Verdachte [verdachte] heeft al vele jaren een bestendige relatie met medeverdachte [medeverdachte 1], uit welke relatie inmiddels vier kinderen geboren zijn. Medeverdachte [medeverdachte 1] houdt zich ook al jaren bezig met de handel in en productie van verdovende middelen. Blijkens zijn documentatie is hij hiervoor al enkele keren veroordeeld tot gevangenisstraffen, laatstelijk in 2003 in België voor 3 jaar. Verdachte [verdachte] heeft tijdens haar verhoor op 7 maart 2005 (proces-verbaal bladzijde 080, dossier Hazelaar ordner 0 en A) verklaard weet te hebben van de veroordelingen en de langdurige detenties (tweemaal) van haar partner [medeverdachte 1]. Tevens heeft zij in dat verhoor aangegeven dat zij met haar partner na de arrestatie in België afgesproken heeft dat hij in de toekomst op het rechte pad zou blijven, omdat zij anders bij hem weg zou gaan. Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte [verdachte] kennis heeft van het feit dat haar partner zich veelvuldig heeft beziggehouden met de productie en/of handel in verdovende middelen en dat zij gelet op de met haar partner gemaakte afspraak dat zij hem zou verlaten als hij weer in de fout zou gaan een meer dan gebruikelijke interesse moet hebben gehad voor zijn handel en wandel na zijn vrijlating.
Blijkens onder meer de verklaringen van hemzelf is medeverdachte [medeverdachte 1] vlak na zijn vrijlating op 4 september 2004 uit detentie in Duitsland weer begonnen met het opzetten van een amfetaminelaboratorium in Velden (het “duivenhok”). Ook zou hij vele dagen met de productie van amfetamine in dat laboratorium bezig geweest zijn omdat het maar niet wilde lukken om een goed eindproduct te verkrijgen en heeft medeverdachte [medeverdachte 2] (die betrokken was bij datzelfde laboratorium en bij [verdachte] en [medeverdachte 1] inwoonde) aangegeven dat na een verblijf in het laboratorium kleding zo stonk dat die kleding bij thuiskomst eerst enige tijd in een plastic zak buiten in de achtertuin gelaten moest worden.
Voorts zijn bij de doorzoeking van de woning van verdachte [verdachte] op 7 maart 2005 allerhande zaken in de achtertuin en in het washok/bijkeuken gevonden die niet behoren tot huisraad van een gebruikelijk huishouden. Zo blijkt uit de foto’s van de achtertuin dat zich aldaar in het zicht een speelhuis bevindt dat vol staat met jerrycans (die gevuld blijken te zijn met methanol). Ook werd in de achtertuin een mengapparaat aangetroffen. In de vriezer van [verdachte] die zich in het washok/bijkeuken bevond werd 5,3 kilogram amfetamine gevonden, naast het hondenvoer en een diepvriespizza. Verder trof men bij de doorzoeking in het washok/bijkeuken een sealapparaat en een kuip aan. Deze stonden blijkens de foto’s ook pal in het zicht. In de kuip werd bij de doorzoeking meer dan 20 kilogram amfetamine aangetroffen.
Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van de observaties dat verdachte [verdachte] op
7 maart 2005 om 14.32 uur haar huis verlaat en om 15.19 uur weer terugkeert. Uit het proces-verbaal van de observatie van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 7 maart 2005 blijkt dat deze medeverdachten om 14.12 uur bij het huis van [verdachte] parkeren. Beide verklaren dat zij het huis vervolgens zijn ingegaan. Naar de rechtbank heeft geconcludeerd in de strafzaken van medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] rond 13.30 uur een grote hoeveelheid XTC-pillen bij het woonwagenkamp aan de Heezerweg in Eindhoven opgehaald en die vervolgens om 14.12 uur afgeleverd aan [medeverdachte 1] in het huis van [verdachte]. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij zich in de middag van 7 maart 2005 plots geconfronteerd wist met het feit dat de afnemer van de XTC-pillen die pillen die middag wilde hebben en dat de toegezegde hulp bij het sealen verstek liet gaan. Hierdoor moest hij alle XTC-pillen zelf in één uur verwerken. Uit het vorenstaande volgt dat verdachte [verdachte] tijdens de hectiek van het sealen van de grote hoeveelheid XTC-pillen deels (zeker 20 minuten) thuis geweest is.
Ook blijkt uit de tapverslagen in het dossier dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verdachte [verdachte] bellen als zij op 7 maart 2005 op het woonwagenkamp aangekomen zijn en aldaar niemand treffen. Verdachte [verdachte] belt vervolgens met verdachte [medeverdachte 1] om instructie te krijgen. Deze instructies geeft zij daarna weer telefonisch aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] door.
Uit de observatie van het huis van verdachte [verdachte] blijkt dat zij in de middag van
7 maart 2005 om 15.19 uur bij haar huis arriveert op precies het moment dat de 250.000 XTC-pillen in de VW-Caddy van [medeverdachte 1] worden ingeladen. Zij blijft ongeveer 5 minuten in haar auto zitten tot de VW-Caddy daadwerkelijk vertrokken is.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat hij prompt nadat de VW-Caddy met de XTC-pillen was weggereden begonnen is met het bewerken van de hem in de ochtend aangeleverde partij amfetamine (deze amfetamine is bij de doorzoeking in de kuip in het washok/bijkeuken aangetroffen).