ECLI:NL:RBROE:2006:AX9626

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
72804 / JE RK 06-371 en 73166 / JE RK 06-448
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C.G. Brants
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een justitiële jeugdinrichting

In deze zaak heeft de kinderrechter van de rechtbank Roermond op 3 mei 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige en tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing in een justitiële jeugdinrichting. De minderjarige was onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, en de ondertoezichtstelling liep tot 4 mei 2006. De ouders van de minderjarige hebben tijdens de zitting aangegeven dat het goed gaat met hun kind, zowel thuis als op school, en dat een uithuisplaatsing schadelijk zou zijn voor haar gezondheid. De kinderrechter heeft de ouders en de minderjarige gehoord, evenals de gezinsvoogd en een tolk. De ouders hebben bezwaar gemaakt tegen de rapportage van de stichting, waarin zij onjuistheden hebben aangekaart.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich goed inzet op school en in de dagbehandeling, en dat zij wil werken aan haar gedrags- en psychiatrische problemen. Ondanks dat de kinderrechter van oordeel is dat aan de criteria voor een machtiging tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting is voldaan, heeft hij het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de plaatsing in een justitiële jeugdinrichting te ingrijpend en disproportioneel is, gezien de negatieve ervaringen die de minderjarige al heeft meegemaakt, waaronder een vlucht uit haar vaderland en traumatische ervaringen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling met één jaar te verlengen, ingaande 4 mei 2006, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Zaak-/rolnummer: 72804 / JE RK 06-371 en 73166/ JERK 06-448
Datum uitspraak: 3 mei 2006.
B E S C H I K K I N G
van de kinderrechter in de rechtbank Roermond
op het op 28 maart 2006 ingediende verzoekschrift van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, mede kantoorhoudende te Roermond, tot verlenging van de ondertoezichtstelling alsmede tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbenden aan:
-[de moeder],
wonende te [woonplaats],
[adres],
-[de vader],
wonende te [woonplaats],
[adres].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders.
1. Het verloop van de procedure
De minderjarige is ondertoezicht gesteld van de stichting voornoemd. De ondertoezichtstelling loopt tot 4 mei 2006.
Voornoemde stichting heeft een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, daartoe strekkende dat de duur van de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige wordt verlengd voor de periode van één jaar.
Het plan van aanpak en het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling, alsmede het indicatiebesluit zijn bij het verzoekschrift overgelegd.
De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige.
Op 18 april 2006 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij de behandeling zijn verschenen:
- de minderjarige,
- [de moeder],
- [de vader],
- de gezinsvoogd, [naam].
De minderjarige en haar ouders worden ter zitting bijgestaan door hun raadsman mr. P. Bouman.
Tevens is ter zitting aanwezig de tolk in de Turkse taal, [naam], die hetgeen ter zitting naar voren is gebracht voor de ouders heeft vertaald.
Op 18 april 2006 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verslag van de diagnostiekbespreking, gehouden op 21 februari 2006 bij de Rigg-ting, betreffende de minderjarige.
De gezinsvoogd heeft ter zitting met betrekking tot het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing in een tehuis voor opvoeding en verzorging naar voren gebracht dat abusievelijk de verkeerde voorziening is verzocht. Derhalve heeft hij verzocht het verzoek van de stichting te wijzigen in die zin dat wordt verzocht de minderjarige te plaatsen in een justitiële jeugdinrichting met een beperkt beveiligd regime, overeenkomstig het overgelegde indicatiebesluit.
2. Vaststellingen en overwegingen
2.1 De gezinsvoogd heeft ter onderbouwing van het verzoek tot uithuisplaatsing verwezen naar het verslag van de Rigg-ting d.d. 21 februari 2006. Vanuit de dagbehandeling van de Rigg-ting is een opname van [de minderjarige] in een 24-uurs setting geadviseerd. Een plaatsing in de OG Heldering Stichting in Zetten sluit het beste aan bij de problematiek van [de minderjarige]. De ouders van [de minderjarige] kunnen haar niet goed begrenzen, waardoor de positieve effecten van de dagbehandeling in de thuissituatie teniet worden gedaan. De Rigg-ting wil de dagbehandeling stoppen, maar [de minderjarige] kan ter overbrugging van haar opname daar wel nog terecht.
