Parketnummer : 04/620048-05
Uitspraak d.d. : 9 mei 2006
VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2006.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 06 maart 2005 te Roosteren, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Maaseikerweg (komende uit de richting van Maaseik en gaande in de richting Roosteren), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank -
- bij duisternis en/of het ontbreken van straatverlichting en/of terwijl het zicht voor hem, verdachte, door sneeuwval werd beperkt - een voor hem, verdachte, op dezelfde rijstrook van de Maaseikerweg (aan de gezien zijn, verdachtes, rijrichting van rechterzijde van die rijstrook) ([grotendeels] witgekleurde) stilstaande bus (waarvan de alarmverlichting en/of de binnenverlichting in werking waren/was) van achteren te naderen en niet voldoende en/of niet behoorlijk naar links te rijden, althans uit te wijken, en/of de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en/of niet voldoende te verminderen, zodat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en die bus en/of een of meer personen die doende waren aan de achterzijde van die bus reparatiewerkzaamheden te verrichten, door welk verkeersongeval
- [slachtoffer 1] (zijnde een van de personen die werkzaamheden aan de bus verrichtten) werd gedood en/of
- [slachtoffer 2] (zijnde een van de personen die werkzaamheden aan de bus verrichtten) zwaar lichamelijk letsel (een dwarse onderarmsfractuur links), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 3] (zijnde een inzittende van de bus) zwaar lichamelijk letsel (een blokkering ter hoogte van de 5e tot en met de 7e cervicale, 1e tot en met de 7e thoracale en 3e tot en met 5e lumbale wervel), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 4] (zijnde een inzittende van de bus) zwaar lichamelijk letsel (een whiplashtrauma), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 5] (zijnde een inzittende van de bus) zwaar lichamelijk letsel (beperking van de nekbewegingen ten gevolge van spierspanning van nek en schouderspieren, hypertonie van nek/schouder muskulatuur, chronische hoofdpijn en concentratieproblemen), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wegenverkeerswet 1994: bij een onderzoek bleek het alcoholgehalte van verdachtes bloed 1,98 milligram, in ieder geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed te zijn.
Art. 6 van de Wegenverkeerswet 1994)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 06 maart 2005 te Roosteren, gemeente Echt-Susteren, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,01 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
(Art. 8 van de Wegenverkeerswet 1994)
b.
hij op of omstreeks 06 maart 2005 te Roosteren, gemeente Echt-Susteren, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Maaseikerweg (komende uit de richting van Maaseik en gaande in de richting Roosteren), en toen aldaar
- na het gebruik van alcoholhoudende drank -
- bij duisternis en/of het ontbreken van straatverlichting en/of terwijl het zicht voor hem, verdachte, door sneeuwval werd beperkt - een voor hem, verdachte, op dezelfde rijstrook van de Maaseikerweg (aan de gezien zijn, verdachtes, rijrichting van rechterzijde van die rijstrook) ([grotendeels] witgekleurde) stilstaande bus (waarvan de alarmverlichting en/of de binnenverlichting in werking waren/was) van achteren heeft genaderd en niet voldoende en/of niet behoorlijk naar links is gereden, althans is uitgeweken, en/of de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd, zodat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde
voertuig en die bus en/of een of meer personen die doende waren aan de achterzijde van die bus reparatiewerkzaamheden te verrichten, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(Art. 5 van de Wegenverkeerswet 1994)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 25 april 2006 gevorderd dat het onder primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de politie Echt, district Roermond opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2330/05-001378, gedateerd 26 april 2005 en de daarbij behorende bijlagen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op 6 maart 2005 's avonds in de auto is gestapt nadat hij eerst 's middags naar de Midvastenoptocht in Maaseik was geweest. Verdachte had naar eigen zeggen ongeveer 8 biertjes gedronken. Verdachte reed vervolgens op weg naar huis over de Maaseikerweg waar op dat moment aan de, vanuit verdachtes rijrichting bezien, rechterzijde van de weg een autobus van [naam bedrijf] stond met motorpech. De alarmlichten en binnenverlichting van de bus stonden aan, zo blijkt onder meer uit de verklaring van getuige [X.] (pagina 110), die de bus passeerde vlak voordat het ongeluk plaatsvond, en uit de verklaring van getuige [Y.] (pagina 96), een van de passagiers van de bus. Achter de bus stonden 4 personen die trachtten het mankement aan de autobus te verhelpen. Verdachte is daarop tegen de bus gereden met een zodanige snelheid dat de bus ongeveer 60 cm naar voren is geschoven en de auto van verdachte haaks op de bus is komen te staan. Een van de vier personen die achter de bus stond heeft door het ongeval zodanig letsel opgelopen dat hij daaraan is overleden en vier andere passagiers hebben divers letsel opgelopen, waarvan sommigen ook nu nog de gevolgen ondervinden. Onderzoek van het bloed van verdachte heeft uitgewezen dat sprake was van een alcoholpromillage van 1,98 mg alcohol per ml bloed, een promillage dat ruim boven de toegestane limiet ligt.
