ECLI:NL:RBROE:2006:AZ3107

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
29 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
72298 / HA ZA 06 - 158
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van bomen binnen de twee meter grens van artikel 5:42 BW

In deze zaak vorderden eisers de verwijdering van drie bomen die door de gemeente binnen de twee meter grens van artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waren geplant. De gemeente verweerde zich door te stellen dat artikel 5:42 niet van toepassing was op bomen op de openbare weg, mits er een redelijke belangenafweging had plaatsgevonden tussen het particuliere belang van de eisers en het publieke belang. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende had aangetoond dat zij een zorgvuldige belangenafweging had gemaakt. De rechtbank benadrukte dat de gemeente haar keuzes op een juridisch verantwoorde wijze kenbaar had moeten maken aan de burgers. Aangezien de gemeente had nagelaten om een verordening op te stellen zoals bedoeld in artikel 5:42 lid 2 BW, was er geen sprake van een publiek belang dat de inbreuk op het privaat belang van de eisers rechtvaardigde. De rechtbank wees de vordering van de eisers toe, met de bepaling dat de gemeente de bomen binnen drie maanden na betekening van het vonnis diende te verwijderen, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag tot een maximum van € 10.000,-. De gemeente werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

uitspraak: 29 november 2006
V O N N I S
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eisers:
1.[eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. P.J.G. Goumans;
tegen:
gedaagde:
GEMEENTE HAELEN,
gevestigd te 6081 BB Haelen, Raadhuisplein 1,
procureur: mr. W.M.J. Saes.
Partijen worden als volgt aangeduid:
Eisers: [eisers];
gedaagde: de gemeente.
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding met bijlagen van 20 februari 2006;
- de conclusie van antwoord met bijlagen;
- het vonnis van deze rechtbank van 24 mei 2006;
- een akte houdende inlichtingen zijdens [eisers];
- het proces-verbaal van comparitie van 10 oktober 2006;
2. Vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
[eisers] wonen in de gemeente Haelen aan de [adres]. Binnen 2 meter van de erfgrens staan 3 veldesdoorns op grond die eigendom is van de gemeente.
3. Vordering en stellingen van [eisers]
3.1. [eisers] stellen dat bomen binnen de in artikel 5:42 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde twee meter grens staan. Voorts stellen [eisers] hinder te ondervinden van deze bomen, met name door blad- en zaadval.
3.2. [eisers] vorderen:
Primair:
de gemeente te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis alle bomen aan de [adres] binnen twee meter afstand van het perceel van [eisers] kadastraal bekend Gemeente Haelen, sectie [letter], nummer [nummer] te verwijderen en verwijderd te houden, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of deel van een dag dat de gemeente in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen.
Subsidiair:
de gemeente te veroordelen tot vergoeding van de schade die [eisers] lijden nader op te maken bij staat.
Een en ander te vermeerderen met € 250,-- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding en de proceskosten en de wettelijke rente over deze proceskosten als deze proceskosten niet binnen 14 dagen van het ten dezen te wijzen vonnis zullen zijn betaald.
4. Verweer van de gemeente
4.1. De gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
4.2. De gemeente voert daartoe het volgende verweer.
4.3. Volgens de gemeente leidt een teleologische wetsinterpretatie in combinatie met de parlementaire geschiedenis er toe dat artikel 5:42 lid 1 BW aldus dient te worden uitgelegd dat het de eigenaar van een openbaar erf, in casu de gemeente, is toegestaan om binnen de in lid 2 van dat artikel genoemde twee meter grens bomen te planten. Reeds hieruit volgt dat de bomen rechtmatig zijn geplant.
4.4. Voorts stelt de gemeente met een beroep op het Gorsselse bomenarrest (Hoge Raad 28 april 1961 (NJ 1961, 433)) dat artikel 5:42 BW niet kan worden toegepast op op de openbare weg staande bomen, indien de gemeente blijk geeft van een redelijke belangenafweging tussen het particuliere belang bij verwijdering van de bomen en de aan de overheid toevertrouwde belangen als onder andere dorpsschoon en verkeersveiligheid. Volgens de gemeente heeft deze belangenafweging zorgvuldig plaatsgevonden en volgt uit een en ander dat het publieke belang zich verzet tegen het verwijderen van de bomen. De rechter zou in deze slechts een marginale toetsingsbevoegdheid hebben.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Voor zover relevant luidt artikel 5:42 BW aldus:
1. Het is niet geoorloofd binnen de in lid 2 bepaalde afstand van de grenslijn van eens anders erf bomen te hebben, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven of dat erf een openbare weg is.
2. De in lid 1 bedoelde afstand bedraagt voor bomen twee meter te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom, tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten.
