ECLI:NL:RBROE:2005:AU1994

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
5 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
69188 / KG ZA 05-200
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste beoordeling van VMBO eindexamen economie

In deze zaak, die op 5 september 2005 door de Rechtbank Roermond werd behandeld, ging het om een kort geding dat was aangespannen door de vader van een minderjarige leerling, [zoon], tegen de Stichting Onderwijs Midden-Limburg. De zaak draaide om de beoordeling van het herexamen economie dat [zoon] op 21 juni 2005 had afgelegd. De vader stelde dat de beoordeling van het herexamen onzorgvuldig was en dat er fouten waren gemaakt bij de waardering van de antwoorden van zijn zoon. De voorzieningenrechter stelde vast dat de Stichting niet bevoegd was om de score van het herexamen eenzijdig te wijzigen, aangezien de beoordeling door twee correctoren moest plaatsvinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een apert onzorgvuldige beoordeling, omdat bij verschillende vragen de gegeven antwoorden met 0 punten waren gewaardeerd, terwijl deze volgens het correctievoorschrift punten hadden moeten opleveren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Stichting het herexamen ter beoordeling moest voorleggen aan de Inspectie, en veroordeelde de Stichting om dit binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te doen. Tevens werd de Stichting veroordeeld in de proceskosten van de eiser. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van examens en de rol van de Inspectie in het geval van onzorgvuldige beoordelingen.

Uitspraak

uitspraak: 5 september 2005
V O N N I S
in kort geding van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eiser:
[eiser],
wonende te [woonplaats], [adres], in zijn hoedanigheid van ouder, opvoeder en verzorger van de minderjarige:
[de minderjarige],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur mr. C.C.J. van Pol,
tegen:
gedaagde:
De stichting STICHTING ONDERWIJS MIDDEN-LIMBURG,
gevestigd te 6045 CK Roermond, Heinsbergerweg 180,
advocaat mr. M.S. Pouw.
Partijen worden als volgt aangeduid:
eiser: [eiser];
gedaagde: de Stichting.
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 29 augustus 2005;
- de akte houdende overlegging producties d.d. 31 augustus 2005 zijdens de Stichting;
- de akte houdende wijziging van de eis alsmede houdende overlegging producties zijdens [eiser];
- de pleitnota’s, die tijdens de mondelinge behandeling op de openbare zitting van 1 september 2005 zijn overgelegd.
2. Vaststaande feiten
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
2.1 [eiser] is de vader, opvoeder en verzorger van de minderjarige [zoon].
[zoon] was leerling van het VMBO op het Bisschoppelijk College Echt (BCE), welk college ressorteert onder de Stichting.
Op 31 mei 2005 heeft [zoon] het Centraal Schriftelijk Eindexamen (CSE) in het vak economie afgelegd.
2.2 De score van het CSE wordt vastgesteld door een examinator, meestal van de school van de leerling, (eerste corrector) en een gecommitteerde, meestal van een andere school (tweede corrector).
Indien beide correctoren het niet eens kunnen worden over de vast te stellen score, dient het rekenkundig gemiddelde van de twee scores genomen te worden. Indien achteraf discussie ontstaat over de vastgestelde score, wordt niet meer gemiddeld, doch kunnen de eerste en tweede corrector, indien zij unaniem van mening zijn dat er fouten zijn gemaakt bij de vaststelling van de score, dit probleem voorleggen aan de Inspectie. De Inspectie is niet bereid tot actie indien niet beide correctoren dat gerechtvaardigd achten. Aanpassing van de score en/ of het cijfer kan slechts door tussenkomst van de Inspectie.
2.3 Voor het examen op 31 mei 2005 heeft [zoon] het cijfer 5,4 gekregen.
[eiser] heeft naar aanleiding hiervan een gesprek aangevraagd met de secretaris van de Examencommissie. Dit gesprek heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van [eiser], [zoon], de secretaris van de examencommissie en de eerste corrector. Tijdens dit gesprek is geconstateerd dat er fouten zijn gemaakt bij de beoordeling van het examen. De eerste corrector heeft dan ook een verklaring opgesteld op basis waarvan [zoon] alsnog zou kunnen slagen. De tweede corrector van het Rodenburg College in Rosmalen bleek echter niet te willen meewerken aan een herbeoordeling van het examen.
Nu beide correctoren aldus niet unaniem van mening waren dat er fouten waren gemaakt bij de vaststelling van de score, kon er geen verzoek aan de Inspectie worden gedaan.
