ECLI:NL:RBROE:2006:AW2485
Rechtbank Roermond
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Beslissing over de bestemming van de as van de overledene bij gebrek aan uitdrukkelijke wens
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond op 19 april 2006, gaat het om de bestemming van de as van de overledene, die niet expliciet door haar is vastgelegd. Eiser, de zoon van de overledene, betwist de wens van zijn moeder om haar as uit te strooien op het uitstrooiveld bij het crematorium te Baexem, zoals door gedaagde, de echtgenoot van de overledene, wordt gesteld. Eiser stelt dat de wens om de as te verstrooien niet de uitdrukkelijke wens van zijn moeder was, maar eerder die van gedaagde. De rechtbank constateert dat de overledene haar wens omtrent de bestemming van haar as niet schriftelijk heeft vastgelegd, waardoor het noodzakelijk is om de vermoedelijke wens op andere wijze te achterhalen. Dit onderzoek valt echter buiten het kader van een kort geding, wat leidt tot de afwijzing van de vordering van eiser. De rechter benadrukt dat, zelfs na nader onderzoek, het niet zeker is dat de vermoedelijke wens van de overledene kan worden vastgesteld. In dat geval moet de beslissing over de bestemming van de as worden genomen met inachtneming van de gevoelens en belangen van alle nabestaanden. De rechter wijst erop dat de bevoegdheid om over de lijkbezorging te beslissen in beginsel bij de levensgezel ligt, maar dat gedaagde ook de belangen van andere nabestaanden moet betrekken. Uiteindelijk compenseert de rechter de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.