ECLI:NL:RBROE:2006:AW2493
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A. Bik
- J.M.P. Willemse
- M.E. Bartels
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van ambtelijke status van de aangever
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 20 april 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die was aangeklaagd voor een feit dat verband hield met de ambtelijke status van een aangever. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer en heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, dat plaatsvond op verschillende data in het voorjaar van 2006, de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie in beginsel beslist over de vervolging, maar dat de rechtbank enkel kan toetsen of deze beslissing in redelijkheid is genomen. Tijdens de zittingen zijn er geen omstandigheden gebleken die de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg stonden.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit afstuit op het gebrek aan bewijs dat de verdachte wetenschap had van de ambtelijke status van de aangever, zoals vereist onder artikel 177a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de aangever ambtenaar was, er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van deze status. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de relatie tussen de verdachte en de aangever, maar heeft geconcludeerd dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat de aangever als ambtenaar opereerde. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend was.