Parketnummer: 04/620206-03
Uitspraak: 23 september 2005
Beslissing ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tegen:
[voornaam] [naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
Onderzoek van de zaak.
De politierechter heeft op 26 augustus 2005 gehoord:
- de officier van justitie, die alstoen de vordering heeft gewijzigd in dier voege dat thans dient te worden uitgegaan van een bedrag van € 21.996,40 -/- € 500,-- (afschrijving investeringskosten) = € 21.496,40. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het bedrag van € 2.581,--, het berekende voordeel met betrekking tot de hennepkwekerij volgens opgave van verdachte, mede deel uit dient te maken van de ontnemingsvordering.
- [naam], voornoemd, bijgestaan door mr. R.G.M. Sleutels, advocaat te Nijmegen.
De politierechter heeft kennisgenomen van de processtukken.
De politierechter heeft d.d. 26 augustus 2005 bij mondeling vonnis, in de zaak met parketnummer 04/620206-03, [naam] veroordeeld wegens onder meer opzettelijk handelen in strijd met een onder artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Bewijsmiddelen.
Voor zover de beslissing is uitgewerkt, staan de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan de beslissing gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a, 365b en 511e van het Wetboek van Strafvordering.
Verweren.
De raadsman heeft overgelegd een door [naam] opgestelde berekening van gemaakte kosten voor de aanleg van de hennepstekkerij tot een totaal bedrag van € 17.952,42. Daarnaast heeft hij nog aangevoerd dat [naam] € 20.000,-- heeft moeten lenen en dit bedrag nog moet aflossen. De raadsman concludeert op grond hiervan dat gelet op het gevorderde bedrag [naam] van de strafbare feiten in het geheel geen voordeel heeft genoten.
De politierechter verwerpt dit verweer. Op de eerste plaats stelt de politierechter vast dat de door betrokkene opgevoerde kostenposten niet met bewijsstukken zijn onderbouwd. Daarnaast stelt de politierechter vast dat deze opgevoerde kosten niet stroken met de eerder door [naam] afgelegde verklaring bij de politie dat de gehele investering circa € 4.500 à € 5.000,-- bedroeg (dossierpagina 7.11, blz. 93) en zijn verklaring dat de inrichting van de kwekerij op zolder alleen maximaal
€ 2.000,-- heeft gekost (dossierpagina 7.12, blz. 95). De politierechter zal derhalve de opgevoerde kostenposten niet als uitgangspunt voor zijn berekening nemen.
Daarnaast miskent de advocaat met zijn conclusie dat niet de investeringen als kostenpost opgevoerd kunnen worden, maar dat slechts de waardevermindering van de investeringen als afschrijvingskosten in mindering kan worden gebracht op het genoten voordeel. Het deel van de investeringen dat niet via afschrijvingskosten voor aftrek in aanmerking komt, behoort tot het bedrijfsrisico van betrokkene ook indien, zoals in het onderhavige geval, de aangeschafte productiemiddelen na beslag en afstandsverklaring zijn vernietigd. Alleen afschrijvingskosten die in verband staan met daadwerkelijk verkregen voordeel komen voor aftrek in aanmerking.
Met betrekking tot de elektriciteitskosten heeft de raadsman aangevoerd dat het door [naam] nog te betalen bedrag van € 4.500,-- eveneens op het berekende voordeel in mindering dient te worden gebracht.
Bij zijn beoordeling neemt de politierechter als uitgangspunt dat het kweken van hennepplanten onder assimilatielampen veel elektriciteit vergt en dat in beginsel de kosten van, zoals in het onderhavige geval, legaal afgenomen elektriciteit voor aftrek in aanmerking komen. Echter ook in dit verband geldt dat enkel die kosten in aanmerking komen die zijn gemaakt in verband met een oogst die ook tot daadwerkelijk voordeel heeft geleid.
Daar verdachte het te betalen bedrag niet met bewijsmiddelen heeft onderbouwd en ook heeft verzuimd een nadere specificatie te verstrekken, zal de politierechter bij de berekening hieronder niet uitgaan van deze gestelde € 4.500,-- maar de kosten voor elektriciteit zelf vaststellen.
Motivering van de maatregel.
De politierechter heeft kennis genomen van het gestelde in het proces-verbaal nummer PL2340/03-005874 van de politie district Weert d.d. 2 april 2004 (met name hetgeen is vermeld op de pagina's 101 tot en met 104), alsmede hetgeen is vermeld in het aanvullend proces-verbaal d.d.2 maart 2005.
