Parketnummer : 04/976401-06
Uitspraak d.d. : 29 januari 2007
VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornaam]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, Keulsebaan 530, Roermond.
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 januari 2007 en 15 januari 2007.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2006 tot en met 30 juni 2006 te Waspik, althans in de gemeente Waalwijk en/of te Nunhem, althans in de gemeente Haelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of MDEA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of MDEA (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of (telkens) zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die/dat feit)(en) heeft getracht te verschaffen en/of (telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/ hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) opzettelijk daartoe, chemicaliën, te weten
-5000 liter aceton en/of
-1525 liter zoutzuur en/of
-225 liter mierenzuur en/of
-2500 kilogram natriumhydroxide parels (caustic soda) en/of
-225 liter methanol en/of
-1000 liter formamide en/of
-10 liter zwavelzuur
opgehaald en/of vervoerd en/of opgeslagen (op de adressen [adres I] te Nunhem en/of [adres II] te Waspik) en/of voorhanden gehad, en/of
-1000 liter formamide en/of
-600 liter mierenzuur en/of
-600 liter methanol
besteld,
welke chemicaliën en/of stoffen benodigd zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/ voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van middelen vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst I,
(art 10a Opiumwet (oud) jo art 47 WvSr)
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 8 september 2006 te Waspik, althans in de gemeente Waalwijk en/of te Nunhem, althans in de gemeente Haelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of MDEA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of MDEA (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens) een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen te verschaffen en/of(telkens) zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van die/dat feit)(en) heeft getracht te verschaffen en/of (telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/ hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) opzettelijk daartoe, chemicaliën, te weten
-5000 liter aceton en/of
-1525 liter zoutzuur en/of
-225 liter mierenzuur en/of
-2500 kilogram natriumhydroxide parels (caustic soda) en/of
-225 liter methanol en/of
-1000 liter formamide en/of
-10 liter zwavelzuur
opgehaald en/of vervoerd en/of opgeslagen (op de adressen [adres I] te Nunhem en/of [adres II] te Waspik) en/of voorhanden gehad, en/of
-1000 liter formamide en/of
-600 liter mierenzuur en/of
-600 liter methanol
besteld,
welke chemicaliën en/of stoffen benodigd zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van middelen vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst I;
(art 10a Opiumwet (nieuw) jo art 47 WvSr)
2.
hij in de periode van 20 maart 2006 tot en met 8 september 2006 te Waspik, althans in de gemeente Waalwijk en/of te Nunhem, althans in de gemeente Haelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, meermalen althans eenmaal, als marktdeelnemer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, de bevoegde instanties opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen, dat/die er op wijst/wijzen of kan wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, namelijk heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk, meermalen althans eenmaal,
-(een) hoeveelhe(i)d(en) zoutzuur en/of
-(een) hoeveelhe(i)d(en) aceton,
vervoerd en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad.
(de terminologie is gebruikt in de zin van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Verordening (EG) nummer 273/2004 van het Europese Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren)
(art 2 onder a van de Wet Voorkoming misbruik chemicaliën jo art. 8 lid 1 van de EG verordening nr. 273/2004)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Onder 2 is een economisch delict ten laste gelegd. Ingevolge het bepaalde in artikel 39, tweede lid van de Wet op de economische delicten is de rechtbank, nu dit economisch delict is begaan in samenhang met niet-economische delicten waarvan de rechtbank bevoegd is kennis te nemen en dit economisch delict ten laste is gelegd samen met die andere strafbare feiten, ook bevoegd tot kennisneming van het onder 2 ten laste gelegde feit.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1 Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 15 januari 2007 gevorderd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De verdediging heeft ter ondersteuning van haar vrijspraakpleidooi het volgende aangevoerd.
a. Door de firma [Firma X] zijn 8 leveringen verricht, doch van slechts 2 leveringen staat vast dat verdachte daarbij fysiek aanwezig is geweest en dat de transporten naar Nederland zijn gegaan. Van de andere 6 transporten is niet duidelijk dat deze naar Nederland zijn gegaan, zoals in de tenlastelegging staat vermeld.
