ECLI:NL:RBROE:2006:AX2488
Rechtbank Roermond
- Raadkamer
- P.H.J. Frénay
- N.J.M. Ruyters
- S.W.E. Rutten
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen bevel afname celmateriaal voor DNA-onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 4 mei 2006 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift dat was ingediend door de veroordeelde, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Mertens. Het bezwaarschrift was gericht tegen een bevel van de officier van justitie, dat op 21 februari 2006 was gegeven, om celmateriaal van de veroordeelde af te nemen voor DNA-onderzoek. Dit onderzoek was bedoeld om het DNA-profiel van de veroordeelde op te nemen in een landelijke DNA-databank en om het te vergelijken met reeds aanwezige profielen. De afname van het celmateriaal vond plaats op 29 maart 2006, en het bezwaar werd tijdig ingediend binnen de wettelijke termijn van 14 dagen.
De rechtbank heeft de processtukken bestudeerd en op 20 april 2006 zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van de veroordeelde gehoord. De rechtbank overwoog dat de veroordeelde eerder was veroordeeld voor mishandeling en dat hij leerstraffen had opgelegd gekregen. De veroordeelde stelde dat de afname van celmateriaal niet noodzakelijk was, gezien de aard van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De rechtbank concludeerde dat er geen opsporingsbelang was en dat de uitzonderingsbepaling van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden van toepassing was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het afgenomen celmateriaal van de klager onmiddellijk te vernietigen. De rechtbank oordeelde dat de afname van celmateriaal in dit geval disproportioneel was, mede gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de veroordeelde en de jonge leeftijd van de klager. De rechtbank hield ook rekening met de eisen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.