ECLI:NL:RBROE:2007:BB1351

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
24 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05 / 2011 WAO K1
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strijd met wettelijke vereisten bij verzekeringsgeneeskundig onderzoek in WAO-zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Roermond is geoordeeld dat het bestreden besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet in stand kan blijven. Eiseres, die als gevolg van een auto-ongeluk arbeidsongeschikt was, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar WAO-uitkering. De rechtbank oordeelde dat wezenlijke onderdelen van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zijn verricht door een verzekeringsarts, en dat de bezwaarverzekeringsarts zich had beperkt tot dossierstudie. Dit is in strijd met artikel 18, elfde lid, van de WAO en de artikelen 2, 3 en 4 van het Schattingsbesluit. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de aangevoerde beroepsgronden en vastgesteld dat de medische beoordeling niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van een adequaat verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de noodzaak dat dit onderzoek wordt uitgevoerd door een geregistreerde verzekeringsarts. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 805,-- en het door haar gestorte griffierecht van € 37,00 volledig vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
UITSPRAAK
Procedurenr. : 05 / 2011 WAO K1
Inzake : [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
tegen : de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen (locatie Venlo), gevestigd te Amsterdam,
verweerder.
--------------------------
Datum en aanduiding van het bestreden besluit:
de brief d.d. 3 november 2005,
kenmerk: B&B237.019.24 SA.
Datum van behandeling ter zitting: 5 oktober 2006 + 13 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 27 januari 2005 inzake toepassing van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is namens eiseres op 13 december 2005 door mr. H.G.M. Hilkens, advocaat te Echt, bij deze rechtbank beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn bij brief van 10 januari 2006 aangevuld.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken en het ver¬weer¬schrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiseres gezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van de recht¬bank op 5 oktober 2006. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.G.M. Huys.
De behandeling ter zitting is met toepassing van artikel 8:68 van de Awb heropend, teneinde verweerder te verzoeken nadere informatie aan de rechtbank te verstrekken.
Bij brief van 31 januari 2007 heeft verweerder de gevraagde informatie verstrekt. Op 13 februari 2007 is deze informatie aan de gemachtigde van eiseres toegezonden, waarbij de gelegenheid is geboden op de inhoud daarvan te reageren. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De behandeling ter zitting is hervat op 13 juni 2007. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.J.L.H. Coenen.
II. OVERWEGINGEN
Eiseres, geboren op 24 juni 1971, is voorheen voor 36 uur per week werkzaam geweest als modinette. Op 17 januari 1995 is zij als gevolg van een auto ongeval waarbij zij whiplash letsel heeft opgelopen, ongeschikt geworden voor deze arbeid. Per einde wachttijd is eiseres voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt beschouwd ingevolge de WAO en sinds 1996 voor 45 tot 55%. In 1998 heeft er een herziening naar 80 tot 100% plaatsgevonden in verband met opname in een revalidatiekliniek. Daarna is eiseres weer ingedeeld in de arbeidsongeschikt-heidsklasse 45 tot 55%. In het kader van een herbeoordeling heeft verweerder op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek bij besluit van 27 januari 2005 de uitkering van eiseres ingevolge WAO per 28 maart 2005 ingetrokken, omdat eiseres per die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt in de zin van de WAO wordt geacht.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 18 februari 2005 bezwaar gemaakt.
Bij het -thans bestreden- besluit van 3 november 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 27 januari 2005 ongegrond verklaard.
Bij het tegen dit besluit gericht beroep is aangevoerd dat de beperkingen van eiseres niet geheel juist zijn vastgesteld en dat zij als gevolg van haar beperkingen, niet in staat is om de aan de geduide functies verbonden werkzaamheden te verrichten, omdat eiseres dagelijks een aantal uren dient te rusten, hetgeen zich niet verdraagt met een volledige werkdag. Ter onderbouwing hiervan wordt verwezen naar in de bezwaarprocedure overgelegde brieven d.d. 26 januari 2005 van de behandelend fysiotherapeut en de acupuncturist. Daarnaast zijn de functies operator, productiemedewerker, wikkelaar en meteropnemer niet voor eiseres geschikt omdat hierbij een hoog handelingstempo is vereist, terwijl eiseres is aangewezen op werk waarin geen hoog handelingstempo wordt geëist. Voorts is in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) niet meegewogen dat de coping-stijlen van eiseres nog behoorlijk tekort schieten, zoals de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 1 november 2005 heeft vermeld.
