ECLI:NL:RBROE:2006:AW1984

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
29 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
68743 / HA ZA 05-544
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.A.M.J. Paulussen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil in appartementencomplex met vorderingen tot contactverbod en dwangsommen

In deze zaak, die zich afspeelt in het appartementencomplex "La Tour Meuse", hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een vordering ingesteld tegen gedaagde, die ook in hetzelfde complex woont. De eisers beschuldigen gedaagde van onrechtmatig gedrag, waaronder bedreigingen en beledigingen, en vorderen een contactverbod met dwangsommen. De rechtbank heeft op 29 maart 2006 uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat het gevorderde verbod een ernstige inbreuk vormt op de persoonlijke vrijheid van gedaagde. Voor toewijzing van een dergelijk verbod is niet alleen vereist dat gedaagde zich onrechtmatig heeft gedragen, maar ook dat er een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen is. De rechtbank oordeelt dat deze dreiging niet aannemelijk is gemaakt door eisers. De door eisers aangevoerde feiten zijn grotendeels betwist door gedaagde, en de rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde onrechtmatige gedragingen. Bovendien heeft gedaagde ter zitting verklaard zich al enige tijd van contact met eisers te onthouden. Gezien deze omstandigheden wijst de rechtbank de vorderingen van eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

uitspraak: 29 maart 2006
V O N N I S
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eisers:
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats], [adres],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur: mr. A.M.A. Kok-Verheijde;
tegen:
gedaagde:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur: mr. J.A.C.M. Vlaminckx.
Partijen worden als volgt aangeduid:
eisers: gezamenlijk: [eisers]; afzonderlijk: [eiser sub 1] en [eiser sub 2];
gedaagde: [gedaagde].
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding met bijlagen van 20 juli 2005;
- het vonnis van deze rechtbank van 3 augustus 2005;
- de akte van [eisers];
- de conclusie van antwoord met bijlage;
- het vonnis van deze rechtbank van 12 oktober 2005;
- de akte van [eisers] met bijlagen;
- het verkorte proces-verbaal van de comparitie van 15 november 2005;
- het schrijven van de raadsvrouw van [eisers] van 28 november 2005 waarbij een productie in het geding is gebracht;
- de akte van [eisers];
- de akte uitlating voortprocederen van [gedaagde];
- het proces-verbaal van de comparitie van 15 november 2005;
- het schrijven van de raadsman van [gedaagde] van 14 december 2005 waarbij een productie in het geding is gebracht (zoals verzocht ter comparitie).
2. Vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
- [eisers] wonen sedert medio 1997 in het appartementencomplex “La Tour Meuse” te [woonplaats];
- aan hen behoort in eigendom toe een appartementsrecht met betrekking tot een woning, gelegen op de vijfde en zesde verdieping, alsmede een parkeerplaats en berging in het gemeenschappelijke souterrain van het appartementencomplex;
- [gedaagde] is sedert februari 2002 eveneens eigenaar van een appartementsrecht en wel met betrekking tot een woning op de eerste verdieping, alsmede een parkeerplaats en een berging in het souterrain van het compex;
- het complex bestaat als het ware uit twee delen, het torengedeelte en het laagbouwgedeelte;
- elk van de beide delen kent een eigen centrale hal (de centrale toe-/ingang tot het betreffende deel van het appartementencomplex);
- [eisers] wonen in het torengedeelte en [gedaagde] in het laagbouwgedeelte.
3. Vordering en stellingen van [eisers]
[eisers] vorderen:
- [gedaagde] te verbieden terstond na de betekening van dit vonnis inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [eisers], inhoudende dat het [gedaagde] verboden is zich te begeven, dan wel zich op te houden, in de directe omgeving van [eisers] binnen een afstand van 5 meter en zich te onthouden van persoonlijk/lijfelijk, dan wel verbaal contact op enigerlei wijze jegens [eisers], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom groot € 1.000,= voor iedere overtreding van dit verbod door [gedaagde], met bepaling dat indien [gedaagde] een verbeurde dwangsom niet binnen 48 uur na aanmaning betaalt, het vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang zal zijn voor de tijd van 2 dagen en met machtiging van [eisers] om, indien [gedaagde] zich niet aan het verbod mocht houden, ter handhaving daarvan de hulp in te roepen van de sterke arm;
- [gedaagde] te verbieden terstond na de betekening van dit vonnis zich op enigerlei wijze in verbinding te stellen dan wel contact op te nemen met [eisers], schriftelijk, telefonisch, dan wel op een andere wijze, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom groot € 1.000,= voor iedere overtreding van dit verbod door [gedaagde], met bepaling dat indien [gedaagde] een verbeurde dwangsom niet binnen 48 uur na aanmaning betaalt, het vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang zal zijn voor de tijd van 2 dagen en met inachtneming (de rechtbank zal hiervoor verbeterd lezen: machtiging) van [eisers] om, indien [gedaagde] zich niet aan het verbod mocht houden, ter handhaving daarvan de hulp in te roepen van de sterke arm;
- te bepalen dat [gedaagde] aan [eisers] verschuldigd is een boete groot € 1.000,= voor iedere keer dat [gedaagde] [eiser sub 1] bedreigt dan wel beledigt, dan wel obscene en bedreigende gebaren jegens [eiser sub 1] maakt, dan wel zich zodanig gedraagt, welke gedragingen als onrechtmatig gekwalificeerd kunnen worden en van welke gedragingen [gedaagde] zich dient te onthouden, althans een zodanig verbod en een zodanige dwangsom hetgeen er in resulteert dat het [gedaagde] niet is toegestaan [eiser sub 1] te beledigen, te bedreigen dan wel obscene en bedreigende gebaren jegens [eiser sub 1] te maken, door de rechtbank in goede justitie te bepalen, met de bepaling dat indien [gedaagde] een boete niet binnen 48 uur na aanmaning betaalt, het vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang zal zijn voor de tijd van 2 dagen en met inachtneming (de rechtbank leest ook hiervoor verbeterd: machtiging) van [eisers] om indien gedaagde zich niet aan het verbod mocht houden ter handhaving daarvan de hulp in te roepen van de sterke arm;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
[eisers] stellen daartoe het volgende.