b. In België loopt een onderzoek met betrekking tot psychotrope stoffen, waarvoor verdachte zich op 26 februari 2007 bij de correctionele rechtbank te Tongeren moet verantwoorden. Het is mogelijk dat voornoemde 6 leveringen, die mogelijk in België zijn gebleven, onderdeel uitmaken van dat onderzoek. Op basis van het ne bis in idem beginsel kunnen deze leveringen niet onder deze dagvaarding worden gebracht.
c. Bij het opsporingsonderzoek van 8 september 2006, waarbij er een observatie plaatsvond van een levering van goederen vanuit de firma [Firma X] in België naar Nederland, is volgens de raadsvrouw artikel 40 van de overeenkomst van Schengen overtreden en wel doordat de Belgische opsporingsambtenaren de observatie op Nederlands grondgebied hebben voortgezet zonder dat vooraf noch naderhand, indien al sprake was van een spoedeisend karakter, daarvoor toestemming is verleend.
d. Ook is niet voldaan aan het gestelde in artikel 41 van dezelfde overeenkomst, doordat de Nederlandse opsporingsambtenaren de observatie hebben overgenomen, zonder dat hiertoe formeel toestemming is verleend.
e. Bij de observatie in Nederland ontbrak een bevel tot stelselmatig volgen en waarnemen ex artikel 126g Sv. Nadat de goederen te Waspik waren gelost en de auto met hierin de inzittenden verder werd gevolgd, was er sprake van een artikel 126g-situatie. Door het ontbreken van het bevel was de observatie onrechtmatig. Alle resultaten die via de observatie zijn verkregen moeten daarom van het bewijs worden uitgesloten, aldus de raadsvrouw.
f. Ten aanzien van de leveringen van 26 april 2006 en 8 september 2006 kan niet worden vastgesteld welke stoffen ingeladen zijn, nu de aangetroffen goederen niet onderzocht werden.
g. Er is geen bewijs dat verdachte wetenschap had dat hij goederen vervoerde waarmee synthetische drugs kunnen worden geproduceerd. Dit geldt ook voor de 225 liter methanol die bij verdachte zijn aangetroffen, immers staat niet vast dat deze methanol van verdachte was en er is geen bewijs voor de voorbereidingshandelingen zoals ten laste gelegd, omdat er geen methanol is besteld tijdens de geobserveerde transporten.
7.2 Beoordeling van het standpunt van de verdediging.
De rechtbank komt ten aanzien van het betoog van de raadsvrouw tot het volgende oordeel.
Ad a.
Uit het dossier blijkt dat 4 transporten naar Nederland zijn gegaan. Uit de overeenkomst tussen alle transporten, gelet op de wijze van bestelling en de wijze waarop de goederen door verdachte en [medeverdachte I] met behulp van transportmiddelen met een Nederlands kenteken zijn opgehaald, leidt de rechtbank af dat in alle acht gevallen de goederen naar Nederland zijn vervoerd.
Ad b.
Het standpunt van de raadsvrouw dat op basis van het ne bis in idem beginsel de 6 leveringen niet onder de dagvaarding kunnen worden gebracht, gaat reeds hierom niet op, omdat er geen sprake is van feiten waarop door een Belgische rechter onherroepelijk is beslist.
Ad c. en d.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een rechtshulpverzoek is dat zich richt tegen [verdachte] en [medeverdachte I]. De feiten die aan het rechtshulpverzoek ten grondslag liggen, betreffen het bestellen en ophalen van chemicaliën. Het verzoek voldoet aan de eisen die door het Benelux Verdrag hieraan worden gesteld. De op grond van dit rechtshulpverzoek verkregen informatie is derhalve rechtmatig verkregen en kan ook in de onderhavige zaak voor het bewijs worden gebruikt.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de grensoverschrijdende observatie door de Belgische opsporingsambtenaren op 8 september 2006 op een rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. De observatie in het overgangsgebied kan naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd worden geacht met enig wettelijk voorschrift. De informatie die hieruit is voortgekomen kan derhalve eveneens voor het bewijs worden gebruikt. Vast staat immers dat de observatie in België rechtmatig was. Voordat de Belgische observanten de grens passeerden hebben zij de Nederlandse observanten geïnformeerd over de afwijkende route die de vrachtauto had genomen, waarop de Nederlandse observanten zich naar de nieuwe route hebben begeven. Dat de Belgische observanten de vrachtauto vervolgens nog enige tijd op Nederlands grondgebied hebben gevolgd doet niet af aan de rechtsgeldigheid van hun activiteiten in België en die van het Nederlandse observatieteam. Uit de feitelijke gang van zaken volgt dat er sprake was van spoedeisendheid. Uit het dossier blijkt dat er toestemming tot observeren is verleend. Het enkele feit dat deze achteraf niet op schrift is gesteld, levert naar het oordeel van de rechtbank niet een zodanig vormverzuim op dat dit moet leiden tot bewijsuitsluiting.
