ECLI:NL:RBROE:2007:BB2177

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80691 / JE RK 07 - 735
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een justitiële jeugdinrichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 11 juli 2007 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], in een justitiële jeugdinrichting. De kinderrechter had eerder op 2 juli 2007 een tijdelijke machtiging verleend voor een periode van twee weken, maar de situatie rondom de minderjarige was sindsdien veranderd. Tijdens de zittingen op 9, 10 en 11 juli 2007 zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder de ouders van de minderjarige, de stichting en de minderjarige zelf, bijgestaan door haar advocaat, mr. L.H. Janssen-Dekkers.

De minderjarige, een 17-jarig meisje van Turkse afkomst, had een relatie met een 32-jarige man van Marokkaanse afkomst, wat leidde tot spanningen binnen haar familie. De ouders van de minderjarige gaven aan dat zij nu instemden met de relatie en zelfs met een verloving, wat een significante verandering in de situatie betekende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ernstige gedragsproblemen van de minderjarige, die eerder aanleiding gaven voor de uithuisplaatsing, niet langer aanwezig waren. De ouders en de stichting waren van mening dat de minderjarige niet langer gesloten hoefde te worden geplaatst.

De rechtbank oordeelde dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer gerechtvaardigd was, gezien de gewijzigde omstandigheden en de acceptatie van de relatie door de ouders. De kinderrechter heeft het verzoek van de stichting tot verlenging van de machtiging afgewezen, en de minderjarige werd in staat geacht om weer thuis te wonen. De beslissing werd genomen in het belang van de minderjarige en haar ontwikkeling, waarbij de rechtbank ook rekening hield met de culturele context en de dynamiek binnen het gezin.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaak-/rolnummer: 80691 / JE RK 07-735
Beschikking van 11 juli 2007 betreffende een jeugdbeschermingsmaatregel
in de zaak van
[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige en verzoeker als belanghebbenden aan:
- [de vader],
wonende te [woonplaats],
[adres],
- [de moeder],
wonende te [woonplaats],
[adres].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders.
Het verloop van de procedure
De minderjarige is ondertoezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, mede kantoorhoudende te Venlo. De ondertoezichtstelling loopt tot 26 februari 2008.
De voornoemde stichting heeft op 2 juli 2007 een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, strekkende tot verlening van een machtiging tot spoeduithuisplaatsing in een justitiële jeugdinrichting van voornoemde minderjarige.
Het plan van aanpak en het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling zijn bij het verzoekschrift overgelegd.
De machtiging tot spoeduithuisplaatsing wordt verzocht in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige.
Aangezien de stichting machtiging heeft verzocht tot plaatsing van de minderjarige in een justitiële jeugdinrichting, is aan de minderjarige als raadsvrouw toegevoegd mr. L.H. Janssen-Dekkers, advocaat te Roermond.
Bij beschikking van 2 juli 2007 verleende de kinderrechter reeds machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een justitiële jeugdinrichting, met ingang van 2 juli 2007 voor de duur van twee weken en heeft de kinderrechter de beslissing voor het overige aangehouden.
Op 9, 10 en 11 juli 2007 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Bij de behandeling op 9 juli 2007 zijn gehoord de stichting en de minderjarige, bijgestaan door mr. L.H. Janssen-Dekkers.
Bij de behandeling op 10 juli 2007 zijn in aanwezigheid van mr. L.H. Janssen-Dekkers gehoord de stichting en de ouders [de vader] en [de moeder].
Op 11 juli 2007 heeft de kinderrechter de behandeling verwezen naar de meervoudige kamer.
Bij de behandeling op 11 juli 2007 zijn verschenen:
- de minderjarige, bijgestaan door mr. L.H. Janssen-Dekkers,
- de ouders [de vader] en [de moeder],
- oom (vaderszijde) en de zus van de minderjarige,
- de vriend van de minderjarige, met zijn ouders,
- de gezinsvoogdes [achternaam] en mevrouw [achternaam] namens de stichting.
Als tolk in de Turkse taal was aanwezig de heer [achternaam] die de belofte heeft afgelegd en hetgeen ter zitting op 10 en 11 juli 2007 is besproken voor de ouders van de minderjarige heeft vertaald.
De vaststellingen en overwegingen
Uit de onderliggende stukken blijkt het volgende.
