RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 76618 / HA RK 06-227
Beschikking van 28 februari 2007
op de voordracht van de rechter-commissaris tot salarisbepaling in de faillissementen van:
[vennootschap A:] Holding B.V. ([faillissementsnummer]),
[vennootschap A:] Holland B.V. ([faillissementsnummer]),
[vennootschap A:] International B.V. ([faillissementsnummer])
[vennootschap A:] Nederland B.V. ([faillissementsnummer])
allen statutair gevestigd te [vestigingsplaats], [adres],
curatoren: mr. [X] en drs. [Y] RA;
1. Het verloop van de procedure
1.1. Onderhavige faillissementen lopen vanaf 25 november 1992. Op 4 mei 2005 heeft de rechtbank het salaris van de curatoren over de periode van 1 december 2001 tot en met 18 april 2005 en de verschotten over de periode van 23 januari 1997 tot en met 18 april 2005 vastgesteld.
1.2. In geschil is thans de salarisbepaling over de periode van 1 januari 2004 tot aan de afwikkeling van het faillissement.
1.3. De rechter-commissaris heeft een voordracht opgesteld om te komen tot de salarisvaststelling. Deze voordracht is op 20 december 2006 door de rechtbank behandeld.
1.4. De curatoren zijn tijdens deze mondelinge behandeling gehoord.
2.1. De afwikkeling van onderhavige faillissementen heeft in de periode van 1994 tot en met 2003 grotendeels stilgelegen in afwachting van de uitslag van een procedure waarin de Hoge Raad op 17 november 2003 uitspraak heeft gedaan. Vanaf dat moment was het enige dat nog aan werkzaamheden resteerde het opstellen van de uitdelingslijst. Vanaf 1 januari 2004 zijn door de curatoren 612,6 uur gedeclareerd. De rechter-commissaris adviseert de rechtbank hiervan slechts 200 uur toe te kennen. Kort gezegd is de rechter-commissaris van oordeel dat het handelen van curator mr. [X] niet overeenstemt met het van hem als ervaren curator te veronderstellen inzicht en bekwaamheid. Niet alleen zijn indertijd de juridische gevolgen van het boedelkrediet onvoldoende onderkend en geregeld en heeft de curator zonder geldige titel gelden aan de banken betaald en in strijd met de heersende doctrine juridische stellingen ingenomen die kennelijk onjuist zijn (boedeldebiteuren die volgens een minnelijke regeling onder een reeds (vóór het faillissement) bestaand pandrecht vallen, alsmede dat de opbrengst uit een hypotheek kan dienen ter aflossing van een boedelkrediet). Los daarvan is de curator pas genegen geweest om serieus op de kritiek van de belastingdienst over de (concept-)uitdelingslijst in te gaan, nadat de belastingdienst een verzetprocedure was gestart én de rechter-commissaris een voordracht tot vervanging curator had gedaan. Al deze tijd die door mr. [X] en zijn kantoorgenoten in onder meer de verzetprocedure is gestoken had naar het oordeel van de rechter-commissaris voorkomen kunnen worden indien de curator zich zowel naar de fiscus als naar de rechter-commissaris zakelijker en vakbekwamer had opgesteld.
2.2. De curatoren hebben aangevoerd dat de keuzes die in de beginfase van het faillissement gemaakt zijn heel verklaarbaar en heel wel verdedigbaar zijn geweest, helemaal indien zij gehouden worden tegen het licht van de omstandigheden indertijd (namelijk nauwelijks te verwachten baten). Voorts waren de bezwaren die de belastingdienst heeft aangevoerd in de verzetprocedure weer andere dan die tegen de concept-uitdelingslijst en heeft de voordracht van de rechter-commissaris tot vervanging van de curatoren alleen maar vertragend gewerkt, omdat de belastingdienst daardoor werd gesteund in haar volgens de curatoren onjuist gebleken argumentatie. Curatoren merken op dat zij zich door het verwijt van onvoldoende inzicht en vakonbekwaamheid geschoffeerd voelen.
3. Het oordeel van de rechtbank
3.1. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
3.2. Bij het bepalen van het salaris van een curator dient de rechtbank te toetsen of de door de curator in rekening gebrachte uren in redelijkheid gemaakt kunnen zijn. In het kader van deze toets komt uit de aard der zaak de vraag aan de orde of de curatoren met voldoende inzicht en bekwaamheid hun taak hebben uitgeoefend. De rechtbank overweegt daarbij - gelijk de rechter-commissaris - dat een curator fouten mag maken en dat niet iedere fout automatisch tot een sanctie hoeft te leiden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het innemen van een ander juridisch standpunt of het geven van een andere uitleg dan uiteindelijk wordt gevolgd (bijvoorbeeld door de rechter of eventueel later in een regeling) niet zonder meer als een fout is te kwalificeren.
3.3. De curatoren hebben aannemelijk gemaakt dat het een groot faillissement betrof en dat in 1992 en 1993 niet te verwachten viel dat er nog dusdanige baten in de boedel zouden vallen dat er überhaupt tot een verdeling zou kunnen worden overgegaan.
3.4. In het licht van deze omstandigheden en op basis van voormelde uitgangspunten is de rechtbank van oordeel dat zelfs indien de curatoren indertijd achteraf gebleken onjuiste keuzes zouden hebben gemaakt of de juridische consequenties van deze keuzes onvoldoende in kaart zouden hebben gebracht, dit voor de beoordeling van hetgeen thans voor ligt niet meer van belang is.