5.2. Naar het oordeel van de rechtbank leidt een correcte wetsuitleg tot de conclusie dat de wetgever met de woorden “het erf” dat “een openbare weg is” teruggrijpt naar de woorden “eens anders erf”. Eenvoudig gezegd komt dit er op neer dat het in beginsel dus wel aan de particulier is toegestaan om binnen de twee meter grens met de openbare weg een boom te planten maar dat dit omgekeerd niet geldt. Het is de eigenaar van de openbare weg derhalve in beginsel niet toegestaan om binnen de twee meter grens met een anders erf bomen te planten.
Voor een uitleg van dit wetsartikel zoals door de gemeente wordt voorgestaan vindt de rechtbank noch steun in de wettekst noch in de parlementaire geschiedenis noch anderszins in het recht.
5.3. Hieruit volgt dat de in het geding zijnde bomen binnen de twee meter grens van artikel 5:42 BW staan, zodat deze in beginsel op een onrechtmatige plek staan, tenzij zich een van de uitzonderingen van lid 2 zich voordoet.
5.4. Ter comparitie heeft de gemeente medegedeeld dat zij er bewust voor heeft gekozen om geen verordening zoals bedoeld in artikel 5:42 lid 2 te maken.
Deze uitzonderingsbepaling op grond waarvan het de gemeente is toegestaan om af te wijken van de twee metergrens doet zich dus niet voor.
5.5. Ter onderbouwing van haar beroep op de plaatselijke gewoonte en het beroep op het arrest inzake de Gorsselse bomen voert de gemeente voor zover van belang het volgende aan.
- De [adres] is een rondlopende weg van circa zes meter breed, waarbij twee auto’s elkaar ternauwernood kunnen passeren.
- De weg is aan een kant voorzien van een stoep van circa één meter breed. Aan de andere kant van de weg (de zijde waar de woning van [eisers] is gelegen) is geen stoep.
- De kabel- en leidingenstrook van anderhalf à twee meter breedte grenst aan de voortuin van de woning van [eisers]. Deze kabel- en leidingenstrook is door [eisers] in gebruik genomen als het verlengde van hun voortuin. (In deze strook zijn de veldesdoorns geplant.)
- De 20 à 30 veldesdoorns zijn in de [adres] geplant als laanbeplanting, welke bepalend is voor het straatbeeld.
- De veldesdoorn is geschikt voor smalle lanen.
- Aan de belangen van aanwonenden wordt tegemoetgekomen door de bomen te snoeien en in het najaar bladzuigers in te zetten en voorzieningen te treffen voor het gratis storten van bladafval.
5.6. De gemeente stelt dat gelet op alle omstandigheden van het geval en alle belangen die de gemeente wil dienen, een andere wijze van planten onmogelijk zou zijn. Immers, gelet op de geringe breedte van de [adres] zou het respecteren van de twee meter grens de verkeersveiligheid in gevaar brengen. Het in stand houden van de wegbreedte en het respecteren van de twee meter grens zou er toe leiden dat de voortuinen van de aanliggende woningen te klein zouden worden. En het geheel achterwege laten van een groenvoorziening zou een ongewenste mate van verstedelijking met zich meebrengen. Vandaar dat de gemeente in meer straten heeft gekozen voor de in de [adres] gevonden oplossing.
5.7. Uit de stellingen van de gemeente vloeit voort dat de gemeente in het kader van de planning van nieuwbouwwijken, zoals de [adres] indertijd in 1990 ook was, bewust er voor kiest om de regels van het Burgerlijk Wetboek te negeren. De rechtbank is van oordeel deze planologische en relatief recente keuze van de gemeente onvoldoende is om een plaatselijke gewoonte aan te nemen.
5.8. De rechtbank vat de door de Hoge Raad in het door de gemeente aangehaalde arrest van de Gorsselse bomen geformuleerde regels (in navolging van R.J.J. van Acht, Burenrecht, 1990) als volgt samen:
a. De aan een overheidslichaam toebehorende en ten openbare nutte bestemde zaken hebben vanouds een bijzondere positie in het recht ingenomen
b. Hoewel het burenrecht naar bewoordingen, aard en strekking toepasselijkheid daarvan op deze zaken niet uitsluit, dient het toch buiten toepassing te blijven, wanneer die toepassing onverenigbaar is met de bestemming ten openbare nut of met de voorzieningen die met het oog op de verwezenlijking daarvan vereist zijn
c. Welke die voorzieningen zijn staat in beginsel ter beoordeling van hen die met de zorg over die zaken belast zijn
d. Daartoe zullen de betrokken overheidsbelangen tegen de in het geding zijnde belangen dienen te worden afgewogen
e. Alleen bij willekeur is ingrijpen van de rechter geboden. Dat is het geval wanneer de overheid bij de belangenafweging in redelijkheid niet tot het treffen of in standhouden van de voorzieningen had kunnen komen.
