ECLI:NL:RBROE:2007:BB4102

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
21 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/620088-06
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • N.J.M. Ruyters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Roermond op 21 september 2007 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen [veroordeelde], die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarbij hij stelde dat [veroordeelde] voordeel had genoten van meerdere hennepplantages. De politierechter heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was gebaseerd op extrapolatie en niet op concrete gegevens over de duur en omvang van de hennepkwekerij.

Tijdens de zitting heeft [veroordeelde] verklaard dat hij in maart 2006 is begonnen met de inrichting van de hennepkwekerij en dat hij geen inkomsten heeft gehad uit deze kwekerij. De getuige [getuige], eigenaar van de loods, bevestigde dat de loods in maart 2006 leeg was en dat er geen hennepkwekerij aanwezig was. De politierechter oordeelde dat de verklaring van [veroordeelde] geloofwaardig was, mede gezien de getuigenverklaringen die zijn standpunt ondersteunden.

De politierechter concludeerde dat de vordering van de officier van justitie niet kon worden onderbouwd met voldoende bewijs. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was niet gebaseerd op een kasopstelling of vermogensvergelijking, maar op extrapolatie van eerdere oogsten. Hierdoor was er onvoldoende grondslag voor de ontneming van het veronderstelde voordeel. De politierechter heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat niet was vastgesteld dat [veroordeelde] daadwerkelijk voordeel had verkregen uit de hennepkwekerij.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer: 04/620088-06
Uitspraak: 21 september 2007
Uitspraak ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de politierechter in de rechtbank Roermond
in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tegen:
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
hierna te noemen [veroordeelde].
Het onderzoek van de zaak.
De politierechter heeft op 10 augustus 2007 gehoord:
- de officier van justitie,
- [veroordeelde], voornoemd, bijgestaan door mr. B.M.A. Jegers, advocaat te Heerlen.
De politierechter heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond d.d. 10 augustus 2007 in de zaak met parketnummer 04/620088-06, waarbij [veroordeelde] voornoemd onder meer is veroordeeld wegens het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
[veroordeelde] heeft ter zitting onder meer naar voren gebracht dat hij eind maart 2006 is gestart met de inrichting van de hennepkwekerij in de eveneens gehuurde loods bij zijn woonadres [woonadres] en hij daar begin mei 2006 de eerste hennepstekjes heeft gezet. Hij heeft geen inkomsten gehad van die kwekerij. De spullen die hij heeft gebruikt voor de inrichting van de kwekerij heeft hij tweedehands gekocht.
Ter zitting is gehoord als getuige [getuige], eigenaar van de aan [veroordeelde] verhuurde woning op de [adres loods] met bijbehorende loods.
[getuige] heeft onder meer ter zitting verklaard dat hij in maart 2006 in de loods aanwezig is geweest om de meterstand op te nemen. De loods was toen, op wat huishoudelijke spullen en paardenspullen na, leeg. Verder heeft [getuige] verklaard dat een houtzagerij in de loods aanwezig is geweest.
De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij de ontnemingsvordering handhaaft. De officier van justitie is van oordeel dat, wat er ook zij van de verklaring van [getuige] en de consequenties die daaraan verbonden dienen te worden over de duur van de kwekerij, er in ieder geval voldoende aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat [veroordeelde] voordeel heeft gehad uit de opbrengsten van een of meerdere hennepplantages, hetgeen hij afleidt uit de voorwerpen die in de loods en de woning van [veroordeelde] zijn aangetroffen. Daarbij acht hij met name de aangetroffen weekkalender 2006 van belang en de verklaring van [veroordeelde] ter zitting dat de letters op die kalender inderdaad betrekking hebben op hennepplanten van een andere hennepplantage.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is ter terechtzitting betoogd dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen aangezien [veroordeelde] onmogelijk twee oogsten kan hebben gehad. De raadsman acht de verklaring van [veroordeelde] daaromtrent geloofwaardig, mede gelet op de ter zitting en bij de politie afgelegde getuigenverklaring van [getuige].
[getuige] heeft eveneens de verklaring van [veroordeelde] bevestigd dat er een houtzagerij in de loods aanwezig was, waardoor het aanwezige stof te verklaren is. Daarnaast is het onlogisch dat [veroordeelde] inkomsten zou hebben gehad uit een hennepkwekerij, terwijl hij een huurachterstand en andere schulden had.
De raadsman verwijst tenslotte naar de verklaring van [getuige 2] en [getuige 3] waarin zij beiden verklaren dat [veroordeelde] in auto’s handelde.
Het standpunt van de officier van justitie dat [veroordeelde] op andere locaties wederrechtelijk voordeel uit hennepkwekerijen heeft gehad, is in de optiek van de raadsman onvoldoende aannemelijk gemaakt.
De motivering van de politierechter.
Uit het proces-verbaal van bevindingen inzake het wederrechtelijk verkregen voordeel (mutatienr. PL2330/06-075343, dossier pagina 0050 e.v.) blijkt dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op twee eerdere oogsten in de hennepkwekerij in de loods bij de woning op het adres [woonadres]. Het betreft een berekening op basis van extrapolatie in tegenstelling tot een berekening op basis van de kasopstelling en de vermogensvergelijking. De vordering van de officier van justitie ten bedrage van
€ 158.000,-- is op deze berekening gebaseerd.
In de genoemde loods is op 26 juni 2006 een hennepkwekerij aangetroffen. [veroordeelde] is hiervoor in bovengenoemd vonnis veroordeeld.
De politierechter acht de verklaring van [veroordeelde] dat hij geen eerdere oogsten in deze loods heeft gehad, gelet op de verklaring van de getuige [getuige], de verhuurder van het pand, aannemelijk. Immers [getuige] heeft verklaard dat hij in maart 2006 nog in de loods is geweest en toen geen hennepkwekerij heeft gezien. Hierbij gaat de politierechter ervan uit dat een oogst met verwerking gemiddeld 10 tot 12 weken vergt.
Gelet op de bij de huiszoeking aangetroffen voorwerpen en de verklaring van verdachte daarover acht de politierechter het niet onaannemelijk dat [veroordeelde] wel op enigerlei wijze bij (een) andere hennepkwekerij(en) betrokken is of is geweest.
Echter nu de vermogensberekening op basis van extrapolatie is opgesteld uitgaande van eerdere vergelijkbare oogsten in de onderhavige loods en er verder geen gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de duur en omvang van een aannemelijk te achten andere hennepkwekerij, noch met betrekking tot het daaruit verkregen voordeel, is de politierechter anders dan de officier van justitie van oordeel dat de opgemaakte voordeelberekening niet kan dienen als grondslag voor een schatting van het verkregen voordeel ter zake.
De politierechter is van oordeel dat niet is vastgesteld dat [veroordeelde] werkelijk voordeel heeft verkregen. De politierechter zal de vordering van de officier van justitie afwijzen.
UITSPRAAK
De politierechter:
wijst af de vordering van de officier van justitie.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.J.M. Ruyters, in tegenwoordigheid van C.M.A. van der Heijden als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2007.