2.4 Op 21 juni 2005 heeft [zoon] het Centraal Schriftelijk Herexamen in het vak economie afgelegd. Voor dit herexamen kreeg [zoon] een 4,4.
Hierop heeft [eiser] wederom een gesprek aangevraagd met de secretaris van de Examencommissie. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de eerste corrector geen aanleiding gezien haar initiële beoordeling van het herexamen aan te passen. Nu er reeds om die reden geen sprake kon zijn van een unaniem verzoek van beide correctoren, is het herexamen niet voorgelegd aan de tweede corrector en kon er wederom geen verzoek aan de Inspectie worden gedaan.
2.5 [zoon] is inmiddels (voorwaardelijk) een opleiding aan de Laboratoriumschool begonnen. Indien [zoon] niet alsnog zijn VMBO-diploma haalt, dient hij de Laboratoriumschool te verlaten.
2.6 Thans is enkel nog in geschil de beoordeling van het door [zoon] op 21 juni 2005 afgelegde herexamen. De reden hiervoor is dat er alleen ten aanzien van dit herexamen praktisch nog een mogelijkheid bestaat om de waardering te herzien onder invloed van een door de Stichting te zetten eerste stap.
3. Vordering en stellingen van [eiser]
[eiser] stelt en vordert overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding en de akte houdende wijziging van eis, die beide aan dit vonnis zijn gehecht. De raadsvrouwe heeft op de zitting een nadere toelichting gegeven.
Die toelichting houdt samengevat het volgende in.
Er is in deze zaak sprake van een evident onzorgvuldige beoordeling van het door [zoon] gemaakte herexamen economie.
Dit blijkt uit het feit dat de secretaris van de Examencommissie, zijnde een oud-leraar economie, achteraf heeft vastgesteld dat het herexamen van [zoon] had moeten worden gewaardeerd met 33 punten in plaats van de hem toegekende 22 punten. Bij 26 punten zou [zoon] voor het herexamen geslaagd zijn.
Bij het herexamen zijn onregelmatigheden aangetroffen in de beoordeling van de vragen 2, 6, 11, 17, 21, 24, 29, 31, 43 en 44, terwijl vraag 28 in het geheel niet gewaardeerd is en waarschijnlijk gewoon over het hoofd is gezien.
Al met al heeft de school onzorgvuldig en onrechtmatig gehandeld jegens [zoon]. Het belang voor [zoon] bij het slagen voor zijn herexamen is groot. Nu hij op het VMBO reeds eenmaal gedoubleerd heeft, dient hij de school zonder diploma te verlaten indien hij zijn examen niet dit jaar haalt.
4. Verweer van de Stichting
De raadsman heeft op de zitting het gevorderde bestreden.
Dit verweer houdt samengevat het volgende in.
Bij de beoordeling van een examen is het zo dat op grond van het Eindexamenbesluit de eerste en de tweede corrector in onderling overleg de score vaststellen. Het uiteindelijke cijfer wordt, op basis van deze score, door de directeur vastgesteld.
Navraag bij de Inspectie leerde het BCE dat de Inspectie slechts een wijziging in het definitieve eindcijfer accepteert indien zowel de eerste als de tweede corrector hiertoe een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek doen aan de Inspectie.
Het BCE is derhalve niet bevoegd het cijfer eenzijdig te wijzigen.
Slechts wanneer er sprake is van een apert onzorgvuldige beoordeling kan er voor de rechter aanleiding zijn te interveniëren. Van een dergelijke onzorgvuldige beoordeling is hier geen sprake. De secretaris van de Examencommissie heeft het herexamen niet opnieuw gewaardeerd met 33 punten. Hij heeft slechts de bezwaren van [zoon] op papier gezet en uitgerekend om hoeveel punten het in totaal in het gunstigste geval nu eigenlijk ging. De eerste corrector heeft het werk van [zoon] opnieuw bekeken en heeft geen aanleiding gezien haar beoordeling te wijzigen.
5. Beoordeling van het geschil
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vermeerdering van eis van [eiser] zal worden toegestaan, daartoe overwegende dat het geding door deze vermeerdering van eis niet onredelijk wordt verzwaard.
Ten aanzien van het geschil overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
De bevoegdheid van de Stichting tot wijziging van het eindcijfer
5.1 Voorafgaand aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil dient de vraag beantwoord te worden of de Stichting bevoegd is het (her)examen te herzien in dier voege dat dit met een andere puntenscore zal worden gewaardeerd.
