ECLI:NL:RBROE:2005:AU2317

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
17 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
64851 / HA ZA 04-1019
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.M.L.M. Magnée
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevrijdende verjaring van eigendom van percelen in Roermond

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 17 augustus 2005 uitspraak gedaan over de eigendom van twee percelen grond, gelegen in Roermond. De eisers, [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3], stelden dat zij door bevrijdende verjaring eigenaar waren geworden van deze percelen, die sinds 1945 in gebruik waren. De gemeente Roermond, als gedaagde, betwistte deze eigendomsclaim en stelde dat de eisers nooit eigenaar waren geworden, omdat de percelen niet in de notariële akte van 1992 waren opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers, en met name [eiser sub 3], inderdaad door bevrijdende verjaring eigenaar zijn geworden van de percelen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente gedurende een periode van 20 jaar geen rechtsvordering had ingesteld om het bezit van de eisers te beëindigen, wat noodzakelijk was voor het verval van de eigendom door verjaring. De rechtbank wees de vordering van de gemeente tot ontruiming van de percelen af en verklaarde dat [eiser sub 3] door verjaring de eigendom had verkregen. De gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

uitspraak: 17 augustus 2005
V O N N I S
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eisers in conventie,
gedaagden in reconventie:
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats], [adres],
2. [eiser sub 2],
wonende te [adres], [adres],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur: mr. F.G.J.W.C. Gielen;
tegen:
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie:
de gemeente DE GEMEENTE ROERMOND,
gezeteld te 6041 EM Roermond, Markt 31,
procureur: mr. J.D.E. van den Heuvel.
Partijen worden als volgt aangeduid:
eisers in conventie, gedaagden in reconventie (gezamenlijk): [eisers];
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie : de gemeente.
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding met bijlagen van 29 november 2004;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met bijlage;
- de akte depot zijdens de gemeente;
- het vonnis van deze rechtbank van 2 maart 2005;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte houdend wijziging van eis in conventie;
- de akte zijdens de gemeente;
- het proces-verbaal van de op 21 juni 2005 gehouden plaatsopneming en comparitie van partijen.
2. Vaststaande feiten in conventie en in reconventie
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
2.1 [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn zonen van [eiser sub 3]. Laatstgenoemde is de zoon van [G.J.S.].
2.2 [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn eigenaar van het aan de [adres] te Roermond gelegen perceel kadastraal bekend als gemeente Roermond, sectie C, nummer [nummer]. Oostelijk van dit perceel liggen achtereenvolgens de percelen kadastraal bekend als gemeente Roermond, sectie C nummer [nummer] en nummer [nummer]. Genoemde percelen worden hierna respectievelijk aangeduid met C [nummer], C [nummer] en C [nummer]. Blijkens kadastrale uittreksels is de gemeente eigenaar van de percelen C [nummer] en C [nummer]. De situatie dan wel het gebruik ter plaatse stemt niet overeen met de situatie zoals deze wordt weergegeven op de kadastrale kaart. Het perceel C [nummer] en een gedeelte van perceel C [nummer] zijn in gebruik bij [eisers]. Door omheiningen en hagen vormen deze twee percelen tezamen met perceel C [nummer] één gebruiksgeheel.
