ECLI:NL:RBROE:2007:BC7560

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
79251 FA RK 07-440
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partnerbijdrage in het kader van alimentatie en fiscale aftrekbaarheid in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 20 juni 2007 uitspraak gedaan over de wijziging van de partnerbijdrage die de man aan de vrouw moet betalen. De man had verzocht om een verlaging van de partnerbijdrage die eerder was vastgesteld op EUR 1.198,00 per maand voor de periode van 1 december 2005 tot 1 mei 2006, en EUR 1.586,00 per maand vanaf 1 mei 2006. De rechtbank had eerder op 12 juli 2006 de partnerbijdrage vastgesteld op basis van een netto gezinsinkomen van EUR 2.626,00 per maand en een kale woninghuur van EUR 200,00. De man voerde aan dat de rechtbank een vergissing had gemaakt bij het berekenen van zijn draagkracht en dat zijn werkelijke netto maandinkomen lager was dan door de rechtbank vastgesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2007 heeft de man zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de rechtbank niet had rekening gehouden met zijn werkelijke lasten en fiscale voordelen. De vrouw daarentegen stelde dat de man de partnerbijdrage op twee manieren kon aftrekken volgens de Duitse belastingwetgeving, maar dat hij niet kon aantonen dat hij daadwerkelijk een partnerbijdrage betaalde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man geen fiscaal voordeel genoot, omdat de vrouw niet meewerkte aan de benodigde belastingdocumenten.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de eerdere vaststelling van de partnerbijdrage niet in stand kon blijven, omdat deze was gebaseerd op onjuiste gegevens. De rechtbank heeft de partnerbijdrage voor de periode van 1 september 2005 tot 1 mei 2006 vastgesteld op EUR 1.128,00 per maand en vanaf 1 mei 2006 op EUR 1.527,00 per maand. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man de nieuwe bedragen onmiddellijk moet betalen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 79251 / FA RK 07-440
Beschikking van 20 juni 2007 betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de man]
wonende te [adres],
hierna te noemen de man,
procureur: mr. M.M. Setiaman;
tegen:
[de vrouw],
wonende te [adres],
hierna te noemen de vrouw,
procureur: mr. P.G.C.P. Smits,
hierna ook te noemen de echtgenoten.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Bij beschikking van deze rechtbank van 12 juli 2006 zijn tussen de echtgenoten voor de duur van het geding voorlopige voorzieningen vastgesteld, waarvan de man wijziging heeft gevraagd als nader is aangegeven in het verzoek, naar de inhoud waarvan de rechtbank verwijst.
De man heeft wijziging verzocht van voormelde beschikking in die zin dat de partnerbijdrage voor de periode 1 december 2005 tot 1 mei 2006 wordt bepaald op EUR 760,00 per maand en vanaf 1 mei 2006 op EUR 1.059 per maand, althans op een lager bedrag dan in de beschikking van 12 juli 2006 is bepaald.
1.2. De rechtbank heeft op 23 april 2007 een fax met bijlagen ontvangen van mr. P.G.C.P. Smits;
1.3. De rechtbank heeft op 1 mei 2007 een fax met bijlage ontvangen van mr. M.M. Setiaman;
1.4. De rechtbank heeft op 16 mei 2007 een fax met bijlagen ontvangen van mr. M.M. Setiaman;
1.5. De rechtbank heeft op 21 mei 2007 een fax met bijlagen ontvangen van mr. M.M. Setiaman;
1.6. Op 22 mei 2007 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- namens de man mr. M.M. Setiaman;
- de vrouw, bijgestaan door mr. P.G.C.P. Smits..
1.7. De rechtbank heeft op 29 mei 2007 een fax ontvangen van mr. M.M. Setiaman;
1.8. De rechtbank heeft op 4 juni 2007 een fax ontvangen van mr. P.G.C.P. Smits;
1.9. De rechtbank heeft op 5 juni 2007 een fax ontvangen van mr. P.G.C.P. Smits;
2. De vaststaande feiten
2.1. De rechtbank heeft op 12 juli 2006 bepaald dat de man als bijdrage voor levensonderhoud aan de vrouw met ingang van 1 december 2005 tot 1 mei 2006 moet betalen EUR 1.198,00 per maand en vanaf 1 mei 2006 een bedrag van EUR 1.586,00.
