gemeente een brochure van de provincie Noord-Brabant en de GGD’n Brabant / Zeeland van april 2004 overgelegd. De gemeente heeft ervoor gekozen om de bomen te behandelen in de periode eind mei – begin juni omdat rond die tijd het derde larvale stadium van de rups haar einde nadert en de rups vanaf dat moment brandharen kan gaan ontwikkelen. Ter onderbouwing van haar standpunt is door de gemeente eveneens een deskundigenrapport van drs. J.A. Tomberg overgelegd. In dit rapport staat voorzover van belang het navolgende:
“In hoeverre een bestrijding lukt, hangt van veel factoren af waar men geen invloed op heeft (bijvoorbeeld klimatologische omstandigheden). Men heeft met levende organismen te maken waar de mens maar beperkt invloed op kan uitoefenen. (…..)
Tijdens de in 2004 toegepaste bestrijding is niets nagelaten, maar is een effectieve methode ingezet. Gezien de literatuur en de ervaring in Zuid-Nederland is 100% uitroeiing van de rupsen niet mogelijk. Het komt feitelijk neer op het beheersen van het probleem.”
4.4.
De rechtbank stelt allereerst voorop dat de gemeente als eigenaar en beheerder van de eikenbomen langs de [adres] een zorgplicht heeft om de overlast die de eikenprocessierups met zich brengt te voorkomen dan wel te beperken, nu bekend is dat deze rups een gevaar kan opleveren voor de volksgezondheid. Deze zorgplicht bevat het treffen van voorzorgmaatregelen ten aanzien van de gevaren welke zich kunnen voordoen, ook al is de gemeente op zichzelf voor het ontstaan van het gevaar niet verantwoordelijk. Welke voorzorgsmaatregelen genomen moeten worden is echter in beginsel ter beoordeling van de gemeente zelf, mits de keuze voor de desbetreffende voorzorgsmaatregelen zorgvuldig geschied. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarbij voorop dat bij verhoogd gevaar gestreefd moet worden naar afdoende preventieve maatregelen ter voorkoming van het gevaar. Indien dat niet mogelijk of te bezwaarlijk is, dient op voldoende effectieve wijze voor het gevaar te worden gewaarschuwd. Daarbij is van doorslaggevende betekenis of te verwachten valt dat de waarschuwing zal leiden tot een handelen of nalaten waardoor het gevaar wordt vermeden.
4.5.
Gesteld noch gebleken is dat de gemeente in 2004 de beschikking had over beleid of over een leidraad voor de bestrijding van de eikenprocessierups. Vast staat – nu dit niet is betwist - dat de gemeente voordat zij het bestrijdingsmiddel Xen tari subspecies Aizawai heeft gebruikt overleg heeft gevoerd met Alterra, een onderzoeksinstituut verbonden aan de universiteit van Wageningen en met de Plantenziektekundige Dienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Door deze instanties is bevestigd dat Xen tari een effectief middel is ter bestrijding van de eikenprocessierups. Eveneens staat - als onbetwist althans onvoldoende betwist - vast dat door de gemeente een middel is gebruikt dat, althans volgens de destijds bestaande inzichten, op alle larvale stadia van de rups werkzaam was. Daarenboven geldt dat de burgers van de gemeente Echt-Susteren in 2004 op adequate wijze door de gemeente zijn voorgelicht over de aanwezigheid en de risico’s van de eikenprocessierups, hetgeen door [eiser] wordt erkend.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het vooroverwogene, noch uit de stellingen van partijen noch uit de door partijen overgelegde stukken volgen dat de gemeente niet zorgvuldig heeft gehandeld door het bestrijdingsmiddel Xen tari subspecies Aizawai in te zetten. Evenmin is de rechtbank gebleken dat de gemeente bij de keuze voor het tijdstip waarop het middel is toegepast op onzorgvuldige wijze te werk is gegaan. Zelfs wanneer zou blijken dat het door de gemeente ingezette bestrijdingsmiddel het meest effectief is wanneer dit wordt toegepast in de periode eind april – begin mei, is de rechtbank van oordeel dat de gemeente kon en mocht vertrouwen op de bij haar op dat moment aanwezige kennis en de door haar ingewonnen adviezen.
4.7.
De stelling van [eiser] dat de bestrijding niet effectief is geweest omdat hij schade zou hebben geleden door de brandharen van de eikenprocessierups die hij in de jaren daarvoor niet heeft geleden – hetgeen overigens wordt betwist- doet aan het voorgaande niet af. Vast staat immers dat ongeacht welk bestrijdingsmiddel wordt toegepast het niet mogelijk is om de eikenprocessierups en dus ook de daarmee gepaard gaande overlast volledig uit te bannen. De mate waarin de eikenprocessierups kan worden bestreden is verder mede afhankelijk van factoren die buiten de invloed van de gemeente liggen. Voorts staat vast dat brandharen van de eikenprocessierups nog meerdere jaren hun gevaarlijke werking blijven houden. Vorenstaande betekent enerzijds dat de zorgplicht van de gemeente niet verder kan reiken dan het voor zover mogelijk beperken van deze overlast en anderzijds dat wanneer veronderstellenderwijs ervan uit wordt gegaan dat [eiser] schade heeft geleden door de brandharen van de eikenprocessierups dit ook een gevolg kan zijn van de brandharen die achter zijn gebleven na bestrijding dan wel van brandharen uit nesten van de jaren voorafgaande aan 2004.
4.8.
De rechtbank is gezien het vooroverwogene van oordeel dat de gemeente de nodige zorg in acht heeft genomen en op adequate wijze voorzorgsmaatregelen heeft getroffen door het voorlichten van de burgers alsmede door het bestrijden van de eikenprocessierupsen. De vordering van [eiser] zal worden afgewezen. De overige stellingen en weren behoeven dan ook geen bespreking meer.
4.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. De gemeente heeft ook een veroordeling van [eiser] in de nakosten gevorderd. Deze vordering zal worden afgewezen. Uit artikel 237 lid 4 Rv volgt dat nakosten slechts kunnen worden toegewezen in een bevelschrift, afgegeven door de rechter die de proceskostenveroordeling heeft uitgesproken. Artikel 237 lid 4 Rv biedt geen grondslag voor het bij voorbaat toewijzen van kosten die eerst na de uitspraak (mogelijk) ontstaan. De bepaling heeft immers betrekking op na de uitspraak ontstane kosten. Bovendien staat het slot van deze bepaling, waarin het instellen van een gewoon rechtsmiddel tegen een beslissing omtrent de nakosten wordt uitgesloten, in de weg aan toewijzing van nakosten in de uitspraak zelf. Wanneer over de nakosten in de uitspraak zelf wordt beslist, is met die uitspraak ook de beslissing over de nakosten, tegen de in artikel 237 lid 4 Rv bedoeling van de wetgever in, aan een hogere voorziening onderworpen.
4.10.
Tenslotte heeft de gemeente wettelijke rente gevorderd over de te liquideren proceskosten vanaf de dag waarop dit vonnis zal worden gewezen. [eiser] moet evenwel in redelijkheid in de gelegenheid worden gesteld om die kosten te betalen, hetgeen alsdan niet het geval is. Daarom zal de rechtbank de gedaagde een termijn stellen van veertien dagen om die kosten te voldoen en de wettelijke rente toewijzen indien gedaagde die kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis voldoet.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding aan de zijde van de gemeente tot aan deze uitspraak begroot op EUR 1.068, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, indien gedaagde in gebreke blijft deze kosten binnen die termijn te voldoen;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.J. Derks-Voncken en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2008.(