ECLI:NL:RBROE:2006:AZ3453

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
1 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
72888 / FA RK 06 - 500
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.G.F. Custers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot limitering alimentatie na echtscheiding zonder eerdere alimentatieverplichting

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 1 november 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot limitering van alimentatie. De verzoekster, hierna de vrouw, heeft verzocht om beëindiging van haar alimentatieplicht ten opzichte van de verweerder, hierna de man, met ingang van 27 januari 2005. De vrouw heeft nooit alimentatie aan de man of aan de gemeente betaald, en zij is van mening dat haar alimentatieplicht op grond van artikel 1:157 BW en de Wet Limitering Alimentatie is geëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtscheiding tussen partijen op 8 oktober 1992 is uitgesproken en op 27 januari 1993 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Er is nooit een onderhoudsbijdrage vastgesteld of overeengekomen tussen partijen.

De rechtbank heeft de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat er nooit een concrete alimentatieverplichting door de rechter is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat, waar niets is, er ook niets kan worden beëindigd. De vrouw heeft aangevoerd dat de Wet Limitering Alimentatie niet van toepassing is op haar situatie, omdat er geen alimentatieverplichting is vastgesteld. De rechtbank heeft deze stelling verworpen en geconcludeerd dat de vrouw tussen wal en schip valt, aangezien de wet geen termijn heeft gesteld voor het vaststellen van een onderhoudsverplichting door de rechter.

De rechtbank heeft benadrukt dat de mogelijkheid tot verhaal van bijstandsverlening door de gemeente na 12 jaar na inschrijving van de echtscheiding is vervallen. De vrouw heeft geen recht op een alimentatieverplichting, omdat er nooit een alimentatieverplichting is vastgesteld. De rechtbank heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, wat betekent dat zij geen recht heeft op de beëindiging van een alimentatieplicht die nooit heeft bestaan.