De rechtbank is daarbij, voor zover hier van belang, uitgegaan van het navolgende:
- een netto gezinsinkomen van EUR 2.626,00 netto per maand;;
- een kale woninghuur van EUR 200,00;
- een fiscaal voordeel over de te betalen partnerbijdrage van 23,1 %.
3. Het verzoek
3.1. Het verzoekschrift houdt in dat de rechtbank de partnerbijdrage zal wijzigen in die zin dat zij de door de man aan de vrouw te betalen partnerbijdrage over de periode van 1 december 2005 tot 1 mei 2006 zal bepalen op EUR 760,00 en vanaf 1 mei 2006 op EUR 1.059,00, althans op een lager bedrag dan EUR 1.198,00, respectievelijk EUR 1.586,00 per maand als de rechtbank in goede justitie meent te behoren, kosten rechtens.
3.2. De man heeft gesteld dat er bij het geven van de beschikking van 12 juli 2006 in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de beschikking voor wat betreft de door de man te betalen alimentatie voor de vrouw niet in stand kan blijven.
3.3. De man heeft daartoe het volgende aangevoerd:
1. De rechtbank heeft een kennelijke vergissing begaan bij het berekenen van de draagkracht van de man. Uitgaande van de door de rechtbank gehanteerde bedragen zou voor de periode van 1 september 2005 tot 1 mei 2006, rekening houdend met 23,1% belastingaftrek, bij de man draagkracht zijn voor een partnerbijdrage van EUR 1.082,00 (rechtbank EUR 1.198,00) en vanaf 1 mei 2006 van EUR 1.451,00 (rechtbank EUR 1.586,00).
2. De rechtbank heeft bij de bepaling van het gemiddelde netto inkomen van de man rekening gehouden met het gemiddelde inkomen over de maanden januari 2006 tot en met mei 2006, zijnde EUR 2.626,00, hetgeen niet representatief is voor het maandinkomen van de man. Indien het gemiddelde inkomen over het gehele jaar 2006 wordt genomen, bedroeg het netto maandinkomen EUR 2.505,00.
3. Aan woninghuur betaalt de man aan zijn nieuwe partner een bedrag van EUR 250,00, terwijl de rechtbank is uitgegaan van een woninghuur van EUR 200,00;
4. De rechtbank heeft rekening gehouden met het door de man te realiseren fiscaal voordeel. De man geniet enkel een fiscaal voordeel indien de vrouw vooraf een door haar ondertekende verklaring bij de Duitse belastingdienst indient. De vrouw weigert echter de benodigde stukken te ondertekenen. Er dient daarom geen rekening te worden gehouden met het eventuele fiscale voordeel van de man. Voorts stelt de man dat het maximaal aftrekbare bedrag op jaarbasis EUR 7.680,00 is, terwijl in de berekening van de rechtbank er vanuit is gegaan dat de man het totaal betaalde bedrag aan partnerbijdrage zou kunnen aftrekken tegen een belastingpercentage van 23,1 %. Het belastingvoordeel dat de man uit de aftrekpost geniet is EUR 3.122,38 per jaar, zijnde EUR 260,20 per maand.
4. Het verweer
4.1. De vrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen wijziging van omstandigheden zijn, zodat de gegeven beschikking in stand dient te blijven.
4.2. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man de betaalde partnerbijdrage volgens de Duitse belastingwetgeving op twee manieren zou kunnen aftrekken.
Op de eerste plaats als “Sonderausgabe” overeenkomstig §10 van het Einkommensteuergesetz. Dit kan volgens de vrouw, verwijzend naar de transcriptie van een telefoongesprek van de advocaat van de vrouw met de heer Wolz van het Finanzamt Würzburg, indien de vrouw de ontvangen partnerbijdrage in Duitsland opgeeft als inkomsten. Nu de vrouw woonachtig is in Nederland en zij daar belasting betaalt kan zij niet meewerken aan een belastingaftrek van de man als “Sonderausgabe”.
De tweede manier om de betaalde partnerbijdrage via de Duitse belastingen als aftrekpost op te voeren is overeenkomstig §33a van het Einkommensteuergesetz als Aussergewöhnliche Belastung in besonderen Fällen. Deze aftrekpost bedraagt maximaal EUR 7680,00 per jaar.
