ECLI:NL:RBROE:2007:BB2455
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een zaak met in Nederland en in het buitenland gevestigde gedaagden
In deze zaak, die voor de Rechtbank Roermond werd behandeld, ging het om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil waarbij zowel in Nederland als in het buitenland gevestigde gedaagden betrokken waren. De eiser, W.C.M. van H., had Kindi Consultants B.V. en [V.] Belasting- en Bedrijfsadviseurs B.V. als gedaagden, evenals enkele natuurlijke personen, waaronder H.C. [V.] en L.J.G.M. [D.]. De rechtbank diende te beoordelen of zij bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen tegen deze gedaagden, waarbij de EEX-Verordening, met name de artikelen 5 en 6, van toepassing was.
De rechtbank oordeelde dat de stellingen van de eiser onvoldoende duidelijkheid boden over de grondslagen van de vorderingen, waardoor niet kon worden vastgesteld of er een overeenkomst bestond met de verschillende gedaagden. Dit was cruciaal, aangezien de bevoegdheid van de rechtbank afhankelijk was van de vraag of er een overeenkomst was die de vorderingen ondersteunde. De rechtbank verwees naar het Kalfelis-arrest van het Hof van Justitie van de EU, waarin werd bepaald dat een nationale rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van vorderingen die op verschillende grondslagen zijn gebaseerd, zoals onrechtmatige daad en wanprestatie.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank zich onbevoegd ten aanzien van de gedaagden [V.], [D.], [van L.], [R.] en Opta, terwijl de procedure tegen Kindi en [V.] B.V. werd voortgezet. De rechtbank stelde vast dat de vorderingen tegen Kindi en [V.] B.V. wel degelijk voor de Nederlandse rechter waren aangebracht, en dat de betwisting van de overeenkomst of het onrechtmatig handelen inhoudelijk diende te worden behandeld. De eiser, [van H.], werd veroordeeld in de proceskosten van het incident, die tot dat moment waren begroot op EUR 452,00.