ECLI:NL:RBROE:2005:AU6456

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
14 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/060115-03
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering van het bewijs in een ontuchtzaak met een cognitief beperkt slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 14 september 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een slachtoffer dat in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer, cognitief gezien, functioneert op het niveau van een vier- tot zevenjarige, wat de betrouwbaarheid van haar verklaringen in twijfel trekt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als de enige directe bron van bewijs beschouwd, maar heeft ook opgemerkt dat deze verklaringen niet per definitie wijzen op seksueel misbruik. Prof. dr. R. Bullens heeft in zijn rapportage aangegeven dat de handelingen die het slachtoffer beschrijft, mogelijk in het kader van verzorging zijn uitgevoerd, gezien haar lichamelijke gesteldheid. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de dagrapporten, die door een opsporingsambtenaar zijn samengesteld, een niet-complete weergave zijn van wat het slachtoffer heeft verteld, omdat er stukken uit zijn weggelaten.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastegelegde ontuchtige handelingen. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden, omdat het bewijs enkel uit één bron komt, namelijk de verklaringen van het slachtoffer. De rechtbank heeft deze argumenten overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig kan worden bevonden aan de tenlastelegging. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/060115-03
Uitspraak d.d. : 14 september 2005
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [naam]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2005.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van van 1 juni 2002 tot 1 januari 2003 in de gemeente Venlo en/of elders in het arrondissement Roermond, meermalen althans eenmaal, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van lichamelijke onmacht verkeerde en/of aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) wrijven over en/of betasten van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer];
Art. 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Motivering.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 31 augustus 2005 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De raadsman heeft met een beroep op art. 359a Sv geconcludeerd tot bewijsuitsluiting van de dagrapporten. Deze dagrapporten -waarin persoonlijke, handgeschreven opmerkingen van de medewerkers van [zorginstelling] staan die betrekking hebben op gestelde uitlatingen van de [voornaam slachtoffer]- zijn door een opsporingsambtenaar aan het (politie)dossier van verdachte [naam] toegevoegd.
Nu de voornoemde dagrapporten betrekking hebben op -bescherming van- de persoonlijke levenssfeer van [voornaam slachtoffer] en niet op die van verdachte, is er geen rechtens te beschermen belang van verdachte in het geding. Verdachte is derhalve niet getroffen in het belang dat art. 359a Sv beoogt te beschermen. De rechtbank concludeert derhalve dat geen sprake is van een vormverzuim zoals bedoeld in art. 359a Sv, zodat het verweer van de raadsman tot bewijsuitsluiting om deze reden kan worden verworpen.
De verdediging heeft zich ook overigens op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu er onvoldoende bewijs voorhanden is. Alle informatie komt slechts uit één bron, te weten [voornaam slachtoffer].
Met betrekking tot de waardering van het bewijs, merkt de rechtbank het navolgende op.
Allereerst vormen de verklaringen van [voornaam slachtoffer] de enige directe kenbron voor het aan verdachte tenlastegelegde feit. De rechtbank kan hierbij voorts niet voorbij gaan aan het feit dat de (thans) 31-jarige [voornaam slachtoffer] in cognitief opzicht op het niveau functioneert van een vier- tot zevenjarige waarbij ze daarnaast in sociaal-emotioneel opzicht op een lager niveau functioneert.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de zich in het dossier bevindende, dagrapporten eerstens een door een opsporingsambtenaar gemaakte selectie zijn van alle over [voornaam slachtoffer] uitgebrachte dagrapporten en daarnaast dat deze geselecteerde, handgeschreven dagrapporten een niet-complete weergave vormen van datgene wat door [voornaam slachtoffer] is verteld daar hier stukken uit zijn 'weggekopieerd'.
Voorts verwijst de rechtbank naar het rapport opgesteld door prof. dr. R. Bullens, die erop wijst dat de verklaringen van [voornaam slachtoffer] niet per definitie hoeven te wijzen op seksueel misbruik. Niet uitgesloten namelijk moet worden dat de handelingen, waarover [voornaam slachtoffer] rept, gedaan kunnen zijn in het kader van de verzorgingssituatie, die [voornaam slachtoffer], gelet op haar lichamelijke gesteldheid, behoefde. Daarnaast merkt de rechtbank met prof. Bullens op dat op basis van het dossier niet duidelijk is in hoeverre er sprake is van een spontane onthulling van de kant van [voornaam slachtoffer]. Tenslotte valt in het rapport van prof. Bullens te lezen -hetgeen wordt ondersteund door de getuigenverklaringen- dat [voornaam slachtoffer] geen tijdsbesef heeft en weliswaar de kern van een verhaal kan vertellen, maar dat ze daar wel andere feiten bijhaalt en anderen naspreekt wanneer haar woorden in de mond worden gelegd.
Alle omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de ten laste gelegde ontuchtige handelingen door verdachte zijn gepleegd.
Verdachte zal derhalve hiervan worden vrijgesproken.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, D.C.M. Bomans en E.J. Govaers, rechters, van wie mr. D.C.M. Bomans voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.F.M. Roelofs als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 14 september 2005.
Mr. D.C.M. Bomans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
typ: ROEL