De vrouw stelt voorts dat het de man is die bij de Duitse belastingdienst moet aantonen dat hij een partnerbijdrage betaalt. Dat kan de man echter niet, omdat hij nauwelijks een partnerbijdrage betaalt.
Het verzoek van de man tot wijziging van de partnerbijdrage dient naar het oordeel van de vrouw te worden afgewezen.
5. De beoordeling
5.1. De man heeft zijn verzoek gebaseerd op het feit dat de beschikking van de rechtbank van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven beantwoordt aangezien bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Verzoeker kan niet aan zijn verplichtingen voldoen en wenst derhalve wijziging van de destijds bepaalde partnerbijdrage.
5.2. De rechtbank is van oordeel dat bij de uitspraak van de rechtbank van 12 juli 2006 uitgegaan is van een onjuiste vaststelling van het fiscale voordeel van de man, zodat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de vaststelling van de partnerbijdrage niet in stand kan blijven.
Het betreffende verzoek dient daarom te worden toegewezen zoals hierna is bepaald.
Blijkens de door de man overgelegde financiële gegevens bedraagt zijn inkomen EUR 2.505,00 netto per maand (uitgaande van nettosalaris over 2006).
De rechtbank houdt rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent en de vakantietoeslag, en een draagkrachtpercentage van 70.
De rechtbank neemt de volgende niet of niet langer bestreden maandelijkse lasten van de manin aanmerking:
• EUR 250,00 kale woninghuur,
• EUR 73,00 premie levensverzekering
• EUR 427,61 herinrichtingskosten (van 1 september 2005 tot 1 mei 2006)
Op grond van voormelde financiële gegevens, becijfert de rechtbank, zonder dat rekening is gehouden met het fiscaal voordeel, draagkracht bij de man tot betaling van een partnerbijdrage van EUR 760,00 per maand voor de periode 1 september 2005 tot 1 mei 2006. Vanaf 1 mei 2006 heeft de man een draagkracht van EUR 1.059,00.
5.3. Het fiscaal voordeel.
De man heeft gesteld dat hij geen fiscaal voordeel geniet nu de vrouw de daarvoor in te dienen Anlage-U niet wil ondertekenen. De rechtbank dient dan ook geen rekening te houden met het Fiscaal voordeel. Mocht de rechtbank toch rekening houden met het door de man te realiseren fiscaal voordeel, dan verzoekt de man slechts rekening te houden met een maximale aftrekpost van EUR 7.680,00 per jaar, hetgeen, volgens de berekeningen van de boekhouder van de man, een netto voordeel oplevert van EUR 3.122,38 per jaar, zijnde EUR 260,20 per maand.
De vrouw heeft gesteld dat de vrouw niet kan meewerken aan het ondertekenen van de Anlage-U nu zij in Duitsland niet belastingplichtig is. De Anlage-U kan alleen worden ingediend indien de onderhoudsplichtige en de onderhoudsgerechtigde in Duitsland belastingplichtig zijn. Mocht de man de Anlage-U indienen in Duitsland dan komt de man in aanmerking voor een aftrekpost van € 13.000,00 per jaar. De vrouw stelt voorts niet meegewerkt te hebben omdat de man nauwelijks een partnerbijdrage heeft betaald. De vrouw heeft ter zitting aangegeven wel mee te willen werken, indien ze de door de rechtbank opgelegde partnerbijdrage ontvangt.
Indien de rechtbank rekening zou houden met een maximaal af te trekken partnerbijdrage van EUR 7.680,00 per jaar, dan is het belastingvoordeel van de man EUR 640,00 per maand en niet zoals de man stelt EUR 260,20 per maand.
De rechtbank stelt uit de door de vrouw overgelegde bescheiden met betrekking tot de aftrek van de partnerbijdrage vast, dat er volgens het Duitse Einkommengesetz twee mogelijkheden bestaan.
