ECLI:NL:RBROE:2007:BB1353

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
3 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06 / 2149 WRO K1
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de bouwvergunning voor een winkelruimte met appartementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 3 augustus 2007 uitspraak gedaan in een beroep van [eiser] tegen het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Horst aan de Maas. Het bestreden besluit betreft de ongegrondverklaring van het bezwaar van Lunchroom Terlago B.V. tegen de verleende bouwvergunning aan Janssen Projekt BV voor het oprichten van een winkelruimte met vier appartementen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat burgemeester en wethouders op basis van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling kunnen verlenen, mits er een goede ruimtelijke onderbouwing is. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de ruimtelijke onderbouwing voldoet aan de eisen, ondanks dat de planologische visie nog niet was vastgesteld.

Tijdens de behandeling van het beroep op 5 juli 2007 is [eiser] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en heeft Janssen Projekt BV zich laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft overwogen dat de gronden van [eiser] in wezen een herhaling zijn van eerder ingediende beroepsgronden die reeds zijn verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de wijziging van de rechtsvorm van Lunchroom Terlago B.V. naar een eenmanszaak geen reden is om af te wijken van de eerdere jurisprudentie, de zogenaamde Brummen-jurisprudentie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eerdere uitspraak van 3 januari 2005, waarin de beroepsgronden van [eiser] zijn verworpen, nog steeds van toepassing is.