Uit de vordering van de officier van justitie alsmede uit het aan deze vordering ten grondslag liggend Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel (dossierpagina 7.14), blijkt dat de vordering ziet op soortgelijke feiten als waarvoor verdachte is veroordeeld. Deze soortgelijke feiten betreffen de verkoop van stekken van zelf gekweekte hennepplanten en de verkoop van hennep van zelfgekweekte hennepplanten. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat deze verkoop hem voordeel heeft opgeleverd in de zin van artikel 36e Wetboek van strafrecht.
Daar waar van toepassing zal de politierechter bij zijn schatting uitgaan van de standaardberekening en normen zoals verantwoord in het rapport Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, een uitgave van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van april 2005. (Verder te noemen BOOM/hennepkwekerij.) De politierechter overweegt daarbij nog dat de daarin vermelde normbedragen zijn vastgesteld mede op basis van gegevens uit de periode waarin [naam] zijn voordeel heeft behaald.
Met betrekking tot de op de zolder van het pand [adres] aangetroffen kwekerij overweegt de politierechter als volgt.
[naam] heeft over deze kwekerij verklaard dat hij daar slechts een keer 250 hennepstekken heeft gepoot tegen een inkoopprijs van € 1,40 per stuk.
Volgens [naam] is de opbrengst van deze planten na 10 weken groeien in totaal 1,5 tot 2 kg gedroogde hennep geweest. Hij heeft deze naar eigen zeggen verkocht voor fl. 5.000,-- per kg en in totaal fl. 7.000,-- ontvangen. De investeringen voor de inrichting bedroegen naar eigen zeggen maximaal € 2.000,--. Concrete aanwijzingen over de juistheid van deze verklaring ontbreken.
Bij de bepaling van de opbrengst per plant gaat de politierechter uit van de normopbrengst van 28,2 gram per plant (BOOM/hennepkwekerij blz. 22) en van een normverkoopprijs van € 2.370, -- per kilo (BOOM/hennepkwekerij blz. 24).
De opbrengst is dan 250 planten maal 28,2 gram = 7.050 gram
De opbrengst in geld is dan 7,05 maal € 2.370,-- = € 16.708,50
Als normafschrijvingskosten zal de politierechter in het voordeel van [naam] uitgaan niet van zijn eigen verklaring dat de investering € 2.000,-- is geweest, maar van de normafschrijvingskosten per oogst bij aantal planten 200 - 299, derhalve
€ 200,--. (BOOM/hennepkwekerij blz. 33. Hierbij wordt uitgegaan van een afschrijvingstermijn voor de investeringen van vier jaar en vijf oogsten per jaar.)
De variabele kosten per plant stelt de politierechter vast op € 4,40 per plant (BOOM/hennepkwekerij blz. 36), derhalve op een bedrag van 250 planten x € 4,40 = € 1.100,--.
In deze variabele kosten zijn niet begrepen de kosten voor elektriciteit. De politierechter gaat ter berekening hiervan uit van verklaring van [naam] dat op zolder een kwekerij is ingericht van 13 lampen. Dit correspondeert met de vermelding in de 'kennisgeving van inbeslagneming' van het aantreffen op zolder van 13 assimilatielampen, waarvan 7 van 600 watt en 6 van 400 watt.
De norm elektriciteitskosten per oogst is voor een lamp van 600 watt € 125,-- en voor een lamp van 400 Watt € 90,--. De politierechter stelt de kosten voor elektriciteit dan ook vast op 7 lampen x € 125,-- plus 6 lampen x € 90,-- is gelijk aan € 875,-- plus € 540,-- is totaal € 1.415,--. Hierbij is inbegrepen een extra verbruik van circa 10% voor de overige apparatuur (BOOM/hennepkwekerij blz. 40).
Het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de hennepkwekerij op zolder bedraagt:
Bruto opbrengst: € 16.708,50 -/- kosten (€ 200,-- + € 1.100,-- + € 1.415,-- ) € 2.715,00 = € 13.993,50
Met betrekking tot de stekkerij in het winkelgedeelte van het pand [adres] overweegt de politierechter als volgt.
