ECLI:NL:RBROE:2006:AZ5894
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.C.G. Brants
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de rechtbank Roermond op 20 december 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige, ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De minderjarige was ondertoezicht gesteld en de ondertoezichtstelling liep tot 15 augustus 2007. Het verzoek tot uithuisplaatsing werd gedaan in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, die na een lange periode van uithuisplaatsing weer bij zijn moeder was geplaatst. De gezinsvoogdes stelde dat er een vakantiegezin gezocht werd waar de minderjarige éénmaal per maand en tijdens vakanties kon logeren om de moeder te ontlasten. Zowel de moeder als de minderjarige waren akkoord met dit verzoek.
De kinderrechter oordeelde dat de wet, specifiek artikel 261 van het Burgerlijk Wetboek, niet voorziet in een tijdelijke uithuisplaatsing gedurende steeds terugkerende korte periodes. De kinderrechter benadrukte dat een uithuisplaatsing niet het juiste middel is in deze situatie, omdat de minderjarige niet daadwerkelijk aan de zorg van de ouders wordt onttrokken. De kinderrechter concludeerde dat de doelen van de uithuisplaatsing niet bereikt konden worden als de minderjarige thuis bij zijn ouders bleef wonen. Daarom werd het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen.
De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.