Parketnummer: 04/050815-04
Uitspraak: 23 september 2005
Beslissing ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tegen:
[voornamen] [naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
Onderzoek van de zaak.
De politierechter heeft op 9 september 2005 gehoord:
- de officier van justitie.
[naam], voornoemd, is hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De politierechter heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond d.d. 9 september 2005 in de zaak met parketnummer 04/050815-04, waarbij [naam] is veroordeeld wegens medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Bewijsmiddelen
Voor zover de beslissing is uitgewerkt, staan de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan de beslissing gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a, 365b en 511e van het Wetboek van Strafvordering.
Motivering van de maatregel.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de politierechter van oordeel dat [naam] voordeel heeft gekregen door middel van het strafbare feit waarvoor hij bij voormeld vonnis is veroordeeld.
Uit de stukken komt naar voren dat [naam], samen met zijn mededaders, een hennepplantage heeft gehad, bestaande uit 598 planten, en dat er twee keer is geoogst. Uit de stukken komt verder naar voren dat er sprake is van een gehele oogst van 598 planten die verkocht is en dat van de tweede oogst slechts een deel in beslag is genomen. Op basis van de stukken kan er geconcludeerd worden dat een oogst uit 5 gevulde vuilniszakken bestaat, met een inhoud per zak van 119,6 gram hennepplanten. Van de tweede oogst zijn 2 zakken met hennepplanten inbeslaggenomen, de resterende 3 zakken komen als oogst aan [naam] en zijn mededaders toe, zijnde 3 x 119,6= 358,8, afgerond 359 planten.
Totaal derhalve bedroeg de oogst van [naam] en zijn mededaders derhalve 598 en 359, zijnde 957 hennepplanten.
Daar waar van toepassing zal de politierechter bij zijn schatting uitgaan van de standaardberekening en normen zoals verantwoord in het rapport 'Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht', een uitgave van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van april 2005 (verder Boom/hennepkwekerij).
Wat betreft de opbrengst per plant hecht de politierechter geen waarde aan de verklaring van de mededader van [naam] dat deze slechts EUR 8.000,- voor de eerste oogst en niets voor het gedeelte van de tweede oogst ontvangen heeft. De politierechter is van oordeel dat uitgegaan mag worden van de norm van een nuttige opbrengst van 28,2 gram per plant (Boom/hennepkwekerij, blz. 22) en van een gemiddelde verkoopprijs van EUR 2,37 per gram (blz. 24). Niet gebleken en onvoldoende gesteld is dat in het onderhavige geval niet van deze uitgangspunten moet worden uitgegaan.
Dit levert op de navolgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel:
957 X 28,2 gram per plant = 26.987,4 gram
26.987,4 X EUR 2,37 gemiddelde verkoopprijs = EUR 63.960,14.
De politierechter zal verder geen rekening houden met de huurkosten over 5 maanden groot EUR3.000,--. Door een van de mededaders is immers aangegeven dat hij deze woning ook als zijn verblijf gebruikt heeft, zodat de huurkosten niet enkel als bedrijfskosten aftrekbaar te achten zijn.
Wel wordt rekening gehouden met een bedrag aan vaste afschrijvingskosten voor inrichting ad EUR 700,-- (Boom/ hennepkwekerij, blz. 33) en variabele afschrijvingskosten ten behoeve van de planten ad EUR 4,40 per plant (blz. 36), te weten: 957 X EUR 4,40 = EUR 4.210,80.
Van de opbrengst groot EUR 63.960,14 dienen derhalve deze kosten groot EUR 700,-- en EUR 4.210,80 te worden afgetrokken.
De politierechter is voorts van oordeel dat nu uit de stukken niet is gebleken van de diefstal van elektriciteit, deze gestelde nagevorderde kosten ad EUR 4.016,-- voor verrekening in aanmerking komen.
Het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt EUR 55.033,34.
Verder is de politierechter van oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel hoofdelijk dient te worden opgelegd en dat er geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die zouden moeten leiden tot een matiging van de betalingsverplichting van [naam].
Toegepaste wetsartikelen.
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op EUR 55.033,34 ;
legt [naam] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van EUR 55.033,34 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij door middel van het strafbare feit heeft verkregen;
bepaalt dat [naam] geheel danwel gedeeltelijk zal zijn bevrijd van zijn betalingsverplichting aan de Staat voor zover door een van de mededaders het gehele respectievelijk een gedeelte van het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel is voldaan.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.P. Bosma, in tegenwoordigheid van H.C.W. Terpelle als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2005.