5.2 Het Eindexamenbesluit VWO-HAVO-MAVO-VBO zoals laatstelijk vastgesteld op 2 juni 2004, Stb. 272 bepaalt in artikel 42 dat de examinator en de gecommitteerde dan wel de tweede examinator in onderling overleg de score voor het centraal examen vaststellen. Het tweede lid van hetzelfde artikel bepaalt, dat de directeur het cijfer voor het centraal examen vaststelt op grond van de door de examinator en de gecommitteerde vastgestelde score.
5.3 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter verzet deze bepaling zich er tegen dat de Stichting de score voor het centraal examen eigenmachtig vaststelt. De score wordt vastgesteld door twee correctoren, waarvan er één zich buiten de invloedssfeer van de Stichting bevindt. Derhalve ligt het niet in de macht van de Stichting eenzijdig het herexamen te herzien in dier voege dat dit met een andere puntenscore zal worden gewaardeerd.
5.4 Nu de Stichting (dat wil zeggen: alleen de eerste corrector) niet bevoegd is de puntenscore te wijzigen, is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat het primair en subsidiair gevorderde reeds aanstonds dient te worden afgewezen.
De vraag of er sprake is geweest van een apert onzorgvuldige beoordeling
5.5 Kern van het geschil is thans nog of er bij de beoordeling van het herexamen sprake is geweest van een apert onzorgvuldige beoordeling.
5.6 De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgerlijke rechter in kort geding bij de toetsing van een (vakdeskundige) beoordeling van het kennen en/of kunnen van een eindexamenkandidaat alleen kan ingrijpen indien sprake is van een apert onzorgvuldige beoordeling, bijvoorbeeld blijkend uit evident grove fouten, dan wel indien blijkt dat de beoordeling op uiterst onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, of duidelijk ongelijk bij gelijke prestaties.
5.7 Voorafgaand aan het beantwoorden van deze vraag overweegt de voorzieningenrechter dat hij zich, qua kennis van het vakgebied economie, in staat acht zich aangaande voornoemde marginale toetsing zelfstandig een oordeel te vormen, nu het hier gaat om een VMBO eindexamen economie en de voorzieningenrechter beschikt over de examenvragen, de door [zoon]
gegeven antwoorden en de bij dit examen behorende antwoordsleutel. Gelet op deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat inschakeling van een deskundige niet nodig is.
5.8 De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat van vijf door [zoon] beantwoorde vragen gezegd kan worden dat deze apert onzorgvuldig zijn beoordeeld.
De vragen waarom het gaat zullen onderstaand worden besproken.
Vraag 2 uit het herexamen:
<i>De heer Carelsen beweert dat de uitvoer van goederen tegenwoordig voor een groot deel uit wederuitvoer bestaat. Als In Nederland goederen worden ingevoerd en na een kleine bewerking direct weer worden uitgevoerd, wordt dat wederuitvoer genoemd. De heer Carelsen geeft een concreet voorbeeld: "Op de Maasvlakte staat het bedrijf Danzas Logistics. Daar worden dagelijks dozen vol spullen uit Japan binnengereden. Meer dan 100 personeelsleden zijn bezig om die spullen in andere dozen te stoppen. Ze doen er een gebruiksaanwijzing bij in het Duits, Frans, Engels of een andere Europese taal. Dan volgen per land verschillende soorten stekkers en snoeren. Daarna gaan de dozen weer verder, in containers, naar de rest van Europa'
Gebruik informatiebron 1.
2p O 2 -> Welke goederensoort ondersteunt de bewering van de heer Carelsen het beste? Verklaar je antwoord.
Het door [zoon] gegeven antwoord luidt:
"elektrische produkten."
</i>
De voorzieningenrechter stelt vast dat het door [zoon] gegeven antwoord met 0 punten is gewaardeerd, terwijl uit het correctievoorschrift volgt dat voor dit gedeeltelijke antwoord 1 punt toegekend dient te worden.
Het antwoord in het correctievoorschrift luidt:
0 2 maximumscore 2
* electrotechnische producten 1
* Uit informatiebron 1 blijkt dat dit de enige categorie is waarvan de omvang van de wederuitvoer (veel) groter is dan de in eigen land geproduceerde goederen die voor uitvoer bestemd zijn. 1
0 2 maximumscore 2
* electrotechnische producten 1
* Uit informatiebron 1 blijkt dat dit de enige categorie is waarvan de omvang van de wederuitvoer (veel) groter is dan de in eigen land geproduceerde goederen die voor uitvoer bestemd zijn
0 2 maximumscore 2
electrotechnische producten 1 Uit informatiebron 1 blijkt dat dit de enige categorie is waarvan de omvang van de wederuitvoer (veel) groter is dan de in eigen land geproduceerde goederen die voor uitvoer bestemd zijn
De voorzieningenrechter stelt vast dat het door [zoon] gegeven antwoord met 0 punten is gewaardeerd, terwijl uit het correctievoorschrift volgt dat voor dit gedeeltelijke antwoord 1 punt toegekend dient te worden.