2.2 Mr. Bouman heeft ter zitting gesteld dat [de minderjarige] en ouders akkoord gaan met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar dat zij zich hevig verzetten tegen het verzoek tot uithuisplaatsing. Het gaat goed met [de minderjarige]. Een uithuisplaatsing zal in deze situatie alleen maar contraproductief werken.
De ouders hebben ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [de minderjarige], zowel thuis als op school. Een uithuisplaatsing zal de gezondheid van [de minderjarige] niet ten goede komen. [de minderjarige] is getraumatiseerd en als ze weer iets ingrijpends meemaakt, zoals een eventuele uithuisplaatsing, zal ze nooit kunnen herstellen.
De ouders zijn het niet eens met de rapportage van de stichting, omdat daarin zaken onjuist staan weergegeven.
[de minderjarige] heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij vindt dat het thuis en op school goed gaat. Ze zet zich goed in op school en op de dagbehandeling. De leraar van school heeft haar een stageplek aangeboden. Zij bestrijdt de uitspraak van de gezinsvoogd dat de Rigg-ting de dagbehandeling wil stoppen. [de minderjarige] heeft gesteld dat ze er grote moeite mee heeft als ze van haar ouders wordt gescheiden.
2.3 De kinderrechter ziet in het verzoek van de stichting tot wijziging van het verzoek tot uithuisplaatsing geen strijd met een goede procesorde nu belanghebbenden zich over het wijzigingsverzoek hebben kunnen uitlaten en tegen de wijziging geen bezwaren naar voren hebben gebracht.
Op grond van de verkregen informatie van de stichting zoals in voormelde stukken aangegeven en hetgeen tijdens de terechtzitting nog naar voren is gebracht, is de kinderrechter van oordeel dat in het belang van de minderjarige de termijn van de ondertoezichtstelling met één jaar dient te worden verlengd, nu de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn.
De kinderrechter kan, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige de stichting machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. Machtiging tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting wordt slechts verleend, indien zij vereist is wegens ernstige gedragsproblemen van de minderjarige.
Hoewel, op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, naar het oordeel van de kinderrechter is voldaan aan alle criteria die een verlening van een machtiging tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting mogelijk maken zal de kinderrechter desondanks het verzoek tot machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een justitiële jeugdinrichting afwijzen.
De kinderrechter acht plaatsing van de minderjarige in een justitiële jeugdinrichting voor haar dermate ingrijpend en disproportioneel dat het belang tot plaatsing heeft te wijken voor een minder ingrijpende maatregel. De kinderrechter overweegt hierbij dat de minderjarige in haar jonge leven al vele negatieve ervaringen heeft opgedaan zoals haar vlucht uit haar vaderland en het opdoen van traumatiserende ervaringen, waardoor zij een posttraumatische stress-stoornis heeft ontwikkeld. De familieband is zeer hecht en de nabijheid van de ouders zeer wezenlijk. Indien de minderjarige wederom uit de haar vertrouwde omgeving wordt gehaald en zij van haar ouders wordt gescheiden zal dat zeer schadelijk zijn voor haar welbevinden.
De kinderrechter is gebleken dat de minderjarige zich goed inzet op de dagbehandeling en op school. De kinderrechter is tot de overtuiging gekomen dat de minderjarige wil werken aan haar gedrags- en psychiatrische problemen en hiertoe dienen de mogelijkheden tot ambulante hulpverlening volledig onderzocht en benut te worden.
BESLISSING
De kinderrechter:
verlengt de termijn waarvoor de minderjarige voornoemd onder toezicht is gesteld van voormelde stichting, met één jaar, ingaande 4 mei 2006;
wijst af het verzoek tot plaatsing van de minderjarige in een justitiële jeugdinrichting;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 3 mei 2006 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Type: KvdH
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.