De politierechter neemt bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de hennepstekkerij als uitgangspunt de berekening uit het ontnemingsrapport (blz. 103) waaruit, na telling van de overgebleven dozen stekpluggen, de veronderstelling volgt dat er reeds in totaal 12.504 hennepstekjes waren verkocht. De politierechter betrekt hierbij ook de verklaring van [naam] dat twee dagen stekken in deze hennepstekkerij een oogst van 7 a 8.000 stekjes oplevert (blz. 94). Mede ook gelet op deze verklaring acht de politierechter de genoemde veronderstelling aannemelijk.
Wat de opbrengst betreft neemt de politierechter als uitgangspunt de verklaring van [naam] dat hij de stekken heeft verkocht voor € 0,90 per stuk (blz. 93). De opbrengst is dan 12.504 maal € 0,90 = € 11.253,60.
Bij de bepaling van de afschrijvingskosten zal de politierechter in het voordeel van [naam] uitgaan niet van zijn eigen verklaring dat de totale investering in totaal € 4.500 à € 5.000 is geweest (blz. 93) en derhalve voor de stekkerij dus € 2.500,-- à € 3.000,--, maar van de normafschrijvingskosten per oogst bij een aantal planten van 600 - 699. Daarbij stelt de politierechter bij ontbreken van nadere gegevens de afschrijvingskosten voor een oogst stekjes gelijk aan een oogst hennepteelt. De politierechter gaat uit van afschrijvingskosten van € 400,--. (BOOM/hennepkwekerij blz. 33.)
Wat de aftrekbare kosten betreft gaat de politierechter uit van de verklaring van [naam] dat hij 400 à 500 moederplanten heeft gekocht voor € 1,40 per stuk (blz. 93) en het aantal moederplanten met stekken uit eigen kweek heeft aangevuld tot ongeveer 700. De politierechter stelt de kosten voor aanschaf van moederplanten op 500 maal € 1,40 = € 700,--.
De variabele kosten per plant begroot de politierechter voor wat betreft stekpluggen en stekpoeder in navolging van de berekening in het ontnemingsrapport (blz. 103) op een bedrag van € 0,10 per verkochte stek. Dat is in totaal 12.504 x € 0,10 = € 1.250,40.
In deze variabele kosten zijn niet begrepen de kosten voor elektriciteit. De politierechter gaat ter berekening hiervan uit van verklaring van [naam] dat er in totaal (inclusief de 13 lampen op de hennepkwekerij) ongeveer 60 à 70 lampen hingen (blz. 93). Dit correspondeert met de vermelding in de 'Afstandsverklaring inbeslaggenomen voorwerpen' van 58 assimilatielampen in de stekruimte van ieder 600 watt, alsmede 9 assimilatielampen in de groeiruimte.
[naam] verklaart dat hij 5 à 6 weken geleden de moederplanten heeft gepoot, na een week de toppen eruit heeft geknipt en circa drie weken geleden gestekt heeft ten behoeve van de verkoop. De verlichting was ingesteld op 20 uren licht. Na 8 à 9 dagen in de groeiruimte, waarin 24 uur licht is, waren de stekken dusdanig geworteld dat ze verkocht konden worden (blz. 96).
Op basis van deze verklaring stelt de politierechter vast dat voor de verkochte stekken elektriciteit is verbruikt: 58 lampen van 600 Watt gedurende 3 weken van 20 uur per dag en 9 lampen van naar de politierechter stelt van 400 Watt gedurende 9 dagen van 24 uur per dag.
Dit levert op in totaal: 58 x 600 x 21 x 20= 14.616 kWh en 9 x 400 x 9 x 24= 778 kWh
In totaal 15.394 kWh x € 0,20 (Boom/hennepkwekerij, blz. 40) = € 3.078,80.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de hennepstekkerij bedraagt:
Bruto opbrengst € 11.253,60 -/- kosten: ( € 400,-- + € 700,-- + € 1.250,40 + € 3.078,80) € 5.429,20 = € 5.824.40
Totaalbedrag wederechtelijk verkregen voordeel.
Op grond van bovenstaande schat de politierechter het totaal van het netto verkregen voordeel op € 13.993,50 (hennepkwekerij) plus € 5.824,40 (hennepstekkerij) = € 19.817,90, hetgeen door de politierechter wordt afgerond op een bedrag van € 19.800,--.
Toegepaste wetsartikelen.
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 19.800,--;
legt [naam] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 19.800,-- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij door middel van soortgelijke feiten heeft verkregen.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.J.M. Ruyters, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2005.