2.3 [G.J.S.] heeft perceel C [nummer] (waarvan het huidige perceel C [nummer] deel uitmaakte) op 15 december 1948 verkregen door koop van en daarop volgende levering door de familie [MvK]. Hij verkoopt op 17 augustus 1953 een noordelijk gedeelte van dit perceel met een oppervlakte van 5.45 are aan de gemeente. Het resterende is van 21 februari 1957 tot 19 februari 1965 door
[eiser sub 3] gepacht van [G.J.S.]. In de pachtovereenkomst staat het verpachte aldus omschreven:
de boerderij bestaande uit woonhuis, stalling, schuur, erf, weiland en bouwland gelegen in de gemeente Roermond, bekend onder sectie: C [nummer] groot 37.00 a, met uitzondering van + 5.45 a verkocht aan de gemeente Roermond en sectie E 3667 groot 62.90 are …
Blijkens een notariële akte van 19 februari 1965 verkoopt [G.J.S.] dan aan [eiser sub 3]:
HET WOONHUIS met schuur, stal erf en tuin, staande en gelegen te Roermond, [adres], kadastraal bekend als GEMEENTE ROERMOND sectie C nummer [nummer] groot DRIE EN TWINTIG AREN TACHTIG CENTIAREN;
In 1992 sluiten [eiser sub 3] en zijn zonen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een koopovereenkomst. In de notariële akte van 10 september 1992 is als feitelijke omschrijving van het verkochte opgenomen:
Woonhuis met schuur, stal, ondergrond, erf, weiland en verdere aanhorigheden, staande en gelegen aan de [adres] te Roermond, kadastraal bekend als gemeente Roermond, sectie C, nummer [nummer], groot drie en twintig aren tachtig centiaren;
2.4 Op 26 augustus 1953 verkoopt de familie [MvK] aan de gemeente, onder meer, het huidige perceel C [nummer] en het gedeelte van het perceel C [nummer] waar het in deze procedure om gaat. Op 30 januari 1957 heeft het kadaster ter plaatse grenzen ingemeten. Deze zijn vervolgens op 8 juni 1957 zijn aangewezen aan, onder andere, de gemeente en [G.J.S.].
3. Vordering en stellingen van [eisers] in conventie
3.1 Na eiswijziging vordert [eisers], samengevat:
primair, te verklaren voor recht dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] thans gezamenlijk eigenaar zijn van perceel C [nummer] en van een ter plaatse aangepaald en afgeheind gedeelte van perceel C [nummer];
subsidiair, te verklaren voor recht dat [eiser sub 3] door verjaring daarvan de eigendom heeft verkregen;
3.2 [eisers] stelt door bevrijdende verjaring eigenaar te zijn geworden van het perceel C [nummer] en van een gedeelte van perceel C [nummer]. Deze percelen zijn sedert 1945 door [eisers], dan wel hun rechtsvoorganger [G.J.S.], in gebruik als waren zij eigenaar Er is ruimschoots voldaan aan het vereiste van een voortdurend, onafgebroken en ongestoord bezit gedurende dertig jaar. Dit is ook het geval wanneer de verjaring in 1957, na de inmeting van de grenzen, zou zijn begonnen te lopen.
3.3 De pachtovereenkomst tussen [G.J.S.] en [eiser sub 3] omvatte, anders dan in de overeenkomst staat, mede de percelen C [nummer] en C [nummer]. Nadat [eiser sub 3] in 1965 eigenaar was geworden van het gepachte pretendeerde hij tevens eigenaar te zijn van C [nummer] en C [nummer].
3.3 Het was de bedoeling van, enerzijds, [eiser sub 3] en, anderzijds, [eiser sub 1] en [eiser sub 2] om in 1992 het gehele perceel dat bij [eiser sub 3] in gebruik was, dus inclusief de percelen C [nummer] en C [nummer], over te dragen. In dit verband wijst [eisers] op de in de akte gebruikte omschrijving: “weiland en verdere aanhorigheden”. Betwist wordt dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de percelen feitelijk nooit in gebruik genomen hebben en dat zij geen bezitsdaden zouden hebben uitgeoefend.