5.9. In 5.5. is de door de gemeente gestelde belangenafweging weergegeven. Uit het overwogene in 5.7. volgt dat de gemeente uit planologische overwegingen heeft gekozen om de bomen binnen de twee meter grens te planten. De volgens de gemeente aan haar toekomende en door haar verrichte belangenafweging dient echter naar het oordeel van de rechtbank binnen het wettelijk kader plaats te vinden en ook op een dusdanige wijze dat de door de gemeente als overheidsorgaan gemaakte keuzes voldoende kenbaar zijn voor de burger in het algemeen en, in het geval van aan elkaar grenzende percelen, voor de buur in het bijzonder.
5.10. De rechtbank constateert dat de gemeente op velerlei wijzen de door haar gemaakte keuzes op een juridisch correcte wijze had kunnen kenbaar maken.
Bijvoorbeeld:
- Door iets over het (voornemen tot) planten van de bomen op te nemen in het bestemmingsplan. De tijdens de comparitie door [eisers] gedane mededeling dat in het bestemmingsplan de kabel- en leidingstrook niet nader aangeduid is als groenstrook is door de gemeente niet weersproken.
- De [adres] was destijds een nieuwbouwproject. De gemeente had bij de uitgifte van de grond haar invloed kunnen aanwenden om er voor te zorgen dat het planten van de bomen binnen de twee meter grens als een erfdienstbaarheid of kwalitatieve verplichting zou worden opgenomen. De rechtbank merkt in dit kader op dat de percelen welke aan de [adres] zijn gelegen relatief ruim van opzet zijn, dus dat het verkorten van de voortuin van deze percelen ten faveure van het met inachtneming van de twee meter grens planten van de door de gemeente gewenste bomen enkel vanuit planologisch oogpunt een reële optie zou zijn geweest. Te meer daar volgens mededelingen van de gemeente ook thans de kabel- en leidingstrook aan de aanwonenden ter beschikking wordt gesteld als verlengde van de voortuin.
- De gemeente had een verordening zoals bedoeld in artikel 5:42 lid 2 BW kunnen uitvaardigen, hetgeen overigens ook thans nog tot de mogelijkheden hoort.
5.11. Nu de gemeente de mogelijkheden om de door haar gemaakte keuzes op een juridisch verantwoorde én voor de burger kenbare wijze ongebruikt heeft gelaten, komt de rechtbank aan een toetsing aan de door de Hoge Raad in het arrest de Gorsselse bomen niet toe. Immers in dit geval is er geen sprake van een publiek belang dat enkel gediend kan worden door inbreuk te maken op een privaat belang van een ander.
5.12. De vordering van [eisers] ligt derhalve voor toewijzing gereed.
5.13. [eisers] hebben gevorderd dat de bomen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis verwijderd dienen te worden. De rechtbank is van oordeel dat deze termijn, mede gelet op het niet spoedeisende karakter van de zaak, onredelijk kort is. De rechtbank stelt deze termijn dan ook op drie maanden.
5.14. De rechtbank hanteert het uitgangspunt, dat verrichtingen voorafgaand aan het geding worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak en dat het bij afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
De door [eisers] vermelde werkzaamheden zijn niet te beschouwen als zodanige verrichtingen dan wel zijn onvoldoende gespecificeerd. De post buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
5.15. Het opleggen van de gevorderde dwangsom noch de hoogte ervan is door de gemeente weersproken. De rechtbank acht de toewijzing van een dwangsom van € 500,-- zonder maximum aan te verbeuren dwangsommen in het onderhavige geval bovenmatig. De rechtbank zal aan de veroordeling van de gemeente een dwangsom van € 250,-- per dag verbinden met een maximum van € 10.000,--.
5.16. De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde wettelijke rente hierover is niet weersproken en zal worden toegewezen.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
veroordeelt de gemeente om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis alle bomen aan de [adres] binnen twee meter afstand van het perceel van [eisers] kadastraal bekend Gemeente Haelen, sectie [letter], nummer [nummer] te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat de gemeente daarmee in gebreke blijft;
bepaalt dat boven een bedrag van € 10.000,- terzake deze veroordeling geen dwangsom meer wordt verbeurd;
veroordeelt de gemeente in de proceskosten van [eisers], welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 248,-- aan griffierechten,
€ 84,87 aan explootkosten en
€ 904,-- aan salaris ten behoeve van de procureur;
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten als deze niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal en op de openbare civiele terechtzitting van 29 november 2006 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Type: mb