ECLI:NL:RBROE:2006:AW2458

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/620020-05
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van ambtelijke status van de aangever

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 20 april 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een misdrijf waarbij de ambtelijke status van een ambtenaar een rol speelde. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer en heeft op tegenspraak geoordeeld na meerdere zittingen, waaronder op 7 november 2005, 23 maart 2006, 28 maart 2006, 3 april 2006 en 6 april 2006. De officier van justitie heeft een vordering ingediend, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte wetenschap had van de ambtelijke status van de aangever, zoals vereist onder artikel 177a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Hoewel uit de bewijsmiddelen bleek dat de aangever ambtenaar was, was er geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van deze status. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat de verdachte en de ambtenaar elkaar kenden, maar dat deze kennis niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte wist dat de ambtenaar ook daadwerkelijk in functie was. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie bevestigd, maar heeft uiteindelijk besloten tot vrijspraak van de verdachte.

De uitspraak is gedaan door de rechters J.A. Bik (voorzitter), J.M.P. Willemse en M.E. Bartels, met F.H.M. Klerkx als griffier. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat het bewijs niet voldeed aan de wettelijke eisen voor een veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer dagvaarding: 04/620020-05
Uitspraakdatum: 20 april 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank [geboorteplaats], meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2005, 23 maart 2006, 28 maart 2006, 3 april 2006 en 6 april 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2005.
Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 7 november 2005 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak:
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het tenlastegelegde. Uit een aantal bewijsmiddelen vloeit naar het oordeel van de rechtbank weliswaar voort dat [ambtenaar] ambtenaar was in de zin van artikel 177a van het wetboek van strafrecht, doch er is onvoldoende bewijs dat aan [verdachte] kenbaar was dat [ambtenaar] ambtenaar was. Die kenbaarheid is nodig voor het bewijs, omdat een bijkomend oogmerk gericht op de bediening als ambtenaar moet worden bewezen.
Uit de bewijsmiddelen komt weliswaar naar voren dat [verdachte] en [ambtenaar] bekenden waren van elkaar in die zin dat zij een aantal jaren in dezelfde straat hebben gewoond, zij elkaar reeds kenden toen [ambtenaar] nog als ambtenaar bij de gemeente Roermond werkte en installatiebedrijf [bedrijf] B.V. sedert een aantal jaren een onderhoudscontract heeft met [ambtenaar] ten aanzien van zijn CV-installatie in zijn woning, doch er is geen bewijs dat [verdachte] wist van de ambtelijke aanstelling van [ambtenaar].
Uit de bewijsmiddelen komt slechts een globale kennis van de taak van [bedrijf], een besloten vennootschap, naar voren. Met name is er geen bewijs dat [verdachte] wist van de zeer nauwe relatie tussen een aantal gemeentes, waaronder gemeente Roermond, en [bedrijf], laat staan dat [verdachte] wist dat [bedrijf] haar taken onder toezicht en verantwoording van gemeentes uitvoerde.
Voorts zijn er diverse verklaringen in het dossier waaruit blijkt dat [ambtenaar] zich niet als ambtenaar doch als projectontwikkelaar presenteerde.
De krantenartikelen, wat er ook verder zij van de inhoud daarvan, kunnen het bewijs van bedoelde kenbaarheid niet verschaffen, alleen al omdat niet bewezen is dat [verdachte] die betreffende artikelen heeft gelezen.
Nu bewezenverklaring reeds hierop afstuit zal de rechtbank niet verder ingaan op de vraag of andere elementen van de tenlastelegging bewezen zijn.
DE UITSPRAAK
BESLISSING:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. J.A. Bik, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. M.E. Bartels, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier
en is uitgesproken op 20 april 2006.