4. Verweer van de gemeente in conventie
4.1 De gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
4.2.1 De gemeente betwist dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door verjaring eigenaar zijn geworden van de percelen C [nummer] en C [nummer] (gedeeltelijk). Nu deze percelen niet in de betreffende akte worden genoemd, terwijl er overigens wel een precieze omschrijving van het geleverde in de notariële akte staat, heeft daarvan in 1992 geen overdracht door [eiser sub 3] aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] plaats gevonden. Die eigendomsoverdracht had alleen betrekking op perceel C [nummer] ter grootte van 23,80 are. Uit de omschrijving in de akte blijkt niet dat partijen de bedoeling hadden toen ook C [nummer] en C [nummer] (gedeeltelijk) over te dragen. Aan de aanduiding “weiland en verdere aanhorigheden” is in dit verband geen speciale betekenis toe te kennen. De gemeente beroept zich er op dat de duidelijke omschrijving in de akte tot levering prevaleert boven de bedoeling van partijen bij de obligatoire overeenkomst. Omdat [eiser sub 3] zich bij de eigendomsoverdracht juridisch het feitelijk gebruik heeft voorbehouden, hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de litigieuze percelen feitelijk nooit in gebruik genomen en evenmin bezitsdaden uitgeoefend. Zij zijn dus nimmer eigenaar, noch bezitter van die percelen geworden en zij dienen dan ook niet ontvankelijk verklaard te worden, althans dient dit te leiden tot afwijzing van hun vordering.
4.2.2 Subsidiair stelt de gemeente nog dat de gevorderde verklaring voor recht dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door verjaring eigenaar zijn geworden van de percelen C [nummer] en C [nummer] strijdig is met het door [eisers] ingenomen standpunt dat [eiser sub 3] door verjaring eigenaar is geworden en dat de (aanvankelijk) gevorderde omschrijving van de door verjaring verkregen eigendom te ruim was omdat niet het gehele perceel C [nummer] door de rechtsvoorgangers van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is gebruikt.
4.3 De gemeente betwist voorts dat [eiser sub 3] door verjaring eigenaar is geworden van de percelen C [nummer] en C [nummer] (gedeeltelijk). Zijn vader was ten tijde van de overdracht in 1965 geen eigenaar van die percelen omdat toen de verjaringstermijn nog niet voltooid was. Bovendien oefende [G.J.S.] ten aanzien van die percelen geen bezitsdaden uit: hij was immers op de hoogte van de eigendomsverhoudingen ter plaatse. [eiser sub 3] heeft de litigieuze percelen slechts (als pachter) gehouden en ten aanzien van die percelen geen bezitsdaden in de zin der wet uitgeoefend.
5. Vordering en stellingen van de gemeente in reconventie
5.1 Onder verwijzing naar haar stellingname in conventie vordert de gemeente samengevat te verklaren voor recht dat zij eigenaar is van de percelen C [nummer] en
C [nummer], alsmede [eisers] te veroordelen die percelen te ontruimen, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
6. Het verweer van [eisers] in reconventie
6.1 [eisers] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de gemeente in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
6.2 Voor het verweer in reconventie verwijst [eisers] naar de stellingname in conventie.
7. Beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
7.1 Kern van het geschil is de vraag of [eiser sub 3], dan wel [eiser sub 1] en [eiser sub 2], door verjaring eigenaar is/zijn geworden van het perceel C [nummer] en van een gedeelte van het perceel C [nummer] (verder ook te noemen: de litigieuze percelen). Zijdens [eisers] wordt een beroep gedaan op eigendomsverkrijging door bevrijdende verjaring, dit wil zeggen op verjaring van de rechtsvordering tot beëindiging van hun bezit van de litigieuze percelen (artikel 3:105, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
7.2 Onder het recht zoals dit gold vóór 1 januari 1992 had bevrijdende verjaring geen eigendomsverkrijging tot gevolg. Op grond van het toepasselijke overgangsrecht traden de nieuwe regels over verkrijgende verjaring in samenhang met de vernietigende verjaring van de een rechtsvordering tot beëindiging van het bezit in werking op 1 januari 1993. De op grond van artikel 3:306 BW vereiste verjaringstermijn van 20 jaar kon dus niet eerder verstreken raken dan per 1 januari 1993. (Een mogelijke verlenging van de termijn van 20 jaar speelt in deze zaak geen rol.)