Ad e.
Het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van het ontbreken van een bevel stelselmatige observatie tijdens de observatie van 8 september 2006, terwijl de observatie mede gericht was op personen, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Zo er al sprake is van een geschonden rechtsnorm, treft deze naar het oordeel van rechtbank niet de verdachte. Immers, hij bevond zich tijdens de observatie van het transport van Waspik naar Waalwijk niet in de vrachtauto.
Ad f.
Uit de voorhanden zijnde informatie is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat er tussen de firma [Firma X] en [verdachte] sprake was van een bestendige relatie die nimmer aanleiding heeft gegeven tot enige onmin over de door de firma [Firma X] geleverde goederen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat bij deze levering andere goederen dan de bestelde goederen afgeleverd zijn. Aangenomen kan dan ook worden dat door de firma [Firma X] werd geleverd wat besteld was. De rechtbank leidt hieruit af dat de geleverde goederen daadwerkelijk de bestelde goederen betroffen.
Ad g.
Uit de wijze van bestelling en aankoop van de chemicaliën onder een valse naam en de gang van zaken met betrekking tot het transport en de opslag bij verdachte, alsmede de in het perceel [adres II] te Waspik aangetroffen en voor de productie van amfetamine of MDMA of MDA of MDEA bestemde voorwerpen, leidt de rechtbank af dat verdachte met zijn mededaders in de ten laste gelegde periode voorbereidingen trof voor de productie van die verdovende middelen en dat zij voor dat doel chemicaliën vanuit België naar Nederland hebben gebracht.
Uit de omstandigheid dat deze voorwerpen gebruikt kunnen worden bij de productie van amfetamine of MDMA of MDA of MDEA, dat in zijn woning aan de [adres I] te Nunhem methanol is aangetroffen en de frequentie en de omvang waarmee hij actief is bezig geweest bij de bestellingen en het transport van de chemicaliën, leidt de rechtbank af dat verdachte wist of in ieder geval moest vermoeden dat deze voorwerpen bestemd waren voor de productie en de verkoop van op lijst 1 van de Opiumwet voorkomende amfetamine of MDMA of MDA of MDEA.
7.3 Inhoud bewijsmiddelen.
Uit een onderzoek van ambtenaren van de Federale Gerechtelijke Politie te Hasselt blijkt dat in de periode van 20 maart tot en met 8 september 2006 bij de firma [Firma X] te Overpelt (België) de volgende transacties plaats hebben gevonden.
Op 20 maart 2006 biedt een persoon zich aan bij de firma [Firma X]. Hij stelt zich voor als de heer [alias] van de firma [Firma A] uit Nunhem (NL) en hij koopt 3 vaten van 200 liter aceton. Deze worden door hem meegenomen.
Op 27 maart 2006 worden door de firma [Firma A] telefonisch 7 vaten van 200 liter aceton besteld. Op 31 maart 2006 biedt iemand zich aan met de naam [alias]. Hij betaalt een voorschot van 2000 Euro. Op 4 april 2006 wordt de bestelling afgehaald met een vrachtwagen met Nederlands kenteken.
Op 4 of 5 april 2006 wordt door [Firma A] een bestelling geplaatst van 10 vaten van 200 liter aceton. Deze wordt op 10 april 2006 met een vrachtwagen met Nederlands kenteken afgehaald door 2 personen waaronder [alias].
