ECLI:NL:RBROE:2006:AW2452
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A. Bik
- J.M.P. Willemse
- M.E. Bartels
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens onvoldoende bewijs van ambtelijke status
In de zaak tegen de verdachte, die op 20 april 2006 door de Rechtbank Roermond is behandeld, is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft op tegenspraak uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting dat plaatsvond op verschillende data, waaronder 7 november 2005 en 6 april 2006. De officier van justitie had de vordering gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de ambtelijke status van medeverdachte 1, zoals vereist onder artikel 177a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging op vordering van de officier van justitie is gewijzigd en dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet. De rechtbank heeft ook de bevoegdheid om van het tenlastegelegde kennis te nemen en heeft geen omstandigheden gevonden die de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte wist dat medeverdachte 1 ambtenaar was, wat noodzakelijk is voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar aanwijzingen zijn dat medeverdachte 1 ambtenaar was, maar dat er geen bewijs is dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De verdachte had wel contact met medeverdachte 1, maar dit was niet voldoende om te concluderen dat hij wist van diens ambtelijke aanstelling. De rechtbank heeft daarom besloten tot vrijspraak van de verdachte, aangezien het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is.