7.3 In het geval van extinctieve verjaring worden voor de vereiste termijn niet de jaren van het bezit geteld, maar die waarin de ander, in casu de gemeente, geen rechtsvordering tot beëindiging van het bezit heeft ingesteld en speelt goede of niet goede trouw van de bezitter geen rol. Als het instellen van een rechtsvordering geldt het instellen van iedere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde (de gemeente), die in de vereiste vorm geschiedt (artikel 3:317 BW).
7.4 Aan de orde komen dan de vragen of [eisers] bezit heeft gehad van de litigieuze percelen en, zo ja, of de gemeente na 1 januari 1973 gedurende een periode van 20 jaar niet een daad van rechtsvervolging heeft ingesteld om dat bezit te beëindigen.
7.4.1 Bezitter van een onroerende zaak is degene die deze houdt voor zich zelf (artikel 3:107 BW). De rechtbank acht op grond van de overgelegde getuigenverklaringen en foto’s en de daarop gebaseerde stellingname van [eisers], die door de gemeente onvoldoende (gemotiveerd) is betwist, vaststaan dat [eiser sub 3] de litigieuze percelen in ieder geval sedert 19 februari 1965, toen aan de pachtverhouding met zijn vader een einde kwam, voor zich zelf heeft gehouden en daarvan gebruik heeft gemaakt als ware hij eigenaar. De omstandigheid dat eerder in 1957 door het kadaster de “gedelimiteerde grenzen” (uit de overgelegde veldwerktekening valt overigens zonder meer niet op te maken welke grenzen daarmee zijn bedoeld) aan [G.J.S.] zijn aangewezen is dan ook niet van belang.
7.4.2 De rechtbank is van oordeel dat de in 1992 gesloten koopovereenkomst tussen [eiser sub 3] en zijn zonen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en de daarop volgende levering uitsluitend betrekking heeft gehad op het in de akte genoemde perceel C [nummer]. De rechtbank deelt in deze dan ook het standpunt van de gemeente. De in de akte van levering aangegeven oppervlakte correspondeert met die van dat perceel, terwijl ook de, overigens duidelijke omschrijving van het verkochte, correspondeert met de situatie zoals deze tijdens de gerechtelijke plaatsopneming op perceel C [nummer] is waargenomen. Aan het gebruik van “en verdere aanhorigheden” kan gelet op het onderwerp van de transactie geen andere betekenis worden toegekend dan de gebruikelijke dat de overeenkomst mede betrekking had op andere dan de reeds genoemde aanhorigheden op dat perceel. Daaronder valt in ieder geval niet een of meer aangrenzende percelen, zoals betoogd door [eisers]. Nu ook het feitelijk gebruik van de litigieuze percelen toen door [eiser sub 3] is voortgezet, betekent dit dat [eiser sub 3] op 1 januari 1993 nog bezitter van de litigieuze percelen was.
7.4.3 Eerst door het instellen van een eis in reconventie in deze procedure heeft de gemeente (op 16 februari 2005) een rechtsvordering tot beëindiging van het bezit van [eisers] ingesteld. Gesteld, noch gebleken is dat de gemeente voordien een daad van rechtsvervolging jegens [eisers] heeft ingesteld. Blijkens de overgelegde stukken heeft de gemeente zich eerst medio 2000 tegen een beroep op verjaring zijdens [eisers] verzet, althans heeft de gemeente toen verlangd dat zij de verjaring dienden te bewijzen. Niet gebleken is dat de gemeente, die in 1953 de eigendom (vrij van gebruik en pacht) verkregen had van de litigieuze percelen in al die jaren stappen heeft ondernomen om eventuele verjaring van die percelen, die zichtbaar bij [G.J.S.] of [eiser sub 3] in gebruik waren, te stuiten. De omstandigheid dat die percelen een gemeente toebehoorden en (destijds) in het buitengebied waren gelegen doet hieraan geenszins af: op een gemeente rust juist de taak er zorg voor te dragen dat eigendom van publiek domein niet door verjaring verloren raakt.