Op 21 april bestelt [Firma A] 5 vaten van 200 liter aceton. Deze wordt met een vrachtwagen met Nederlands kenteken op 26 april 2006 afgehaald door [alias].
Op 18 mei 2006 bestelt [Firma A] 4 vaten van 200 liter formamide en 4 vaten van 25 liter zoutzuur. De bestelling wordt op 19 mei 2006 afgehaald door [alias].
Op 13 juli 2006 worden door de firma [Firma A] per e-mail 200 liter zoutzuur en 200 liter mierenzuur besteld. Deze bestelling wordt op 14 juli 2006 met een vrachtwagen met Nederlands kenteken afgehaald door [alias]. Uit de afleveringsbon van [Firma X], nr. 54023 d.d. 14 juli 2006, blijkt dat op die datum 225 liter zoutzuur en 225 liter mierenzuur zijn afgehaald.
Op 23 augustus 2006 worden door de firma [Firma A] per e-mail 200 liter zoutzuur en 6 vaten van 200 liter formamide besteld. De 200 liter zoutzuur en 1 vat van 200 liter formamide worden op 1 september 2006 afgehaald.
Door [alias] worden de volgende gegevens van de firma [Firma A] opgegeven: [firmagegevens]
Aan de hand van door de Belgische ambtenaren voorgelegde foto's wordt de persoon die zich steeds heeft voorgesteld als [alias] door werknemers van [Firma X] herkend als [voornaam] [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. Deze werknemers verklaren ook dat alle bestellingen contant zijn betaald en afgehaald door deze [verdachte] (noot 1, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
Op 25 april 2006 wordt aan [werknemer 1] en [werknemer 2], beiden van de firma [Firma X] te Overpelt, een foto getoond van [voornaam] [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Beiden herkennen [verdachte] als een persoon die in maart en april enkele aankopen bij [Firma X] heeft gedaan. Deze heeft drie keer een aanzienlijke hoeveelheid aceton besteld en afgehaald bij [Firma X] en een vierde bestelling geplaatst. [verdachte] heeft deze bestellingen gedaan in naam van de firma [Firma A] uit Nederland. Hij heeft zich telkens voorgesteld als de heer [alias] (noot 2, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
Op 16 april 2006 werd op de locatie [adres III] te Goirle een amfetaminelaboratorium aangetroffen. Tijdens dit onderzoek werden in een opslagruimte op het adres [adres IV] te Tilburg drie metalen vaten aangetroffen. Op de drie vaten bevonden zich stickers met daarop vermeld de naam van de leverancier, zijnde [Firma Y] te Brussel en de gegevens van de afnemer [Firma X] te Overpelt. Bij besteldatum staat vermeld 27/03/2006 en bij loadnr. staat het getal 46451 en bij date: 28/03/06. De datum 27 maart 2006 betreft de besteldatum van de firma [Firma A] die op deze dag telefonisch 7 vaten van 200 liter aceton bestelde.
Naar aanleiding van de bestelling van 1000 liter aceton wordt op 26 april 2006 door de Gerechtelijke Politie te Hasselt een observatie georganiseerd in de omgeving van de firma [Firma X] te Overpelt (België).(noot 3, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
Om 09.45 uur wordt waargenomen dat een vrachtwagen met de Nederlandse nummerplaat [Kenteken I] van de [Firma Z], naar het bedrijf toe komt. Om 9.56 uur vertrekt de vrachtwagen met daarin twee mannen. De vrachtwagen rijdt Nederland binnen in de richting van Venlo-Roermond. Om 11.17 uur rijdt de vrachtwagen aan de [straatnaam] naar de achterkant van een woning. Om 11.44 uur vertrekt de vrachtwagen weer.
Door een Nederlands observatieteam wordt de observatie van de vrachtwagen vervolgens overgenomen vanaf de [adres I] te Nunhem.