[de minderjarige] is een ruim 17-jarig meisje uit een gezin van 4 kinderen. Het gezin is van Turkse afkomst. [de minderjarige] heeft een 32-jarige vriend van Marokkaanse afkomst. Deze relatie brengt haar in ernstige problemen omdat haar familie wil dat zij met deze vriend breekt. [de minderjarige] is herhaaldelijk weggelopen met haar vriend. [de minderjarige] zorgt met haar gedrag voor een enorme schaamte in het gezin en familie gerelateerd aan de Turkse cultuur. Haar broers hebben tegenover de politie aangegeven dat er eerherstel moet plaatsvinden. Herstel zal plaatsvinden als [de minderjarige] en/of haar vriend gewond of vermoord zullen/zal worden. Ouders kunnen de veiligheid van [de minderjarige] niet waarborgen.
Namens de stichting is aangevoerd dat [de minderjarige] wegloopgedrag vertoont en dat zij tegen zichzelf beschermd moet worden. De stichting handhaaft het verzoek. De stichting ziet wel in dat het moeilijk zal zijn [de minderjarige] tot haar 18e levensjaar geplaatst te houden in een justitiële jeugdinrichting. De stichting is aanwezig geweest bij een gesprek tussen [de minderjarige] en haar ouders op de [inrichting] te [plaatsnaam]. Daar is toen gesproken over een mogelijke verloving met haar vriend. De stichting kan de betrouwbaarheid van het gesprek moeilijk inschatten.
De stichting is benaderd door de officier van justitie met de mededeling dat er nog steeds bedreigingen plaatsvinden van de zijde van de broers van [de minderjarige] richting haar vriend.
[de minderjarige] brengt naar voren dat er geen reden is haar nog langer gesloten te plaatsen. Zij heeft met haar ouders gesproken op de [inrichting]. Zij accepteren de relatie en stemmen in met een verloving. Vader is het hoofd van het gezin. De broers luisteren naar vader. [de minderjarige] voelt zich in het geheel niet bedreigd en er zijn ook geen bedreigingen in haar richting geuit. Zij wil zo snel mogelijk naar huis. Zij heeft zich destijds bij de politie gemeld omdat zij bang was voor de gevolgen van haar weglopen. Zij was bang dat haar broers haar zouden slaan.
Namens [de minderjarige] is door de advocaat twijfel uitgesproken of een civiele machtiging wel de aangewezen weg is om [de minderjarige] in dezen te beschermen en zo ja, hoelang die situatie dan dient voort te duren.
De ouders zien [de minderjarige] het liefst zo snel mogelijk thuis. De ouders stemmen uitdrukkelijk in met een verloving en een aanstaand huwelijk met haar vriend. De aanvankelijke bezwaren van de ouders tegen de relatie betroffen met name het grote leeftijdsverschil. De politie heeft de zaak erg overtrokken. Er is geen sprake van een reële bedreiging van [de minderjarige].
Desgevraagd verklaart vader dat zijn familie afkomstig is uit Izmir.
Ten bewijze dat de familie de vriend van [de minderjarige] accepteert vindt tijdens de behandeling ter zitting van 11 juli 2007 met enig ritueel de verloving plaats tussen [de minderjarige] en haar vriend.
In dit geding heeft de rechtbank te beoordelen of een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een justitiële jeugdinrichting na verloop van de huidige machtiging nog is aangewezen.
Artikel 1:261, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt, dat een machtiging tot uithuisplaatsing in een justitiële jeugdinrichting slechts wordt verleend, indien zij vereist is wegens ernstige gedragsproblemen van de minderjarige.
Gelet op de voorhanden zijnde gedingstukken en de gehouden verhoren is de rechtbank van oordeel dat een voortduren van de plaatsing van de minderjarige in een justitiële jeugdinrichting niet langer is gerechtvaardigd.
De rechtbank oordeelt dat de ernstige gedragsproblemen aan de zijde van de minderjarige zijn geweken. Door haar verloving is het risicovol wegloopgedrag geweken. Ook de stichting is die mening toegedaan zonder daaraan overigens consequenties te verbinden voor het onderhavige verzoek.
Zo de machtiging nog heeft te dienen de minderjarige te beschermen tegen dreigend gedrag van derden, oordeelt de rechtbank dat, zo dit middel al kan worden ingezet voor dat beoogde doel, die dreiging door de uitlating van vader ter zitting dat de broers de verloving hebben geaccepteerd, lijkt geweken .
De beslissing
De kinderrechter
wijst -voor het overige- af het verzoek van de stichting d.d. 2 juli 2007 haar te machtigen de minderjarige te plaatsen in een justitiële jeugdinrichting.
Deze beslissing is gegeven door mrs P.C.G. Brants, H.T.J.F. Verhappen en G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, kinderrechters, van wie mr. P.C.G. Brants voorzitter en ter openbare terechtzitting van 11 juli 2007 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.