Parketnummer : 04/660116-05
Uitspraak d.d. : 9 mei 2006
VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2006.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 08 juli 2005 te Velden, in elk geval in de gemeente Arcen en Velden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met aanhangwagen [caravan]), daarmede rijdende over de weg, de Oude Venloseweg (komende uit de richting van de Scholtisstraat en gaande in de richting van de Julianastraat), welke Oude Venloseweg ter plaatse (ongeveer) 5.03 meter breed was, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl gezien zijn, verdachtes, rijrichting op de linker weghelft van die Oude Venloseweg een of meer personenauto's (een Fiat Punto [met een breedte van ongeveer 1,66 meter] en/of een Mitsubishi Space Star [met een breedte van ongeveer 1,71 meter] waren/was geparkeerd en/of de breedte van voornoemde aanhangwagen (caravan) ongeveer 2,08 meter was -
(ter hoogte van voornoemde geparkeerde personenauto's) (de bestuurster van) een fiets in te halen en daarbij dusdanig te rijden of te sturen dat
- een botsing of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en (de bestuurster van) de fiets, waarna de bestuurster van de fiets (tegen een paal) ten val is gekomen,
of
- de bestuurster van de fiets (teneinde een botsing of aanrijding met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te voorkomen) zodanig heeft gestuurd of gereden dat zij (met de door haar bestuurde fiets tegen een zich [gezien haar
rijrichting] rechts van de weg gelegen trottoirband is gebotst of gereden en) ten val is gekomen,
door welk verkeersongeval [slachtoffer] (zijnde de bestuurster van de fiets) werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel (een hersenbloeding), of zodanig letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
(Art. 6 van de Wegenverkeerswet 1994)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 08 juli 2005 te Velden, in elk geval in de gemeente Arcen en Velden, als bestuurder van een voertuig (personenauto met aanhangwagen [caravan]), daarmee rijdende op de weg, de Oude Venloseweg (komende uit de
richting van de Scholtisstraat en gaande in de richting van de Julianastraat), welke Oude Venloseweg ter plaatse (ongeveer) 5.03 meter breed was, toen aldaar
- terwijl gezien zijn, verdachtes, rijrichting op de linker weghelft van die Oude Venloseweg een of meer personenauto's (een Fiat Punto [met een breedte van ongeveer 1,66 meter] en/of een Mitsubishi Space Star [met een breedte van ongeveer 1,71 meter] waren/was geparkeerd en/of de breedte van voornoemde aanhangwagen (caravan) ongeveer 2,08 meter was -
(ter hoogte van voornoemde geparkeerde personenauto's) (de bestuurster van) een fiets heeft ingehaald en daarbij dusdanig heeft gereden of gestuurd dat
- een botsing of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en (de bestuurster van) de fiets, waarna bestuurster van de fiets (tegen een paal) ten val is gekomen,
of
- de bestuurster van de fiets (teneinde een botsing of aanrijding met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te voorkomen) zodanig heeft gestuurd of gereden dat zij (met de door haar bestuurde fiets tegen een zich [gezien haar
rijrichting] rechts van de weg gelegen trottoirband is gebotst of gereden en) ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(Art. 5 van de Wegenverkeerswet 1994)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 25 april 2006 gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de Politie Regio Limburg Noord, District Venlo, Basiseenheid Venlo Oost, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL 2320/05-004652, gedateerd 3 september 2005 en de daarbij behorende bijlagen.
Anders dan door de officier van justitie gevorderd acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aan een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank komt op grond van de stukken in het dossier en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, tot het oordeel dat de toedracht van het ongeval aldus is geweest.
Verdachte heeft ter hoogte van de kruising Scholtisstraat/Wilhelminastraat te Velden twee fietsers, onder wie het slachtoffer, zien rijden over de Oude Venloseweg in de richting van de Julianastraat, de richting die ook verdachte volgde. Het latere slachtoffer reed voorop, gevolgd door haar echtgenoot. Verdachte is daarop, nadat hij voor de kruising had stilgehouden, langzaam rijdend de fietsers gaan inhalen waarbij de inhaalmanoeuvre, zo heeft verdachte ter zitting aangegeven, ongeveer halverwege de kruising is ingezet. Verdachte heeft vervolgens direct na de kruising op de Oude Venloseweg weer naar rechts moeten sturen vanwege twee aan de, vanuit verdachtes rijrichting gezien, links staande geparkeerde auto's.
Nu het slachtoffer gelijktijdig eveneens haar weg vervolgde over de Oude Venloseweg richting de Julianastraat was de inhaalmanoeuvre nog niet voltooid op het moment dat verdachte zijn auto met caravan weer naar rechts moest sturen.
Immers, hoewel het slachtoffer op het moment dat verdachte met zijn auto de links geparkeerde auto's passeerde, mogelijk nog niet ter hoogte van deze geparkeerde auto's was, was zij wel ter hoogte van deze geparkeerde auto's op het moment dat ook de caravan van verdachte de geparkeerde auto's passeerde. Dit blijkt uit de verklaring van echtgenoot [naam] en [naam] zoals afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De rijweg was ter hoogte van de geparkeerde auto's minder dan 3 meter breed, rekening houdend met de buitenspiegels van de diverse auto's, terwijl de caravan al ruim 2 meter breed was. Volgens verdachte was zijn auto met spiegels breder dan de caravan. Voor het slachtoffer bleef nog slechts minder dan een meter over om te fietsen.