Op 14 november 2006 worden aan [werknemer 3], magazijnbediende bij het bedrijf [Firma X], foto's getoond van [voornaam] [verdachte] en [voornaam] [medeverdachte I]. [Werknemer 3] herkent beide personen als de personen die zich uitgaven als werknemers van het bedrijf [Firma A] en die bij het afhalen van de producten aanwezig waren (noot 4, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
Op 14 november 2006 verklaart [Werkneemster 4] naar aanleiding van bestellingen van de firma [Firma A] dat zij op een haar getoonde foto een persoon herkent die de bestelling en afhaling deed in naam van de firma [Firma A], [adres I] te Nunhem. Deze persoon stelde zich voor als [alias] van de firma [Firma A]. [Alias] meldde zich aan het loket om de betaling af te handelen. Deze persoon heeft zich in het verleden steeds voorgesteld als [alias] van de firma [Firma A]. Hij betaalde steeds cash, waarna de bestelling werd afgehaald. De bestellingen gebeurden steeds op voorhand per telefoon of e-mail door of in naam van [alias].
Op 6 september 2006 kreeg de firma [Firma X] via e-mail een bestelling van [alias] van 100 zakken van 25 kg natriumhydroxide parels Solvay en 5 vaten van 200 liter zoutzuur, welke bestelling werd afgehaald op 8 september 2006. Tevens werd daarbij een nieuwe bestelling geplaatst voor 600 liter mierenzuur en 600 liter methanol (noot 5, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt)..
Naar aanleiding van deze nieuwe bestelling van 100 zakken van 25 kilo natriumhydroxide parels en 1000 liter zoutzuur wordt op 8 september 2006 door de Federale Gerechtelijke Politie te Hasselt een observatie georganiseerd rond de gebouwen van de firma [Firma X] te Overpelt (België) (noot 6, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt). Om 11.45 uur wordt waargenomen dat vanuit de richting Nederland een vrachtwagen komt van de firma [Firma W], voorzien van de Nederlandse nummerplaten [kenteken II]. In de vrachtwagen bevinden zich twee mannen. Om 11.47 uur rijdt de vrachtauto de terreinen van [Firma X] binnen. Om 12.04 uur vertrekt de vrachtauto en rijdt in de richting van Nederland. Om 12.21 uur rijdt het voertuig Nederland binnen via de grensovergang Lommel. Het Belgische observatieteam volgt het voertuig vervolgens tot Valkenswaard, waar om 12.39 uur een Nederlands observatieteam de observatie ter hoogte van de oprit van de A2 overneemt.
Op 8 september 2006 wordt door de opsporingsambtenaren Koolen, Galiart, Broersma en De Koning, dan wel een of meer hunner, het volgende waargenomen.
Om 12.37 uur rijdt de vrachtauto met het Nederlandse kenteken [kenteken II], met daarin twee manspersonen, in de richting van de A2. Om 12.53 uur krijgt de vrachtauto een klapband, waarna een van de mannen uitstapt. Hij wordt herkend als [voornaam] [verdachte]. De vrachtauto rijdt naar een parkeerplaats. Daar komen drie mannen bij de auto. Na reparatie vertrekken de beide mannen in de vrachtauto en de drie mannen met een Volkswagen Golf. Boven aan de afrit Waspik stoppen de Golf en de vrachtauto. Twee personen uit de Golf wisselen met de twee personen in de vrachtauto, waarna de vrachtauto zijn weg vervolgt. De vrachtauto rijdt vervolgens een terrein aan de [adres II] te Waspik op, waar zakken van ongeveer 25 kg per stuk en blauwe vaten vanuit de vrachtauto worden overgeladen in een zeecontainer. De laadklep van de vrachtauto wordt gesloten, waarna de vrachtauto naar het [naam] hotel in Waalwijk rijdt, waar [verdachte] en een tweede persoon naar de vrachtauto komen lopen en contact hebben met de chauffeur van de vrachtauto (noot 7, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
Op 8 september 2006 te 17.04 uur worden de verdachten [medeverdachte II], [verdachte] en [medeverdachte I] op de openbare weg aan de [straatnaam] te Waalwijk, op heterdaad aangehouden.