[gedaagde] heeft [eiser sub 1] op 8 maart 2004 mishandeld. Verder heeft [gedaagde] [eiser sub 1] in de nacht van 8 op 9 maart 2004 bedreigd door te schreeuwen en te schelden en tegen de toegangsdeur van de hal in de torenzijde van het appartementencomplex te slaan en te schoppen, terwijl [eiser sub 1] zich in die hal bevond. Op 13 mei 2004 heeft [gedaagde] zich schofferend uitgelaten. Op 15 augustus 2004 heeft [gedaagde] onder andere geroepen hé [voornaam], leugenaar, huichelaar, farizeeër en woorden van gelijke strekking, waarbij hij zijn middelvinger omhoog heeft gestoken en wurggebaren heeft gemaakt. Op 4 maart 2005 heeft [gedaagde] tegen [eiser sub 1] geroepen etterbak, vuile leugenaar enzovoorts en heeft hij zijn hond tegen [eiser sub 1] opgehitst. Op 21 mei 2005 is een autoband van [eiser sub 1] ontvreemd, op 28 mei 2005 werden de sloten en tussendeuren van het trapportaal naar het appartement van [eiser sub 1] vernield en onklaar gemaakt en op 1 juni 2005 heeft [gedaagde] naar [eiser sub 1] geroepen hé [voornaam], huichelaar, ik dacht dat je invalide was, maar je loopt als een kievit, huichelaar. Op 2 juni 2005 zijn [eisers] tweemaal telefonisch lastiggevallen door [gedaagde] en tenslotte heeft [gedaagde] op het centrale mededelingenbord gezet [eiser sub 1] weg? Hoera.
Met vorenbedoeld gedrag heeft [gedaagde] zich onrechtmatig jegens [eisers] gedragen. [gedaagde] is niet bereid gebleken zich van dergelijke gedragingen te onthouden, reden waarom - kort gezegd - een contactverbod wordt gevorderd op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4. Verweer van [gedaagde]
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
[gedaagde] voert daartoe het volgende verweer.
Er is geen sprake geweest van mishandeling en bedreiging op 8 en 9 maart 2004: de gestelde mishandeling heeft niet plaatsgevonden en [gedaagde] heeft in de nacht van 8 op 9 maart 2004 slechts op de deur geklopt om binnengelaten te worden nadat hij zijn hond had uitgelaten. Op 13 mei 2004 heeft [gedaagde] zich slechts in zijn algemeenheid uitgelaten over waar een burenruzie zoal toe kan leiden: van een (schofferende) opmerking jegens [eiser sub 1] is geen sprake geweest. Op 15 augustus 2004 heeft [gedaagde] [eiser sub 1] inderdaad toegeroepen dat hij een leugenaar was, zulks in verband met de onware mishandeling op 8 maart 2004, waar [eiser sub 1] aangifte van had gedaan. Van verdere uitlatingen en/of bedreigingen was geen sprake. Op 4 maart 2005 liep de hond van [gedaagde] kwispelstaartend op [eisers] af toen zij uit de lift kwamen. Van ophitsen van de hond en/of beledigende uitlatingen door [gedaagde] was geen sprake. De suggestie als zou [gedaagde] op 21 mei 2005 een autoband van [eiser sub 1] hebben ontvreemd wordt uitdrukkelijk ontkend, evenals de suggesties als zou [gedaagde] sloten en tussendeuren hebben vernield, [eisers] telefonisch hebben lastiggevallen en een aantekening op het centrale mededelingenbord hebben geplaatst. Op 1 juni 2005 heeft [gedaagde] slechts gezegd dat het hem - gezien het feit dat [eiser sub 1] een invalidenkaart heeft - verbaasde dat [eiser sub 1] zo energiek kon lopen. Van een beledigende toevoeging is toen geen sprake geweest.
