ECLI:NL:RBROE:2007:BC0331
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de invoer en het gebruik van niet-toegelaten bestrijdingsmiddelen in de pluimveehouderij
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 12 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het invoeren en gebruiken van niet-toegelaten bestrijdingsmiddelen, specifiek nicotine, in de pluimveehouderij. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 19 maart 2006 tot en met 31 maart 2006, samen met een ander, 90 liter nicotine binnen Nederland te hebben gebracht en voorhanden te hebben gehad, zonder dat dit middel was goedgekeurd volgens de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. Daarnaast werd hem verweten dat hij in de periode van 1 december 2004 tot en met 31 maart 2006, meermalen nicotine te hebben gebruikt.
Tijdens de zitting op 28 november 2007 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard voor de ten laste gelegde feiten. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het tweede feit, omdat er geen bewijs zou zijn dat er sprake was van nicotine. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen en verklaringen van getuigen in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad het bewezen verklaarde had begaan.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een niet-toegelaten bestrijdingsmiddel had ingevoerd en gebruikt, wat gevaarlijk was voor zowel de volksgezondheid als het milieu. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 50 dagen zou worden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder het ontbreken van winstoogmerk en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld. Dit vonnis benadrukt de ernst van het gebruik van niet-toegelaten bestrijdingsmiddelen in de agrarische sector en de noodzaak van naleving van de wetgeving ter bescherming van de volksgezondheid.