Op 8 september 2006 worden in perceel [adres II] te Waspik, gemeente Waalwijk onder meer de volgende voorwerpen in beslag genomen: een RVS drukvat, 5 blauwe kunststof vaten van 200 liter, een groot aantal zakken met opschrift caustic soda, 2 vacuümpompen, 3 rondbodemkolven, 2 branders en een zeef, een vacuüm sealmachine, een centrifuge, een jerrycan, meerdere zakjes wit poeder, meerdere zakjes met brokken, een zak met vermoedelijk XTC pillen, een zak met onder andere vermoedelijk XTC pillen, diverse bescheiden en notities (noot 8, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
Tijdens de zoeking op 8 september 2006 in perceel [adres II] te Waspik wordt een aantal notities op papiertjes en in agenda's aangetroffen. Dit betrof onder meer de volgende aantekeningen: 225 meta, 500 mier, 500 F. 575 ZZ en 40 CS (noot 9, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
Op meerdere notities staan namen vermeld waarvan bekend is dat dit logo's/namen betreffen van XTC-pillen. Op andere notities staan de afgekorte namen Mier, meta, F, ZZ en CS met daarbij getallen. Van de in beslag genomen tabletten, poeders en brokjes werden monsters genomen en deze werden verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut in 's-Gravenhage (noot 10, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te 's-Gravenhage blijkt dat de aangetroffen tabletten amfetamine en MDMA bevatten (noot 11, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
In de woning van verdachte worden op 11 september 2006 de volgende goederen aangetroffen: 24 stuks 5-liter kannen inhoudende methanol en 14 flessen van 1 liter inhoudende methanol (noot 12, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
Bij navraag bij de Douane Noord-centrale Dienst in- en uitvoer blijkt dat door die dienst geen vergunningen of registratieverklaringen op basis van de Wet voorkoming chemicaliën aan [voornaam] [verdachte] zijn afgegeven (noot 13, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
[Eigenaar], wonende [adres] te Haelen, eigenaar van [Bedrijfsnaam], verklaart op 11 september 2006 dat hij het mailadres [E-mailadres] niet kent en het ook nooit gebruikt en voorts dat hij niets weet van de bestellingen van chemicaliën zoals aceton, zoutzuur, formamide, natronloog, mierenzuur bij [Firma X] in Overpelt op naam van de [bedrijfsnaam], [adres] te Nunhem. Voorts verklaart hij dat hij nooit iemand met de naam [alias] in dienst heeft gehad.
Bij de productie van synthetische drugs, zoals amfetamine en MDMA (XTC), wordt onder meer gebruik gemaakt van de productiemethode reductieve aminering of de Leuckartmethode.
Bij de reductieve aminering zijn onder meer de chemicaliën PMK of BMK, een amine, een oplosmiddel (doorgaans methanol) en een katalysator nodig. De synthese vindt plaats in een aantal stappen. De reactie vindt plaats in een drukvat, waarbij in één stap een base wordt gevormd. De base moet nadien verder worden bewerkt tot eindproduct. Bij de synthese en het zoutvormingsproces worden PMK, een methylamine, een oplosmiddel en een katalysator in het drukvat omgezet in MDMA. Nadat de omzettingsreactie van PMK naar MDMA ten einde is, wordt de nog aanwezige katalysator afgetapt en worden de eveneens aanwezige overmaat methylamine en het oplosmiddel door middel van vacuümdestillatie afgedestilleerd. Vervolgens blijft een ruwe base over welke een hoeveelheid N-formylMDMA (presursor PMK) c.q. N-formylamfetamine (precursor BMK) bevat.