De eerste mogelijkheid is de partnerbijdrage als “Sonderausgaben” van het inkomen af te trekken. De onderhoudsplichtige kan met toestemming van de onderhoudsgerechtigde een verzoek doen om aftrek van maximaal EUR 13.805,00 per jaar. Het verzoek dient kennelijke gedaan te worden met het door de vrouw overgelegde Anlage-U formulier. De rechtbank stelt vast dat, anders dan door de vrouw is gesteld, de vrouw, belastingplichtig in Nederland, wel toestemming tot aftrek kan geven van de ontvangen partnerbijdrage. Onder B. Zustimming zum Antrag A van de Anlage-U, kan de onderhoudsgerechtigde die in een andere lidstaat woonachtig is verklaren dat zij de ontvangen partnerbijdrage in die andere lidstaat heeft opgegeven als belastbare inkomsten. De onderhoudsgerechtigde dient daarvan bewijsstukken van de belastingdienst te overleggen. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de man nauwelijks een partnerbijdrage aan de vrouw heeft betaald. Op grond hiervan kan de vrouw niet voldoen aan de aan haar in Anlage-U opgedragen verklaring dat zij de ontvangen partnerbijdrage aan de belastingdienst in Nederland heeft opgegeven.
De tweede mogelijkheid om betaalde partnerbijdrage in Duitsland van het inkomen af te trekken is via “Aussergewöhnliche Belastung in besonderen Fällen”. In dit geval is de aftrek beperkt tot een bedrag van EUR 7.680 per jaar. De man kan dit bedrag als aftrekpost in zijn belastingaangifte betrekken. De man behoeft daarbij geen medewerking van de vrouw.
De rechtbank heeft op 12 juli 2006 de behoefte van de vrouw bepaald op EUR 2.668,00 bruto per maand. Om in die behoefte te voorzien acht de rechtbank het redelijk dat bij de berekening van de draagkracht van de man rekening wordt gehouden met het maximaal door de man te behalen fiscale voordeel. De man kan de door hem te betalen partnerbijdrage in Duitsland als “Sonderausgabe” aftrekken van zijn inkomsten. De man dient daartoe een aanvraag te doen bij de Duitse belastingdienst. De man heeft, om voor die belastingaftrek in aanmerking te komen een verklaring van de vrouw nodig, dat zij de ontvangen partnerbijdrage in Nederland aan de belastingdienst als inkomen opgeeft. De vrouw heeft er alle belang bij om mee te werken nu dat fiscale voordeel geheel aan haar wordt toegerekend. De vrouw heeft ter zitting voorts aangegeven mee te willen werken aan de belastingteruggave door de man. De vrouw zal de ontvangen partnerbijdrage pas als inkomsten op kunnen geven aan de belastingdienst als zij die ook daadwerkelijk ontvangt. De vrouw heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de man de opgelegde partnerbijdrage tot nu toe nauwelijks heeft betaald. De rechtbank is van oordeel dat het aan de man is om de hierna op te leggen partnerbijdrage daadwerkelijk te betalen. De rechtbank acht geen termen aanwezig aan te nemen, dat de vrouw niet zal meewerken aan de aanvraag tot belastingteruggave.
De rechtbank houdt dan ook bij de berekening van het fiscaal voordeel van de man rekening met een aftrekpost van EUR 13.805,00. Voor de berekening van het belastingvoordeel voor de man sluit de rechtbank aan bij het percentage dat is af te leiden uit de overgelegde berekeningen van zijn boekhouder. Daar is berekend dat bij een aftrekpost van EUR 7.680,00 de man daarvan een bedrag van EUR 3.122,38 terug zal ontvangen, zijnde 40,66%.
De teruggaaf voor de man bepaalt de rechtbank dan ook op (40,66% van EUR 13.805,00) EUR 5.613,00 per jaar, zijnde EUR 468,00 per maand.
Op grond van hetgeen hiervoor is gesteld, becijfert de rechtbank, rekening houdende met een fiscaal voordeel van de man van EUR 468,00 per maand, draagkracht bij de man tot betaling van een partnerbijdrage van EUR 1.128,00 per maand voor de periode 1 september 2005 tot 1 mei 2006. Vanaf 1 mei 2006 heeft de man een draagkracht van EUR 1.527,00.
5.4. Aangezien de omstandigheden van de echtgenoten zulks vergen, treft de rechtbank voor de duur van het geding de hierna te melden voorlopige voorzieningen.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. bepaalt het bedrag dat de man als bijdrage voor levensonderhoud aan de vrouw moet betalen voor de periode van 1 september 2005 tot 1 mei 2006 op EUR 1.128,00 per maand, en per 1 mei 2006 op een bedrag van EUR 1.527,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
6.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en ter zitting van 20 juni 2007 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.