ECLI:NL:RBROE:2007:BC1063

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860787-07
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige doorzoeking en bewijsuitsluiting in strafzaak tegen verdachte wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 20 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De zaak kwam aan het licht toen verbalisanten de woning van de verdachte binnentreden met het doel harddrugs in beslag te nemen. De verbalisanten hadden echter slechts een indicatie dat de drugs zich in de woning bevonden, wat niet gelijkstaat aan de wetenschap dat de drugs daar daadwerkelijk aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het openen van een kast om te controleren op de aanwezigheid van drugs moet worden aangemerkt als een zoekingshandeling, wat in dit geval onrechtmatig was omdat er geen machtiging van een rechter-commissaris was verkregen.

De rechtbank overwoog dat de doorzoeking niet alleen onrechtmatig was, maar dat het ook gevolgen had voor de toelaatbaarheid van het bewijs. Artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering verplicht de rechter om te bepalen welke gevolgen aan de onrechtmatigheid van de doorzoeking moeten worden verbonden. De rechtbank concludeerde dat de ernst van de inbreuk op het woongenot van de verdachte gering was, aangezien hij op dat moment niet thuis was en de verbalisanten slechts één kast hadden doorzocht. Bovendien was er geen sprake van doelbewuste grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte.

Desondanks vond de rechtbank dat de inbreuk op het woongenot van de verdachte ernstig genoeg was om een sanctie te rechtvaardigen. Uitsluiting van het verkregen bewijs werd te zwaar geacht in verhouding tot de ernst van de inbreuk. De rechtbank besloot daarom om de op te leggen straf te verminderen. Voor het gepleegde feit zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden passend zijn, maar ter compensatie voor het onrechtmatig optreden van de verbalisanten werd deze straf met twee maanden verminderd, resulterend in een gevangenisstraf van zeven maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
AANTEKENING MONDELINGE UITSPRAAK
Sector : 13
Parketnummer : 04/860787-07
Volgnummer : 0014
Uitspraak van de politierechter mr. V.P. van Deventer van 20 december 2007, in
de zaak tegen de verdachte
naam : [verdachte]
voornamen : [voornaam]
geboren op : [geboortedatum + - plaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Thans gedetineerd in/bij: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond
Tegenspraak, na aanhouding verschenen
OVERWEGINGEN:
• De waarnemingen van verbalisanten met betrekking tot het oppikken van twee Duitse mannen, het geleiden naar de woning en de verklaringen van deze Duitse mannen vormen op zichzelf reeds voldoende feiten en omstandigheden om A. [verdachte] aan te merken als verdachte in de zin van artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
• Uit geen enkel feit blijkt dat zijdens politie of Openbaar Ministerie doelbewust en met grove veronachtzaming van verdachtes belangen diens woning (gedeeltelijk) heeft doorzocht. Daarom is er geen reden om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
• Verbalisanten hebben de woning van verdachte betreden ter fine van inbeslagneming van harddrugs. Zij hadden een indicatie waar die drugs zouden moeten liggen. Dit is niet hetzelfde als de wetenschap dat die drugs daar daadwerkelijk liggen. In het verleden kon het openen van een enkele, niet afgesloten kastdeur, worden aangemerkt als vallende onder het begrip ‘zoekend rondkijken’. Bij de aanpassing van het Gerechtelijk Vooronderzoek heeft de wetgever nadrukkelijk aangegeven dat dat niet meer kan. Daarom moet het openen van een kast om te zien of die drugs daar ook werkelijk liggen, worden aangemerkt als een zoekingshandeling, hoe gering ook.
• Deze doorzoeking werd niet verricht door een rechter-commissaris. Evenmin heeft de rechter-commissaris daarvoor machtiging verleent. De doorzoeking is daarom onrechtmatig verricht en het gevonden bewijsmateriaal is daarom onrechtmatig verkregen.
• Het bepaalde in artikel 359a Sv geeft de rechter de opdracht te bepalen welke gevolgen aan de onrechtmatigheid moet worden verbonden. Daarbij heeft de rechter rekening te houden met het geschonden belang, de ernst van de inbreuk en het daardoor veroorzaakte nadeel.
• Zoals hiervoor al gesteld is van doelbewuste grove verontachtzaming van verdachtes belangen geen sprake. De betrokken verbalisanten hebben verzuimd hun werkwijze aan te passen aan de nieuwe uitleg van ‘zoekend rondkijken’.
• De ernst van de inbreuk is gering geweest. De verbalisanten hebben hun inbreuk beperkt tot één kast, waarin, naar hen was gezegd, drugs zouden liggen. Verdachte bevond zich op dat moment niet in de woning, zodat hij deze inbreuk op zijn woongenot niet direct aan den lijve heeft ondervonden.
• De informatie op grond waarvan de verbalisanten zijn opgetreden had, naar de overtuiging van de politierechter, desgevraagd zeker hebben geleid tot een doorzoeking door de rechter-commissaris, of tot een machtiging tot doorzoeking. Verbalisanten hebben dus niets verkregen, wat zij anders niet ook zouden hebben verkregen, zij het dat zij verzuimd hebben de rechter-commissaris in te (doen) schakelen. Daarmee staat vast dat verdachte door het verzuim geen reële schade heeft geleden.
• Desondanks is de inbreuk op verdachtes woongenot ernstig genoeg om een sanctie te rechtvaardigen. Uitsluiting van het verkregen materiaal voor het bewijs wordt een te zware sanctie geacht in relatie tot de ernst van de inbreuk en de toegebrachte schade aan verdachte. Daarom is vermindering van de op te leggen straf een geëigende sanctie. Voor het gepleegde strafbare feit zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden een juiste sanctie zijn. Ter compensatie voor het onrechtmatig optreden van de verbalisanten wordt op die straf twee maanden in mindering gebracht.
KWALIFICATIE:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en
onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
GEPLEEGD:
op 05 september 2007
TOEGEPASTE ARTIKELEN:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 57, 91
Opiumwet art. 2, 10
BESLISSING:
Gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
De politierechter,