De ruwe base wordt afgescheiden door een oplossing van caustische soda (natriumhydroxide/natronloog) toe te voegen. Hierdoor komt de ruwe base-olie bovendrijven, die vervolgens wordt gezuiverd door stoomdestillatie. Vaak wordt daarvoor een behangafstoomapparaat gebruikt. De resterende MDMA-olie (base) wordt daarna omgezet in een vaste stof. Meestal wordt de MDMA-olie eerst opgelost in een oplosmiddel zoals aceton of ether of tolueen of tertahydrofuraan en wordt vervolgens zoutzuur toegevoegd of zoutzuurgas doorgeleid waarna het MDMA uitkristalliseert als hydrochloride (MDMA, HCL). In plaats van zoutzuur(gas) kan ook zwavelzuur worden gebruikt. De MDMA kristalliseert nu uit als het zoutzure zout dat het uiterlijk heeft van een wit/beige poeder. Verzameling vindt plaats door filtreren, dikwijls door een kussensloop of filter. Het oplosmiddel wordt verder verwijderd door centrifugeren, waarvoor vaak een zeer grote centrifuge of een huishoudcentrifuge wordt gebruikt. Het nog vochtige poeder wordt verder gedroogd, waarna een gebruiksklaar eindproduct wordt vervaardigd.
Indien tijdens de synthese BMK wordt gebruikt ontstaat amfetamine, wanneer men uitgaat van PMK ontstaat MDA, van PMK en methylamine ontstaat MDMA en van PMK en ethylamine ontstaat MDEA.
Bij de Leuckartmethode vindt de synthese plaats in een aantal stappen. Het productieproces vindt plaats in glazen rondbodemkolven en soms in een stalen reactievat. BMK wordt gekookt met formamide en mierenzuur. Hierbij wordt het tussenproduct N-formylamfetamine gevormd. Het reactiemengsel wordt gewassen door het water af te schudden, waarbij de overmaat formamide en het mierenzuur worden verwijderd. De N-formylamfetamine wordt enkele uren gekookt met zoutzuur en omgezet in amfetamine.
Deze bevindt zich nog in een bruine, sterk zure oplossing, samen met de bijproducten van de synthese. Om de amfetamine af te scheiden, wordt aan de zure oplossing een oplossing van caustische soda toegevoegd. Door stoomdestillatie wordt amfetamineolie (amfetaminebase) verkregen. Deze wordt met behulp van een oplosmiddel, zoals methanol of aceton, en zwavelzuur (of een ander zuur zoals zoutzuur) omgezet in een zout van amfetamine. Het nog vochtige poeder wordt vervolgens verder gedroogd.
Wanneer men uitgaat van BMK ontstaat, zoals hiervoor omschreven, amfetamine, wanneer men uitgaat van PMK ontstaat MDA (zwavelzuur is vervangen door zoutzuur), van PMK en de formamide vervangt door N-methylformamide, ontstaat MDMA, waarbij het zwavelzuur is vervangen door zoutzuur en wanneer men ethylformamide gebruikt in plaats van methylformamide, ontstaat MDEA (noot 14, bronvermelding/ bewijsmiddel: ontbreekt).
7.4 Beoordeling van de bewijsmiddelen door de rechtbank.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Op grond van de voormelde bewijsmiddelen is de rechtbank tevens van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als marktdeelnemer in de zin van artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Verordening (EG) nummer 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren. Ingevolge artikel 2 en onder d van de Verordening (EG) nummer 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren wordt aan de marktdeelnemer het vereiste gesteld dat deze natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon de geregistreerde stoffen in de handel heeft gebracht. De handelingen van verdachte kunnen naar het oordeel van de rechtbank als zodanig worden gekwalificeerd. Nu verdachte hiervan geen melding heeft gemaakt, acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
7.5 Bewezenverklaring.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 20 maart 2006 tot en met 30 juni 2006 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of MDEA, zijnde amfetamine en MDMA en MDA en MDEA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen telkens stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader opzettelijk daartoe,
chemicaliën, te weten
- 5000 liter aceton en
- 100 liter zoutzuur en
- 800 liter formamide
vervoerd en voorhanden gehad, welke chemicaliën of stoffen benodigd zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I,
hij in de periode van 1 juli 2006 tot en met 8 september 2006 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of MDEA, zijnde amfetamine en MDMA en MDA en MDEA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader opzettelijk daartoe, chemicaliën, te weten
-1425 liter zoutzuur en
-225 liter mierenzuur en
-2500 kilogram natriumhydroxide parels (caustic soda) en
-200 liter formamide en
-10 liter zwavelzuur
vervoerd en voorhanden gehad en
134 liter methanol voorhanden gehad (op het adres [adres I] te Nunhem), en
-1000 liter formamide en
-600 liter mierenzuur en
-600 liter methanol
besteld,
welke chemicaliën of stoffen benodigd zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 20 maart 2006 tot en met 8 september 2006 in Nederland, meermalen als marktdeelnemer de bevoegde instanties opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft gesteld van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen, die er op wijzen of kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, namelijk hebben hij, verdachte en zijn mededader opzettelijk, meermalen,
- hoeveelheden zoutzuur en
- hoeveelheden aceton,
vervoerd en/of voorhanden gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van: om een feit bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn
tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd
medeplegen van: om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 10a (oud) in verband met de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht respectievelijk artikel 10a in verband met de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën in verband met artikel 8, eerste lid van de Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (PbEU L 47), meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 6 in verband met de artikelen 1 en 2 van de Wet op de economische delicten.
