ECLI:NL:RBROE:2006:AW2452

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/620017-05
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens onvoldoende bewijs van ambtelijke status

In de zaak tegen de verdachte, die op 20 april 2006 door de Rechtbank Roermond is behandeld, is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft op tegenspraak uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting dat plaatsvond op verschillende data, waaronder 7 november 2005 en 6 april 2006. De officier van justitie had de vordering gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de ambtelijke status van medeverdachte 1, zoals vereist onder artikel 177a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging op vordering van de officier van justitie is gewijzigd en dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet. De rechtbank heeft ook de bevoegdheid om van het tenlastegelegde kennis te nemen en heeft geen omstandigheden gevonden die de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte wist dat medeverdachte 1 ambtenaar was, wat noodzakelijk is voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar aanwijzingen zijn dat medeverdachte 1 ambtenaar was, maar dat er geen bewijs is dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De verdachte had wel contact met medeverdachte 1, maar dit was niet voldoende om te concluderen dat hij wist van diens ambtelijke aanstelling. De rechtbank heeft daarom besloten tot vrijspraak van de verdachte, aangezien het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer dagvaarding: 04/620017-05
Uitspraakdatum: 20 april 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2005, 23 maart 2006, 28 maart 2006, 3 april 2006 en 6 april 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2005.
Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 7 november 2005 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak:
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het tenlastegelegde. Uit een aantal bewijsmiddelen vloeit naar het oordeel van de rechtbank weliswaar voort dat [medeverdachte 1] ambtenaar was in de zin van artikel 177a van het wetboek van strafrecht, doch er is onvoldoende bewijs dat aan [verdachte] kenbaar was dat [medeverdachte 1] ambtenaar was. Die kenbaarheid is nodig voor het bewijs, omdat een bijkomend oogmerk gericht op de bediening als ambtenaar moet worden bewezen.
Uit de bewijsmiddelen komt weliswaar naar voren dat [verdachte] en [medeverdachte 1] bekenden waren van elkaar en dat [verdachte] volgens zijn eigen verklaring een paar maal per jaar in het kader van zijn acquisitienetwerk contact had met [medeverdachte 1] als directeur van [bedrijf], doch er is geen bewijs dat [verdachte] wist van de ambtelijke aanstelling van [medeverdachte 1].
Uit de bewijsmiddelen komt slechts een globale kennis van de taak van [bedrijf], een besloten vennootschap, naar voren. Met name is er geen bewijs dat [verdachte] wist van de zeer nauwe relatie tussen een aantal gemeentes, waaronder gemeente Roermond, en [bedrijf], laat staan dat [verdachte] wist dat [bedrijf] haar taken onder toezicht en verantwoording van gemeentes uitvoerde.
Voorts zijn er diverse verklaringen in het dossier waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] zich niet als ambtenaar doch als projectontwikkelaar presenteerde.
De krantenartikelen, wat er ook verder zij van de inhoud daarvan, kunnen het bewijs van bedoelde kenbaarheid niet verschaffen, alleen al omdat niet bewezen is dat [verdachte] die betreffende artikelen heeft gelezen.
Nu bewezenverklaring reeds hierop afstuit zal de rechtbank niet verder ingaan op de vraag of andere elementen van de tenlastelegging bewezen zijn.
DE UITSPRAAK
BESLISSING:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. J.A. Bik, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. M.E. Bartels, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier
en is uitgesproken op 20 april 2006.