Omdat verdachte het slachtoffer niet volledig, dat wil zeggen met auto en caravan, was gepasseerd, was nog steeds sprake van een inhaalmanoeuvre. Het slachtoffer werd geraakt door de caravan, is vervolgens gevallen en met haar hoofd op een paaltje terecht gekomen. Enkele dagen later is het slachtoffer overleden aan de gevolgen van een hersenbloeding die kort na het ongeval, namelijk nog diezelfde dag is opgetreden.
Verdachte heeft dan ook, zo moet uit voornoemde omstandigheden worden opgemaakt, met het uitvoeren van deze inhaalmanoeuvre een onjuiste inschatting gemaakt die hem kan worden toegerekend. Verdachte had bij het uitvoeren van zijn manoeuvre rekening te houden met zijn snelheid, zoals ter zitting verklaard ongeveer 15 tot 20 km/u, de aanzienlijke lengte door de caravan en met het feit dat ook het slachtoffer haar weg in gelijke richting zou vervolgen. Onder deze omstandigheden kon verdachte het slachtoffer nog niet volledig, dat wil zeggen met auto en caravan, zijn gepasseerd toen hij, kort na de kruising weer naar rechts stuurde. Verdachte had met deze omstandigheden rekening moeten en kunnen houden en de rechtbank rekent hem aan dat hij zulks niet heeft gedaan, althans dat hij daaromtrent een beoordelingsfout heeft gemaakt.
Daaraan doet niet af dat verdachte, zoals hij ter zitting heeft verklaard, het slachtoffer bij het terugsturen naar rechts niet heeft gezien in zijn spiegels. Dat sluit immers niet uit dat het slachtoffer op dat moment wel naast of bij de caravan fietste, nu de positie van de auto en derhalve van de spiegels zo kan zijn geweest dat het slachtoffer zich op enig moment buiten het gezichtsveld van verdachte bevond, in een zogenoemde dode hoek.
Voor zover de raadsman nog heeft willen betogen dat het causaal verband tussen de val en de dood van het slachtoffer ten gevolge van intracerebrale bloeding ontbreekt, zodat vrijspraak van het primair ten laste gelegde moet volgen, oordeelt de rechtbank als volgt.
Er is geen enkele aanwijzing dat het slachtoffer is gevallen tengevolge van een spontaan optredende medische aandoening. De rechtbank gaat er vanuit dat het slachtoffer is gevallen door toedoen van de verdachte. Het slachtoffer heeft daarbij een grote bloedende hoofdwond opgelopen. Na overbrenging naar het ziekenhuis is de toestand van het slachtoffer niet verbeterd, zodat overbrenging naar het ziekenhuis in Nijmegen aangewezen werd geacht. Dit heeft echter niet kunnen baten en is het slachtoffer tengevolge van een intracerebrale bloeding overleden. Gelet hierop en de medische verklaring in het dossier is de rechtbank van oordeel dat de hersenbloeding die tot de dood heeft geleid redelijkerwijs aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 08 juli 2005 te Velden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met aanhangwagen [caravan]), daarmede rijdende over de weg, de Oude Venloseweg (komende uit de richting van de Scholtisstraat en gaande in de richting van de Julianastraat), welke Oude Venloseweg ter plaatse (ongeveer) 5.03 meter breed was, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig - terwijl gezien zijn, verdachtes, rijrichting op de linker weghelft van die Oude Venloseweg personenauto's (een Fiat Punto [met een breedte van ongeveer 1,66 meter] en een Mitsubishi Space Star [met een breedte van ongeveer 1,71 meter] waren geparkeerd en de breedte van voornoemde aanhangwagen (caravan) ongeveer 2,08 meter was - ter hoogte van voornoemde geparkeerde personenauto's de bestuurster van een fiets in te halen en daarbij dusdanig te rijden dat
- een botsing heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en (de bestuurster van) de fiets, waarna de bestuurster van de fiets (tegen een paal) ten val is gekomen,
door welk verkeersongeval [slachtoffer] (zijnde de bestuurster van de fiets) werd gedood.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander is gedood.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 175 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994
10. De strafbaarheid van verdachte.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
11. De straffen en/of maatregelen.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 25 april 2006 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf en bijkomende straf gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair telastegelegde zal worden veroordeeld tot een betaling van een geldboete van EUR 500,-, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank.
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straffen behoren te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere culpose strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving in het verkeer.
Bovendien houdt de rechtbank rekening met het persoonlijk leed dat dit verkeersongeval bij de nabestaanden van het slachtoffer teweeg heeft gebracht.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte zich bewust is van de grote gevolgen die het bewezenverklaarde met zich heeft gebracht en daar zelf ook zeer onder gebukt is gegaan en nog steeds gaat.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Documentatieregister niet eerder is veroordeeld en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals tijdens het onderzoek ter zitting is gebleken.
De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen acht.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 80 en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
Bij de oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen heeft de rechtbank overwogen dat deze bijkomende straf een gepaste bestraffing vormt waaruit tevens naar voren komt het grote belang dat de maatschappij hecht aan de verkeersveiligheid.
12. Toepasselijke wetsartikelen.
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175 (oud), 179
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 maanden;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, N.J.M. Ruyters en K.A.J.C.M. van den Berg Jeths - van Meerwijk rechters, van wie mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 9 mei 2006.