7.5 Het vorenstaande betekent dat [eiser sub 3] in ieder geval door bevrijdende verjaring (per 1 januari 1993) de eigendom heeft verkregen van de litigieuze percelen en dat derhalve de subsidiaire vordering van [eisers] in conventie toewijsbaar is, terwijl de vorderingen van de gemeente in reconventie slechts toegewezen kunnen worden voor zover de gevorderde verklaring voor recht ziet op het niet litigieuze gedeelte van het perceel C [nummer].
7.6 Het door verjaring door [eiser sub 3] verkregen gedeelte van het perceel C [nummer] kan als volgt worden omschreven:
een ter plaatse afgepaald en afgeheind gedeelte van het perceel gelegen te Roermond aan de [adres], kadastraal bekend als gemeente Roermond, sectie C, nummer [nummer], welk gedeelte wordt begrensd:
- aan de noordoostelijke zijde (kopzijde) door het perceel kadastraal bekend als gemeente Roermond, sectie C, nummer [nummer];
- aan de zuidoostelijke zijde door de percelen kadastraal bekend als gemeente Roermond, sectie C, nummers [nummer] en [nummer] en door de buitenzijde (bezien vanaf het perceel van [eisers]) van de zich aldaar op het perceel kadastraal bekend gemeente Roermond, sectie C, nummer [nummer] bevindende haag;
- aan de zuidwestelijke zijde eveneens door de buitenzijde (bezien vanaf het perceel van [eisers]) van de zich aldaar op het perceel kadastraal bekend gemeente Roermond, sectie C, nummer [nummer] bevindende haag;
- aan de noordwestelijke zijde achtereenvolgens door de percelen kadastraal bekend als gemeente Roermond, sectie C, nummers [nummer], [nummer] en [nummer].
Dit perceelsgedeelte is globaal aangeven op de aan dit vonnis gehechte kadastrale tekening en wordt daarop begrensd door de lijnen tussen de punten A, H, D1, D2, E, F, J, K en A, zijnde de lijn tussen de punten F en J gebogen. De rechtbank kan zich niet uitspreken over de oppervlakte van dit perceelsgedeelte, nu bovenstaande omschrijving daarvan (aan de zuidoostelijke zijde) gedeeltelijk afwijkt van die onder nummer 17 in de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende wijziging van eis in conventie. Het resterende gedeelte van perceel C [nummer] is, naar onbetwist vaststaat, eigendom van de gemeente. [eisers] maakt daar geen gebruik van.
7.7 De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
In conventie
verklaart voor recht dat [eiser sub 3], wonende te [woonplaats], [adres], door verjaring eigendom heeft verkregen van:
- het perceel gelegen te Roermond aan de [adres], kadastraal bekend gemeente Roermond, sectie C, nummer [nummer];
- een ter plaatse aangepaald en afgeheind gedeelte van het perceel gelegen te Roermond aan de [adres], kadastraal bekend gemeente Roermond, sectie C, nummer [nummer], zoals dit perceelsgedeelte in dit vonnis onder 7.6 ten aanzien van de begrenzing nader is omschreven;
wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
verklaart voor recht dat de Gemeente Roermond eigenaar is van een gedeelte van het perceel gelegen te Roermond aan de [adres], kadastraal bekend gemeente Roermond, sectie C, nummer [nummer], te weten het gedeelte van dat perceel, waarop de in conventie gegeven beslissing geen betrekking heeft;
wijst af het meer of anders gevorderde;
In conventie en in reconventie
veroordeelt de Gemeente Roermond in de proceskosten van [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3], welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 241,00 aan griffierechten,
€ 83,78 aan explootkosten en
€ 1.356,00 aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.L.M. Magnée en op de openbare civiele terechtzitting van 17 augustus 2005 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Type: RM