De rechtbank overweegt dat een bestuurder van motorvoertuig zijn motorvoertuig dusdanig dient te besturen dat hij op eventueel onverwacht optredende verkeerssituaties tijdig en kundig kan reageren. Dit is alleen anders indien die onverwachte situatie van dien aard is dat dit onder gelijke omstandigheden ook niet van een gemiddeld bestuurder gevergd kan worden. Dat het gebruik van alcohol de vereiste rijvaardigheid negatief beïnvloedt, is een feit van algemene bekendheid.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden van dit geval zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komen (onder meer de weersgesteldheid, de snelheid en gevoerde verlichting van het door verdachte bestuurde voertuig, de zichtbaarheid van de touringcar) verdachte de touringcar zonder aanrijding had dienen te passeren dan wel tijdig tot stilstand had moeten komen.
Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat de touringcar grotendeels op de rechterrijbaan stond en dat mogelijk de knipperende waarschuwingslichten beneden bij de (niet brandende) achterlichten van de bus door de personen die achter de bus stonden waren afgedekt. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat zoals de verdediging terecht heeft betoogd de binnenverlichting van de aangereden autobus minder licht heeft uitgestraald dan de bus die tijdens de reconstructie is gebruikt. Met betrekking tot de door de verdediging aangevoerde sneeuwval merkt de rechtbank nog op dat, zo dit al juist is, dit tot nog grotere oplettendheid bij verdachte had moeten leiden. Overigens minimaliseren verklaringen van getuigen ter plaatse deze sneeuwval, zodat het zicht niet in aanzienlijke mate negatief beïnvloed is door deze sneeuwval.
Dat de bus voldoende zichtbaar was blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit het feit dat de bus reeds ten minste vijf minuten stilstond voordat het ongeval plaatsvond en toen reeds door meerdere auto's is gepasseerd, zoals door [slachtoffer 2] (pagina 84) en [Y.] (pagina 96) ook is verklaard. Ook getuige [X.] (pagina 110) heeft verklaard dat hij de bus tijdig kon zien en passeren.
Gelet op het bij verdachte vastgestelde alcoholpercentage gaat de rechtbank ervan uit dat het alcoholgebruik van verdachte de vereiste oplettendheid ernstig negatief heeft beïnvloed.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 06 maart 2005 te Roosteren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Maaseikerweg (komende uit de richting van Maaseik en gaande in de richting Roosteren), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank -
- bij duisternis - een voor hem, verdachte, op dezelfde rijstrook van de Maaseikerweg (aan de gezien zijn, verdachtes, rijrichting van rechterzijde van die rijstrook) (grotendeels witgekleurde) stilstaande bus (waarvan de alarmverlichting en de binnenverlichting in werking waren) van achteren te naderen en niet voldoende naar links te rijden en/of de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en niet voldoende te verminderen, zodat een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en die bus en een of meer personen die doende waren aan de achterzijde van die bus reparatiewerkzaamheden te verrichten, door welk verkeersongeval
- [slachtoffer 1] (zijnde een van de personen die werkzaamheden aan de bus verrichtten) werd gedood en
- [slachtoffer 2] (zijnde een van de personen die werkzaamheden aan de bus verrichtten) zwaar lichamelijk letsel (een dwarse onderarmsfractuur links) werd toegebracht, en
- [slachtoffer 3] (zijnde een inzittende van de bus) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en
- [slachtoffer 4] (zijnde een inzittende van de bus) zwaar lichamelijk letsel (een whiplashtrauma) werd toegebracht, en
- [slachtoffer 5] (zijnde een inzittende van de bus) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wegenverkeerswet 1994: bij een onderzoek bleek het alcoholgehalte van verdachtes bloed 1,98 milligram alcohol per milliliter bloed te zijn.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor iemand is gedood en terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 175 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994
10. De strafbaarheid van verdachte.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
11. De straffen en/of maatregelen.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 25 april 2006 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf en bijkomende straf gevorderd dat verdachte ter zake van het primair telastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat, gelet op de mate van schuld bij verdachte aan het ongeval, in casu -naast een op te leggen ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen- volstaan zou dienen te worden met een taakstraf en eventueel daarnaast een voorwaardelijke vrijheidsstraf met de bepaling dat op de verdachte enige tijd "elektronisch toezicht" zal worden toegepast.
11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank.
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straffen en behoren te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank.
Bij de strafoplegging rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij mede onder invloed van alcoholgebruik (1,98 milligram alcohol per milliliter bloed, terwijl maximaal 0,5 milligram de bovengrens vormt voor bestuurders) een ernstig verkeersongeluk heeft veroorzaakt waarbij een dodelijk slachtoffer en vier (zwaar)gewonde slachtoffers zijn gevallen. Door zijn onverantwoord gedrag heeft verdachte groot leed veroorzaakt bij de nabestaanden en bij de (zwaar)gewonde slachtoffers. Het is nog geenszins duidelijk of alle gewonden volledig van hun letsel zullen herstellen en zo nee hoe ernstig de nadelige gevolgen voor de gewonden in de toekomst nog zullen zijn.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder is veroordeeld voor een dergelijk feit.
De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de verdediging is bepleit, nu de aard en de bijzondere ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende in het standpunt van de verdediging tot uitdrukking komen.
De rechtbank is van oordeel dat met oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
Bij de oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen overweegt de rechtbank dat het algemene belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het door verdachte genoemde persoonlijk belang, te weten het behoud van zijn rijbewijs in verband met zijn [-]bedrijf.
12. Toepasselijke wetsartikelen.
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 57, 91
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 8, 175 (oud), 179
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 jaren;
bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte voor het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht;
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, N.J.M.Ruyters en K.A.J.C.M. van den Berg Jeths - van Meerwijk , rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 9 mei 2006.