3.5. Wel van belang voor het beoordelen van deze kwestie acht de rechtbank het antwoord op de vraag of de curatoren de afwikkeling van de uitdelingslijst met voldoende inzicht en bekwaamheid zijn tegemoet getreden.
3.6. In deze faillissementen doet zich de situatie voor dat er door een onverwachte bate niet alleen de boedelschulden volledig voldaan kunnen worden, maar dat er ook nog een bedrag overblijft ten behoeve van de preferente schuldeisers, zijnde in casu de fiscus en de bedrijfsvereniging. Uit de correspondentie tussen de belastingdienst en de curatoren blijkt dat de belastingdienst van het begin af aan vraagtekens heeft gesteld bij de uitdelingslijst. Hoewel de juridische inbedding van deze vraagtekens niet steeds dezelfde was, kwam de kritiek van de belastingdienst er op neer dat de curatoren aan de banken uit hoofde van het boedelkrediet meer gelden hadden toegedacht dan dat de belastingdienst juridisch verdedigbaar achtte. Hoewel de curatoren deze argumenten van de fiscus betwisten, blijkt dat de belastingdienst voor wat betreft de kern van de materie het gelijk aan haar zijde had reeds uit de omstandigheid dat in de eerste uitdelingslijst voor de preferente crediteuren een bedrag van € 513.475,31 te verdelen viel, terwijl in de naar aanleiding van het entameren van de verzetprocedure herziene uitdelingslijst voor de preferente crediteuren een aanzienlijk hoger bedrag, te weten € 803,417,36, overblijft.
3.7. Uit de rechtbank ter beschikking staande stukken ontstaat het beeld dat de curatoren de bezwaren van de belastingdienst tegen de (concept-) uitdelingslijst onvoldoende serieus hebben genomen. Pas na de indiening van het verzet door de belastingdienst én de voordracht tot vervanging van de curatoren door de rechter-commissaris, hebben de curatoren het gehele dossier en de cijfers doorgelicht en is men in overleg met de belastingdienst en de betrokken banken tot een andere verdeelsleutel gekomen.
3.8. De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van de curatoren had gelegen om reeds naar aanleiding van de eerste bezwaren van de fiscus voormeld heronderzoek van de cijfers te verrichten. Door dit na te laten en te volharden in hun stelling dat niet zij, maar de belastingdienst, het bij het verkeerde eind had, terwijl de rechter-commissaris van dit verschil van mening door de curatoren niet op de hoogte is gesteld, hebben de curatoren niet adequaat hun taak vervuld. De belastingdienst is daardoor gedwongen geworden de verzetprocedure te entameren. De rechtbank is van oordeel dat de extra tijd die de curatoren aan het voeren van deze verzetprocedure hebben besteed dan ook niet voor vergoeding in aanmerking komt.
3.9. Anders dan de rechter-commissaris is de rechtbank van oordeel dat de tijd die gemoeid is geweest om de zaak zowel juridisch als cijfermatig op orde te krijgen wel vergoed dient te worden, omdat deze tijd ook besteed zou zijn indien de curatoren naar aanleiding van de eerste bezwaren van de belastingdienst de zaak meteen hadden doorgelicht.
3.3. De door de curatoren gedeclareerde tijd tussen het indienen van het verzetschrift door de belastingdienst, begin juli 2005, en het voorbereiden van een regeling tussen de belastingdienst, de banken en de curatoren eind november 2005, is ongeveer 200 uur. De rechtbank is op grond van voorstaande van oordeel dat de helft van dit aantal uren in redelijkheid niet besteed had hoeven worden indien de curatoren naar voormelde maatstaven hadden gehandeld. De rechtbank zal dan ook 100 uur à € 266,76 (zijnde het hoogste tarief in 2005 € 171,-- x salarisfactor 1,2 en ervaringsfactor 1,3) in mindering brengen op het door de curatoren gedeclareerde bedrag.
3.11. Alhoewel de rechter-commissaris uitging van een salarisbepaling over de periode vanaf 1 januari 2004, zal de rechtbank, nu niet blijkt dat de beschikking van 4 mei 2005 (welke betrekking had op de periode tot en met 18 april 2005) slechts de toekenning van een voorschot betrof en nu voorts de door de rechtbank af te trekken uren nadien zijn besteed, het salaris vaststellen over de periode vanaf 19 april 2005.
3.3. Blijkens de specificatie van de curatoren is er vanaf voormelde datum een bedrag aan salaris gedeclareerd van € 74.650,10 (exclusief B.T.W). Hierop dient zoals hiervoor is overwogen een bedrag van € 26.676,-- (zijnde 100 x
€ 266,76) in mindering te worden gebracht. De rechtbank stelt het salaris dan ook vast op € 47.974,10 (€ 74.650,10 - € 26.676,--) te vermeerderen met 19 % B.T.W. ( = € 9.115,08) en 4 % verschotten (= € 1.918,96).
stelt het bedrag van het salaris van de curatoren over de periode vanaf 19 april 2005 vast op € 47.974,10, exclusief B.T.W. en de verschotten op € 1.918,96, exclusief B.T.W., voor zover nodig onder verrekening van hetgeen reeds over deze periode als voorschot is uitbetaald.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.M.L.M. Magnée, F.R. Soutendijk en M.J.A.G. van Baal en is ter openbare civiele terechtzitting van 28 februari 2007 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.