9. De strafbaarheid van verdachte.
De verdachte is strafbaar voor het bewezen verklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen.
10.1 De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 15 januari 2007 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 6 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2 Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat slechts twee transporten in rekening kunnen worden gebracht, dat de rol van verdachte slechts beperkt is geweest en dat de eis, zoals die door de officier van justitie is gevorderd, drastisch dient te worden geminderd.
10.3 De overwegingen van de rechtbank.
Verdachte heeft zich op grote schaal bezig gehouden met de levering van chemicaliën die bestemd waren voor het bereiden van synthetische drugs. De hoeveelheden door hem bestelde en geleverde goederen wijzen op de productie van zeer grote aantallen XTC-pillen. Daarnaast heeft hij opzettelijk niet gemeld dat hij chemicaliën op de markt heeft gebracht.
De synthetische drugs die met behulp van de geleverde en aangetroffen stoffen vervaardigd kunnen worden, kunnen een ernstig gevaar vormen voor de gezondheid van de gebruikers, waaronder met name veel jongeren kunnen worden gerekend die op georganiseerde wijze worden aangespoord tot het gebruik van dergelijke middelen. Door de vaak ondeskundige en onverantwoorde wijze waarop deze middelen worden geproduceerd is het risico voor de gebruikers voortdurend aanwezig. Als gevolg van de illegale productie is de benodigde controle vaak niet mogelijk. Het in de handel brengen van deze middelen levert naar het oordeel van de rechtbank een onaanvaardbaar risico op voor volksgezondheid. De mogelijke risico's en gevolgen van zijn handelen heeft verdachte volledig ondergeschikt gemaakt aan zijn zucht naar persoonlijk financieel gewin. Dit dient verdachte dan ook naar het oordeel van de rechtbank zwaar te worden aangerekend.
Uit het dossier blijkt dat verdachte bij de verboden gedragingen steeds het initiatief heeft genomen doordat hij de goederen bestelde onder een valse identiteit en deze steeds zelf mee ophaalde en transporteerde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte er geen blijk van gegeven dat hij het laakbare van zijn handelen inziet.
Op grond van het voorgaande en in het bijzonder gelet op het grote belang van de bescherming van de volksgezondheid, is de rechtbank van oordeel dat slechts een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf een juiste bestraffing vormt.
Uit het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Op grond hiervan en de omstandigheid dat verdachte nog slechts gedurende een beperkte periode met de transporten actief is geweest, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de straf aanzienlijk lager dan de gevorderde straf zou moeten zijn. Omdat de rechtbank er, anders dan de raadsvrouw, tot een bewezenverklaring van acht transporten komt, zal de rechtbank slechts een beperkte matiging opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren dient te worden opgelegd.
11. Toepasselijke wetsartikelen.
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 57, 91;
Opiumwet art. 2 (oud), 2, 10 (oud), 10, 10a (oud), 10a.
Wet op de economische delicten art. 1, 2 en 6.
Wet voorkoming misbruik chemicaliën art. 2.
Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (PbEU L 47) art. 8.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezen verklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, L.P. Bosma en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. F. Oelmeijer voorzitter, in tegenwoordigheid van P.J.T. Frijns als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op
29 januari 2007.
Mr. W.A.H.J. Poppeliers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.