ECLI:NL:RBROE:2006:AV1952

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/816171-05
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie bij ontnemingsvordering na transactieaanbod

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Roermond op 20 januari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die was gedagvaard na het niet betalen van een transactieaanbod van EUR 2300,00. Dit transactieaanbod was gedaan ter voorkoming van verdere strafvervolging voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De officier van justitie heeft vervolgens een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingediend ter hoogte van EUR 112.720,00. De politierechter heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in deze vordering. Dit oordeel is gebaseerd op de beginselen van behoorlijke procesorde, waarbij de rechter heeft vastgesteld dat het transactieaanbod duidelijk niet betrekking had op een ontnemingsvordering. Na het transactieaanbod zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken die een dergelijke vordering mogelijk zouden maken.

De politierechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het openbaar ministerie niet vrijstond om terug te komen op de beslissing om geen ontnemingsvordering in te dienen. De rechter heeft vastgesteld dat de hoogte van het transactiebedrag in vergelijking met het bedrag van de ontnemingsvordering een duidelijke contra-indicatie vormt voor de toepassing van de ontnemingsregels. Bovendien is er geen expliciete vermelding gemaakt in het transactievoorstel dat een deel van de transactie ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel diende. Hierdoor heeft het openbaar ministerie met het transactieaanbod de beslissing genomen om geen ontnemingsvordering in te dienen.

De uitspraak van de politierechter leidt tot de conclusie dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de ontnemingsvordering, omdat er geen basis was voor het indienen van deze vordering na het transactieaanbod. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer: 04/816171-05
Uitspraak: 20 januari 2006
Beslissing ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tegen:
[voornamen] [naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Onderzoek van de zaak.
De politierechter heeft op 6 januari 2006 gehoord:
- de officier van justitie;
- [naam], voornoemd, bijgestaan door mr. F.A. Dronkers, advocaat te Roermond.
De politierechter heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder de ongedateerde vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ad EUR 112.720,- en het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond d.d. 6 januari 2006 in de zaak met parketnummer 04/816171-05, waarbij [naam] voornoemd is veroordeeld wegens:
t.a.v. feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (hennepteelt);
t.a.v. feit 2: diefstal (van elektriciteit).
Ter zitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering. [naam] heeft bezwaar gemaakt tegen de vordering.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie.
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan [naam] terzake de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit een transactieaanbod is gedaan van EUR 2300,00. [naam] heeft geen gevolg gegeven aan het transactieaanbod (ter zitting is aangegeven dat hij geen geld zou hebben om het bedrag te voldoen). Vervolgens is [naam] gedagvaard, waarbij tevens een vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ingediend. Voor de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit is [naam] zoals hiervoor aangegeven veroordeeld.
De politierechter overweegt omtrent de vordering ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt.
[naam] heeft van het openbaar ministerie een transactie aangeboden gekregen ter voorkoming van verdere strafvervolging. Betaling van een transactie heeft tot gevolg dat er geen veroordeling ter zake van het strafbare feit plaatsvindt. In artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht is aangegeven dat bij/na een veroordeling een ontnemingsvordering ingediend kan worden. Bij gebrek aan een veroordeling kan dan ook na betaling van een transactieaanbod geen vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingediend worden. Niet gebleken is dat het openbaar ministerie bij de aan [naam] aangeboden transactie het bepaalde in artikel 74, tweede lid, aanhef onder a èn onder d, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing heeft geacht, terwijl de hoogte van het transactiebedrag vergeleken met het in de ontnemingsvordering opgenomen bedrag een duidelijke contra-indicatie is voor de toepassing door het openbaar ministerie van het bepaalde in voornoemde artikel onder d. Ingevolge punt 8.1 van de door het College van Procureur-Generaal opgestelde 'aanwijzing ontneming' (inwerkinggetreden per 1 maart 2005), dient indien het transactieaanbod tevens ziet op de ontneming van wederrechtelijke verkregen voordeel, expliciet in het transactievoorstel dienen te worden vermeld welk deel van de transactie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel diende. Hiervan is dus in casu geen sprake geweest.
Nu het openbaar ministerie naar het oordeel van de politierechter geen transactie heeft aangeboden die (tevens) ziet op het ontnemen van wederrechtelijk genoten voordeel, maar enkel een transactie heeft aangeboden die tot gevolg heeft dat geen strafvervolging meer mogelijk is en dus ook geen ontnemingsvordering mogelijk is, heeft het openbaar ministerie met het transactieaanbod jegens [naam] het besluit genomen geen vordering tot ontneming van wederrechtelijk genoten voordeel in te dienen.
Op de beslissing jegens [naam] geen ontnemingsvordering in te dienen is het openbaar ministerie blijkens de hier aan de orde zijnde vordering teruggekomen.
Gesteld noch gebleken is dat sinds de beslissing destijds van het openbaar ministerie om jegens [naam] geen vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in te dienen, nieuwe feiten of omstandigheden zijn gebleken die ten tijde van die beslissing/het transactieaanbod niet bekend waren en meegewogen zijn en die, indien zij ten tijde van die beslissing/het transactieaanbod wel bekend waren geweest, hadden geleid tot een andere beslissing ten aanzien van de ontnemingsvordering. Het niet betalen van het transactieaanbod kan niet als een zodanig nieuw feit aangemerkt worden.
Gelet op het vorenstaande is de politierechter van oordeel dat het, gelet op de beginselen van behoorlijke procesorde, in het onderhavige geval het openbaar ministerie niet vrijstond om terug te komen op de beslissing om jegens [naam] geen ontnemingsvordering in te dienen. Zulks dient te leiden tot het oordeel dat het openbaar ministerie in haar ontnemingsvordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
BESLISSING
De politierechter:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.P. Bosma, in tegenwoordigheid van mr. I.E.A. Bronkhorst als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2006.