ECLI:NL:RBROE:2007:BA1364

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
14 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860179-07
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maximum termijn verblijf minderjarige verdachte in politiecel

In de zaak tegen de verdachte heeft de officier van justitie in het arrondissement Roermond op 14 maart 2007 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris tot invrijheidstelling van de verdachte d.d. 13 maart 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken. De rechter-commissaris heeft op 6 maart 2007 de bewaring van verdachte bevolen en vervolgens op 13 maart 2007 de opheffing van de bewaring en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte gelast. De officier van justitie is opgekomen tegen deze beslissing van de rechter-commissaris en vordert dat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren en dat zij de verdachte opnieuw in hechtenis zal nemen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de voorlopige hechtenis dient te worden voortgezet. De rechtbank verklaart het beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 13 maart 2007 tot opheffing van de bewaring en tot onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte gegrond en vernietigt deze beschikking van de rechter-commissaris. Dit bevel is gegeven te Roermond op 14 maart 2007 door de kinderrechters, bijgestaan door de griffier. De rechtbank heeft op 14 maart 2007 gehoord: de officier van justitie; de verdachte en zijn advocate; de moeder van verdachte; een vertegenwoordiger van het Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering te Roermond. De rechtbank is van oordeel dat de Memorie van Toelichting op artikel 16a van de Beginselen Wet justitiële jeugdinrichtingen er geen twijfel over laat bestaan dat de duur van de inverzekeringstelling niet gerekend moet worden tot de maximale periode die een minderjarige verdachte buiten een voor hem bestemde inrichting mag doorbrengen. Nu de maximum termijn op het moment van de beslissing tot opheffing van de bewaring nog niet was bereikt had de rechter-commissaris toen nog niet op die thans gebezigde grond tot die beslissing mogen komen. De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
B E S C H I K K I N G
In de zaak tegen de verdachte:
parketnummer : 04/860179-07,
naam : [achternaam], [voornamen],
geboortedatum : [geboortedatum],
wonende : [adres] te [woonplaats]
heeft de officier van justitie in het arrondissement Roermond op 14 maart 2007 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris tot invrijheidstelling van de verdachte d.d. 13 maart 2007.
De rechtbank heeft op 14 maart 2007 gehoord:
de officier van justitie;
de verdachte en zijn advocate;
de moeder van verdachte;
een vertegenwoordiger van het Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering te Roermond.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken.
De rechter-commissaris heeft op 6 maart 2007 de bewaring van verdachte bevolen en vervolgens op 13 maart 2007 de opheffing van de bewaring en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte gelast.
De officier van justitie is opgekomen tegen deze beslissing van de rechter-commissaris en vordert dat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren en dat zij de verdachte opnieuw in hechtenis zal nemen.
De rechtbank is van oordeel dat de Memorie van Toelichting op {aanvulling rechtbank: artikel 16a van} de Beginselen Wet justitiële jeugdinrichtingen er geen twijfel over laat bestaan dat de duur van de inverzekeringstelling niet gerekend moet worden tot de maximale periode die een minderjarige verdachte buiten een voor hem bestemde inrichting mag doorbrengen.
Nu de maximum termijn op het moment van de beslissing tot opheffing van de bewaring nog niet was bereikt had de rechter-commissaris toen nog niet op die thans gebezigde grond tot die beslissing mogen komen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de voorlopige hechtenis dient te worden voortgezet.
Toegepaste artikelen:
Artikel 65, 66, 67, 67a en 78 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank:
verklaart het beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 13 maart 2007 tot opheffing van de bewaring en tot onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte gegrond en vernietigt deze beschikking van de rechter-commissaris.
Dit bevel (lees: Deze beschikking) is gegeven te Roermond op 14 maart 2007 door mrs. J.A.G.F. Custers, R.H.A.M. Beaumont, J.J.M. Wassenberg, kinderrechters, bijgestaan door F.S. Kasiem als griffier.
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
Roermond, 14 maart 2007,
De officier van justitie,