De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
Ingevolge het arbeidsongeschiktheidscriterium in de zin van de WAO is -kort gezegd- arbeidsongeschikt degene die als (rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen) gevolg van ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk buiten staat is met algemeen geaccepteerde arbeid te verdienen hetgeen gezonde personen met gelijke opleiding en ervaring gewoonlijk verdienen. Bij de beantwoording van de vraag of iemand arbeidsongeschikt is in de zin van die wetgeving en zo ja, in welke mate, zijn dus in het bijzonder twee factoren van belang, te weten:
- of de betrokkene medische beperkingen heeft;
- of en in hoeverre hij als gevolg daarvan geheel of gedeeltelijk buiten staat is met algemeen geaccepteerde arbeid een inkomen te verwerven.
De medische beoordeling
Het primaire besluit van 27 januari 2005 berust op de bevindingen van de arts, L.H.W. Sabel, zoals weergegeven in de rapportage d.d. 5 januari 2005. Deze heeft op basis van de bevindingen uit dossieronderzoek, eigen onderzoek van eiseres, de medische beperkingen van eiseres vastgesteld. De voor eiseres geldende mogelijkheden en beperkingen zijn verwoord in de opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) d.d. 5 januari 2005.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 27 januari 2005 heeft de bezwaarverzekeringsarts R.J. Vervloet een onderzoek ingesteld. Zoals blijkt uit zijn rapport d.d. 1 november 2005, is de bezwaarverzekeringsarts na dossierstudie tot de conclusie gekomen, dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of het verzekeringsgeneeskundig onderzoek aan de wettelijke eisen voldoet en mocht worden gebaseerd op de bevindingen van de arts Sabel.
In een op 28 november 2006 gewezen uitspraak (LJN: AZ3113) heeft deze rechtbank geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek, gelet op de WAO, het Schattingsbesluit en de in die uitspraak genoemde jurisprudentie, dient te worden uitgevoerd door een verzekeringsarts. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat wanneer er in eerste instantie sprake is geweest van onderzoek door een arts, zijnde geen verzekeringsarts, het rapport van deze arts niet is mede ondertekend door een geregistreerd verzekeringsarts, er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden en de bezwaarverzekeringsarts zich heeft beperkt tot dossierstudie, de medische advisering het bestreden besluit niet kan dragen.
In dit geval moet het, gelet op het zojuist overwogene, ervoor worden gehouden dat wezenlijke onderdelen van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zijn verricht door een verzekeringsarts. Daarbij overweegt de rechtbank dat van doorslaggevend belang is dat de bezwaarverzekeringsarts zich heeft beperkt tot dossierstudie.
De rechtbank vindt voor bovenstaand oordeel voorts steun in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 juli 2007 (LJN: BA 9905).
Gelet op het vorenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van strijd met de wettelijke vereisten, waarbij de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van strijd met artikel 18, elfde lid, van de WAO en de artikelen 2, 3 en 4 van het Schattingsbesluit.
Gelet op voormelde tekortkoming van de medische beoordeling, kan derhalve niet worden geconcludeerd dat eiseres ingaande 28 maart 2005 in staat was de functies te vervullen die haar van de zijde van verweerder zijn voorgehouden. Op
grond hiervan moet dan ook worden geoordeeld dat het bestreden besluit niet steunt op een toereikende grondslag, zodat dat het besluit niet in stand kan worden gelaten. Het beroep van eiseres moet dan ook voor gegrond worden gehouden.
De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden 2,5 punt toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1,00.
III. BESLISSING
De rechtbank Roermond;
gelet op het bepaalde in de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op € 805,-- (kosten voor rechtsbijstand) te vergoeden door het Uwv aan eiseres;
bepaalt dat het Uwv aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 37,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr.drs. E.J. Govaers, in tegenwoordigheid van J.C. Kupers Leenen als griffier en in het openbaar uitgesproken op: 24 juli 2007.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier,
verzonden op: 1 augustus 2007.
JS
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.