5. Beoordeling van het geschil
[eisers] hebben gesteld dat [gedaagde] zich jegens hen, althans jegens [eiser sub 1] en daarmee tevens jegens [eiser sub 2] (echtgenote van [eiser sub 1] en daarmee tevens een gemeenschap van gevoelens vormend) onrechtmatig heeft gedragen en dat [gedaagde] kennelijk niet bereid is zich te onthouden van dergelijk gedrag. Op grond daarvan hebben [eisers] - kort gezegd - gevorderd dat het [gedaagde] op straffe van een dwangsom verboden wordt zich in hun nabijheid op te houden en op welke wijze dan ook contact met hen op te nemen. Verder hebben [eisers] een boete gevorderd voor elke keer dat [gedaagde] hen bedreigt of beledigt. Het gevorderde verbod is niet in tijd gelimiteerd.
Vooropgesteld dient te worden dat toewijzing van een verbod zoals door [eisers] gevorderd een ernstige inbreuk vormt op het (ook in verdragsbepalingen) gewaarborgde recht op persoonlijke vrijheid, het recht op vrije verplaatsing en meningsuiting daaronder begrepen, dat eenieder heeft. Voor een dergelijke inbreuk is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet alleen nodig dat komt vast te staan dat [gedaagde] zich zodanig jegens [eisers] heeft gedragen dat dit het opleggen van de gevorderde verboden rechtvaardigt, maar ook dat een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen van de kant van de [gedaagde] jegens [eisers] aannemelijk is en dat de gevorderde verboden noodzakelijk zijn ter kering van deze dreiging. Naar het oordeel van de rechtbank is van met name het laatste vereiste geen sprake.
Van de feiten die [eisers] aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd is door [gedaagde] alleen het gebeuren op 15 augustus 2004 deels erkend: [gedaagde] heeft gesteld dat hij [eiser sub 1] inderdaad leugenaar heeft genoemd in verband met de naar zijn ([gedaagdes]) mening onware aangifte van mishandeling op 8 maart 2004. De overige door [eisers] gestelde feiten zijn door [gedaagde] uitdrukkelijk betwist.
Terzake die betwiste stellingen hebben [eisers] desgevraagd ter comparitie aangevoerd dat de door hen gestelde betrokkenheid van [gedaagde] ten aanzien van de ontvreemde autoband, de vernieling van sloten en tussendeuren en de aantekening op het centrale mededelingenbord enkel en alleen op vermoedens berusten: ten aanzien van deze incidenten kan bewijs van betrokkenheid van [gedaagde], aldus [eisers], niet worden geleverd. Ook met betrekking tot het voorval op 13 mei 2004 bestaat, aldus [eisers], geen bewijs dat de uitlating van [gedaagde] zich zou hebben gericht tegen [eisers]: dat met “hem” [eiser sub 1] zou zijn bedoeld wordt slechts door [eisers] vermoed. Het telefonisch lastigvallen op 2 juni 2005 tenslotte staat in rechte evenmin vast.
Er - uitsluitend veronderstellenderwijze - van uitgaande dat de overige stellingen die [eisers] aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd juist zouden zijn, dan zou dat met zich meebrengen dat [gedaagde] zich in het verleden onrechtmatig heeft gedragen jegens [eiser sub 1]. De vraag of [gedaagde] zich (daarmee) ook jegens [eiser sub 2] onrechtmatig zou hebben gedragen wordt door de rechtbank vooralsnog in het midden gelaten.
Afgezien van de vraag of de aard van vorenbedoeld handelen de door [eisers] gevorderde verboden rechtvaardigen (de rechtbank is met de voorzieningen-rechter van oordeel dat de feiten niet van zodanige aard zijn dat deze zonder meer het opleggen van de vergaande verboden als door [eisers] gevorderd rechtvaardigen), dateren al deze feiten van één tot twee jaar geleden: door [eisers] zijn geen - objectiveerbare - nieuwe feiten gesteld.
Daar komt bij dat door [gedaagde] ter gelegenheid van de comparitie uitdrukkelijk en onweersproken te kennen is gegeven dat hij zich - mede gezien de situatie in het appartementencomplex - reeds gedurende enige tijd onthoudt van elk verbaal contact met [eisers] en dat hij zich ook overigens van alle contact met hen wil onthouden. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die ertoe zouden moeten leiden dat getwijfeld dient te worden aan de nakoming van deze toezeggingen door [gedaagde].
Gezien al het vorenstaande bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen grond tot het opleggen van de verboden zoals die door [eisers] zijn gevorderd. De vorderingen van [eisers] dienen op grond daarvan te worden afgewezen.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
wijst de vorderingen van [eisers] af;
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van [gedaagde], welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 244,= aan griffierechten en
€ 904,= aan salaris ten behoeve van de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M.J. Paulussen en op de openbare civiele terechtzitting van 29 maart 2006 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Type: mva