De rechtbank heeft het beroep van [eiser] ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank heeft geen termen aanwezig geacht om een partij te veroordelen in de kosten van een andere partij. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK Roermond
meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
UITSPRAAK
Procedurenr. : 06 / 2149 WRO K1
Inzake : [eiser], wonende te [woonplaats], eiser.
tegen : het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Horst aan de Maas, verweerder.
--------------------------
Datum en aanduiding van het bestreden besluit:
de brief d.d. 7 november 2006,
kenmerk: 2003004946.
Datum van behandeling ter zitting: 5 juli 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van Lunchroom Terlago B.V., van welke vennootschap [eiser] (hierna [eiser]) destijds enig aandeelhouder en directeur was, tegen verweerders besluit van 23 september 2003, waarbij onder vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bouwvergunning is verleend aan Janssen Projekt BV voor het oprichten van een winkelruimte met 4 appartementen op het perceel [adres] te [woonplaats] aan de Maas, ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft [eiser] bij deze rechtbank beroep ingesteld.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is Janssen Projekt BV als vergunninghoudster in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Zij heeft daarvan gebruik gemaakt.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken zijn in afschrift aan partijen gezonden.
Aan partijen is meegedeeld dat de gedingstukken van het beroep met procedurenummer 04/683 ad informandum aan het dossier in deze zaak zijn toegevoegd.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank op 5 juli 2007, waar [eiser] in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. E.H.M.T. Versteegen, Janssen Projekt BV is verschenen, vertegenwoordigd door R.J.M. Craenmehr, met bijstand van mr. A.A. van den Brand, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. M.J. Hernandez y Zamora.
II. OVERWEGINGEN
Bij aanvraag, bij verweerders gemeente ingediend op 26 juli 2002, heeft Janssen Projekt BV verzocht om een bouwvergunning voor het oprichten van een winkelruimte met 4 woonappartementen op het perceel [adres] te [woonplaats] aan de Maas.
Bij besluit van 23 september 2003 heeft verweerder onder vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO de bouwvergunning verleend.
Bij besluit van 29 april 2004 heeft verweerder de bezwaren van Lunchroom Terlago B.V. tegen het besluit van 23 september 2003 ongegrond verklaard.
Tegen dat besluit op bezwaar heeft Lunchroom Terlago B.V. beroep ingesteld op -voor zover nog van belang- de volgende gronden:
- De verwijzing naar een nog op te stellen integrale structuurvisie voor het centrum onderbouwing vormt geen deugdelijke motivering van de keuze om het bouwplan deels vóór de straatwandlijn te realiseren, terwijl de stelling dat de vormgeving van het project, gecombineerd met de knik in de winkelstraat, het accent op de centrumvoorzieningen benadrukt, niet meer dan een slag in de lucht is.
- Nu het bouwplan met 3 bouwlagen en een diepte van meer dan 15 meter massaler wordt dan het bestemmingsplan toestaat, wordt zonlicht weggenomen van het terras van de lunchroom, hetgeen tot verlies aan klanten en sfeer leidt.
- De privacy van [eiser] zelf en van de terrasklanten van de lunchroom worden aangetast
In de uitspraak van 3 januari 2005 (onder procedurenummer 04/683) heeft de rechtbank aangaande voormelde beroepsgronden in de eerste plaats vastgesteld dat het bouwplan in strijd is met de in het vigerende bestemmingsplan “Kom Horst” opgenomen bouwvoorschriften, maar dat ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van het bestemmingsplan, onder voorwaarde -onder meer- dat het betrokken project voorzien is van een goede ruimtelijke onderbouwing. De rechtbank heeft daaromtrent overwogen dat in het onderhavige geval de ruimtelijke onderbouwing, vervat in een bijlage bij het primaire besluit van 23 september 2003, voldoet aan de daaraan te stellen eisen, waaraan met name niet afdoet dat de aldaar beschreven toekomstige planologische visie ten tijde van het in dat geding bestreden besluit nog niet was vastgesteld.
Ten aanzien van de grief bestreffende vermindering van zonlichttoetreding heeft de rechtbank in de uitspraak van 3 januari 2005 overwogen dat die beperking niet dusdanig is dat de vergunningverlening achterwege had dienen te blijven. Omtrent de grieven betreffende de gestelde inbreuk op de privacy van [eiser] en van de terrasklanten van de lunchroom, heeft de rechtbank overwogen dat zij instemt met de visie van verweerder op de beweerde aantasting van de privacy van de terrasklanten, in het bijzonder omdat dezen zich in de openbare ruimte bevinden. De rechtbank heeft echter anders geoordeeld wat betreft de inbreuk op de privacy van [eiser] zelf. Aan diens belang heeft verweerder volgens de rechtbank te weinig aandacht besteed. De rechtbank heeft (uitsluitend) daarom in de uitspraak van 3 januari 2005 het besluit van 29 april 2004 vernietigd.
Ter uitvoering van de uitspraak van 3 januari 2005 heeft de rechtbank op 7 november 2006 een nieuw besluit op bezwaar genomen, het thans
bestreden besluit.
In dat besluit heeft verweerder herhaald hetgeen zij heeft overwogen in het eerdere besluit op bezwaar van 29 april 2004. De overwegingen ten aanzien van de bezonning van het terras zijn iets uitgebreid. Ten aanzien van de privacy van [eiser] zijn in het bestreden besluit nieuwe overwegingen opgenomen, welke zijn uitgemond in herroeping van het primaire vrijstellingsbesluit en het alsnog verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO onder voorwaarde dat door vergunninghoudster aan één van de appartementen een -daarin nader aangeduide- voorziening wordt getroffen ter waarborging van de privacy van [eiser].
In beroep tegen het thans bestreden besluit heeft [eiser] verklaard dat de rechtsvorm van Lunchroom Terlago sinds de vorige beroepszaak is gewijzigd in een eenmanszaak, waarvan hij in persoon de exploitant is. [eiser] heeft ter zitting van de rechtbank aangegeven dat alleen hijzelf als eisende partij in dit geding is te beschouwen.
Ten aanzien van het bestreden besluit heeft [eiser] allereerst gesteld dat hij zich kan vinden in de wijzigingen die in het bestreden besluit zijn aangebracht met het oog op de privacybescherming. Bij wijze van beroepsgronden is zijnerzijds in de eerste plaats aangevoerd dat een nog op te stellen integrale structuurvisie voor het centrum geen deugdelijke motivering vormt voor de realisering van het bouwplan deels vóór de straatwandlijn en dat bovendien niet is in te zien dat de uitbouw van de straatwandlijn noodzakelijk is voor het aantrekkelijk maken van de kern van Horst voor vestiging van winkels en voor wonen. Waar verweerder de zichtbaarheid en het realiseren van een knik in de winkelstraat aanduidt als een positieve bijdrage aan de aantrekkelijkheid van de winkelstraat, lijkt dit volgens [eiser] uitsluitend gebaseerd op subjectieve beleving en niet op objectieve keuzes en uitgangspunten. Voorts had volgens [eiser] onderzoek naar de schaduwwerking op het terras van Lunchroom Terlago niet achterwege mogen blijven.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit in deze zaak nagenoeg letterlijk hetzelfde is als het aangevochten besluit in de beroepszaak met procedurenummer 04/683, waarin op 3 januari 2005 uitspraak is gedaan. Als enig nieuw onderdeel is in het bestreden besluit een voorschrift ter bescherming van de privacy van [eiser] opgenomen. [eiser] heeft evenwel expliciet aangegeven dat hij tegen (de overwegingen betreffende) dit voorschrift in deze zaak niet opkomt. De rechtbank constateert voorts dat de gronden in deze beroepszaak uitsluitend een herhaling vormen van de beroepsgronden in de eerdere zaak welke in de uitspraak van 3 januari 2005 alle, uitdrukkelijk en zonder voorbehoud, zijn verworpen. Gelet op de zogeheten Brummen-jurisprudentie (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 augustus 2003, LJN AI0801) dient bij de beoordeling van een nieuw besluit op bezwaar ter uitvoering van een eerdere uitspraak waartegen geen hoger beroep is ingesteld, in rechte te worden uitgegaan van de juistheid van de in de eerdere uitspraak uitdrukkelijk en zonder voorbehoud neergelegde verwerping van beroepsgronden. Dat de overwegingen in het thans bestreden besluit over zonlichttoetreding/schaduwwerking iets uitgebreider zijn, doet er niet aan af dat zich in dit geding een dergelijk geval voordoet, nu door die uitbreiding het desbetreffende besluitonderdeel niet wezenlijk is gewijzigd.
De eerder geconstateerde partijwisseling tussen Lunchroom Terlago B.V. en eiser noopt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een uitzondering op het uitgangspunt dat van de juistheid van de verwerping van de beroepsgronden in de uitspraak van 3 januari 2005 moet worden uitgegaan. Immers [eiser] is de rechtsopvolger van Lunchroom Terlago B.V. en hij ontleent juist daaraan thans de status van belanghebbende, althans de rechtvaardiging dat hij niet eerder een rechtsmiddel heeft aangewend. Daarmee komt naar het oordeel van de rechtbank ook het achterwege blijven van hoger beroep tegen de uitspraak van 3 januari 2005 voor risico van [eiser].
Nu de rechtbank ook overigens geen aanleiding ziet om een uitzondering te maken op voormeld uitgangspunt, komt zij niet toe aan inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden van [eiser]. Het beroep ligt dan ook voor ongegrondverklaring gereed.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om een partij te veroordelen in de kosten van een andere partij.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De rechtbank te Roermond;
gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. T.M. Schelfhout (voorzitter), A.W.P. Letschert en C.M.W. Nobis, in tegenwoordigheid van M.B.G. Cox-Vorage als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2007.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 3 augustus 2007
JS
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.