Uitspraak

zaaknummer : 72888 / FA RK 06-500, sector civielrecht
uitspraak : 01 november 2006
B E S C H I K K I N G
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vrouw,
procureur: mr. H.C.M. Smit;
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de man.
1. Het verloop van de procedure
Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 30 maart 2006;
- de brief van de griffier van 2 juni 2006, waarbij het verzoekschrift op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de man is
gezonden;
- de op 7 juni 2006 ingekomen retourkaart van TPG Post.
2. Vaststaande feiten
Op grond van de overgelegde – niet weersproken - producties gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.
Deze rechtbank heeft op 8 oktober 1992 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Die uitspraak is op 27 januari 1993 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze noch latere uitspraak is een onderhoudsbijdrage bepaald. Evenmin is een onderhoudsbijdrage tussen partijen overeengekomen.
3. Het verzoek
Het verzoekschrift houdt in dat de rechtbank de alimentatieplicht van de vrouw ten opzichte van de man zal beëindigen met ingang van 27 januari 2005, althans met ingang van een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen ingangsdatum, kosten rechtens.
De vrouw stelt dat de man de afgelopen jaren herhaaldelijk aanspraak heeft gemaakt op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand en de voormalige Algemene Bijstandswet. De gemeente heeft dientengevolge de draagkracht van de vrouw een aantal malen onderzocht maar is hierbij voortdurend tot de conclusie gekomen dat zij geen draagkracht heeft. De vrouw heeft derhalve nog nooit alimentatie aan de man dan wel aan de gemeente betaald.
De vrouw verkeert momenteel in grote onzekerheid of zij nog aangesproken kan worden door de gemeente [plaatsnaam] dan wel door de man om een bijdrage in het levensonderhoud van de man te betalen. De vrouw is van mening dat op grond van artikel 1:157 BW alsmede de Wet Limitering alimentatie (28 april 1994, Stb 324) op dit moment een einde is gekomen aan haar alimentatieplicht. Ter toelichting hierop stelt de vrouw het volgende.
De wet van 28 april 1994, Staatsblad 324 nader aan de te duiden als “Wet limitering alimentatie”, heeft de tijdsduur van de alimentatie tussen ex-echtgenoten aan een maximum van 12 jaar verbonden. Artikel II lid 2 van de Wet limitering alimentatie bevat een overgangsbepaling die luidt: “Op verzoek van degene die op grond van een vóór de inwerkingtreding van deze wet gewezen rechterlijke uitspraak verplicht is een uitkering tot levensonderhoud te verstrekken, beëindigt de rechter de verplichting, indien deze op of na dat tijdstip 15 jaar of meer heeft geduurd, etc”.
In beginsel zou de vrouw een alimentatieplicht hebben van 15 jaar. In casu heeft er echter nimmer een toekenning van alimentatie door de rechtbank plaatsgevonden. Ook is in onderling overleg geen afspraak gemaakt omtrent een bijdrage in het levensonderhoud van de man of de vrouw. Artikel II lid 1 van de Wet limitering alimentatie bevat een overgangsbepaling die luidt: “Deze wet is alleen toepassing op de uitkeringen tot levensonderhoud die na de inwerkingtreding van deze wet door de rechter zijn toegekend of tussen partijen zijn overeengekomen”.
Op grond van deze bepaling kan worden geconcludeerd dat de Wet limitering alimentatie alsmede de overgangsbepaling van artikel II lid 2 van de Wet limitering alimentatie niet van toepassing is op de alimentatieplicht van de vrouw. De vrouw valt als het ware tussen wal en schip.
Het bovenstaand kan worden gezien als een leemte in de wet. De vrouw is van mening dat door de man dan wel door de gemeente [plaatsnaam] niet voor het eerst alimentatie kan worden verzocht nu de periode van meer dan 12 jaar na de echtscheiding is verstreken. De vrouw verwijst hierbij naar de uitspraak van de Hoge Raad 8 mei 1998, NJ 1998,889.
4. De beoordeling
De vrouw heeft verzocht haar alimentatieplicht ten opzichte van de man te beëindigen met ingang van 27 januari 2005. Nu er nimmer een concrete alimentatieverplichting door een rechter is vastgesteld dan wel tussen partijen is overeengekomen, zal de rechtbank de vrouw in haar verzoek niet kunnen ontvangen. Immers, waar niets is, kan niets worden beëindigd.
De strekking van het verzoek van de vrouw is echter dat er voor haar duidelijkheid komt omtrent de vraag of een rechter alsnog een alimentatieverplichting ten laste van haar kan vaststellen dan wel dat een gemeente aan de man verleende bijstand op haar kan verhalen.
Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Voor wat betreft de aan de man verleende bijstand bepaalt artikel Xa van de wet van 15 april 1992, Staatsblad 193, dat het verhaal van kosten van bijstand wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de onderhoudsplicht jegens de echtgenoot of gewezen echtgenoot als bedoeld in artikel 63, uiterlijk na het verstrijken van een termijn van 12 jaar eindigt. Deze termijn vangt aan op de datum van inschrijving van het vonnis in de registers van de burgerlijke stand.
Nu vaststaat dat de uitspraak van de echtscheiding op 27 januari 1993 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, is de mogelijkheid tot verhaal op 27 januari 2005 vervallen.
Omtrent het vaststellen van een onderhoudsverplichting door de rechter is door de wet geen termijn gegeven. Met andere woorden in theorie is het mogelijk om zeer lange tijd na ontbinding van het huwelijk door echtscheiding de rechter te verzoeken een alimentatieverplichting vast te stellen. Gelet echter op de grondgedachte van de Wet limitering alimentatie, zoals die ook uit de parlementaire geschiedenis blijkt en die hierop neerkomt dat een alimentatie na een zekere termijn een einde behoort te nemen, zal geen alimentatieverplichting meer kunnen worden vastgesteld als 12 jaar na de inschrijving van de uitspraak van de echtscheiding zal zijn verstreken; hierbij is irrelevant of die inschrijving heeft plaatsgevonden vóór dan wel ná 01 juli 1994, de dag waarop de Wet limitering alimentatie in werking is getreden.
Vaststelling van een alimentatieverplichting ná verloop van 12 jaar zou immers tot de situatie leiden dat er dan een alimentieverplichting zou bestaan ten aanzien van een periode waarover de wet heeft bepaald dat deze verplichting dan geëindigd is, te weten na 12 jaar na inschrijving van de echtscheidingsuitspraak (art. 1:157, leden 3 en 4 BW).
B E S L I S S I N G:
De rechtbank:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.G.F. Custers en ter openbare civiele terechtzitting van 01 november 2006 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
type : hs
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.