ECLI:NL:RBROE:2007:AZ9592
Rechtbank Roermond
- Raadkamer
- D.C.M. Bomans
- N.J.M. Ruyters
- N.I.B.M. Buljevic
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Koninklijke Marechaussee bij opsporing van strafbare feiten buiten hun taak
In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 8 februari 2007 uitspraak gedaan in een beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris had op 24 januari 2007 de vordering tot inbewaringstelling van de verdachte afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokken militairen van de Koninklijke Marechaussee (KMar) bevoegd waren om de verdachte aan te houden wegens overtreding van de Opiumwet, maar dat deze bevoegdheid beperkt is tot situaties die verband houden met hun taak. De KMar had in dit geval te maken met een 'toevalstreffer', waarbij zij een strafbaar feit tegenkwamen dat niet gerelateerd was aan hun reguliere taken. Volgens artikel 6, onder 4, van de Politiewet dienen zij de zaak zo snel mogelijk over te dragen aan de politie. De rechtbank oordeelt dat capaciteitsproblemen bij de politie geen rechtvaardiging vormen voor de KMar om zelfstandig het opsporingsonderzoek voort te zetten. De rechtbank concludeert dat de door de KMar verkregen bewijsmiddelen onrechtmatig zijn, omdat zij buiten hun bevoegdheid hebben gehandeld. De rechtbank verklaart het beroep van de officier van justitie ongegrond, omdat er geen ernstige bezwaren zijn die een inbewaringstelling rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de KMar om zich aan de wettelijke kaders te houden en de samenwerking met de politie te respecteren.