Vraag 6 uit het herexamen:
<i>De heer Carelsen beweert verder over de wederuitvoer: “We zijn echt een land van dozenschuivers geworden.' Als je goed kijkt naar informatiebron 2, zie je dat er een bepaald patroon is. We halen de 'dozen' vooral uit bepaalde delen van de wereld, om ze vervolgens 'door te schuiven' naar andere delen van de wereld. Zo zie je bijvoorbeeld dat wij veel meer goederen uit Azië halen dan we naar Azië brengen. Veel van die goederen zijn voor andere landen in Europa bestemd.
Gebruik informatiebron 2 </i>
1p O 6 ->Geef één reden waarom de bewering van de heer Carelsen voor Duitsland niet geldt.
Het door [zoon] gegeven antwoord luidt:
"We halen minder producten uit Duitsland dan dat we er naartoe brengen."
Het antwoord in het correctievoorschrift luidt:
O 6 maximumscore 1
Uit het antwoord moet blijken dat er minder goederen uit Duitsland komen dan dat er naar Duitsland toe gaan.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het door [zoon] gegeven antwoord met 0 punten is gewaardeerd, terwijl het antwoord dezelfde strekking heeft als het antwoord in het correctievoorschrift. Dat het door [zoon] gegeven antwoord in iets andere bewoordingen is gegeven doet hier niet aan af en biedt geen ruimte voor interpretatieverschillen.
Vraag 21 uit het herexamen:
1p O 21 Uit de cijfers blijkt dat de omzet van Mulder Sport elk jaar is gestegen. Elk jaar verkoopt Mulder dus meer artikelen, denkt Theo. Dennis is het niet met Theo eens: 'De stijging van de omzet kan ook een andere oorzaak hebben', zegt hij.
-> Noem een andere oorzaak.
Het door [zoon] gegeven antwoord luidt:
"De producten zijn duurder geworden waardoor hij evenveel verkoopt en toch meer opbrengsten heeft."
Het antwoord in het correctievoorschrift luidt:
O 21 maximumscore 1
hogere verkoopprijzen
De voorzieningenrechter stelt vast dat het door [zoon] gegeven antwoord met 0 punten is gewaardeerd, terwijl het antwoord dezelfde strekking heeft als het antwoord in het correctievoorschrift. Dat het door [zoon] gegeven antwoord in iets andere bewoordingen is gegeven doet hier niet aan af en biedt geen ruimte voor interpretatieverschillen.
Vraag 31 uit het herexamen:
<i> 1p O 31 Gebruik Informatiebron 8.
Henk en Tammo lezen over de Zuiderzeelijn. Henk ziet niet in dat hij iets heeft aan de Zuiderzeelijn. Ik werk in de scheepsbouw. Wat heb ik aan die Zuiderzeelijn? Tammo denkt daar anders over. “Die Zuiderzeelijn is juist goed. Jouw mogelijkheden voor het vinden van een andere baan worden juist groter.”
-> Geef een argument voor de mening van Tammo. </i>
Het door [zoon] gegeven antwoord luidt:
" Want hierdoor kunnen zij ook werk zoeken in het zuiden of in andere provincies. "
Het antwoord in het correctievoorschrift luidt:
O 31 maximumscore 1
Voorbeelden van een juist argument (één van de volgende):
-> De 'rest van Nederland' is beter bereikbaar voor Henk zodat hij kan solliciteren op banen die verder weg zijn.
-> Door de betere verbinding zullen bedrijven zich eerder vestigen in het Noorden en zal er meer werkgelegenheid komen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het door [zoon] gegeven antwoord met 0 punten is gewaardeerd, terwijl het antwoord dezelfde strekking heeft als het antwoord in het correctievoorschrift. Dat het door [zoon] gegeven antwoord in iets andere bewoordingen is gegeven doet hier niet aan af en biedt geen ruimte voor interpretatieverschillen.
Vraag 43 uit het herexamen:
<i>Kees komt net van de opleiding. Hij gaat per 1 augustus werken bij een multinational. Kees gaat E 2.000 bruto verdienen, maar hij is vooral benieuwd naar het nettoloon dat hij gaat verdienen. Van zijn toekomstige werkgever krijgt hij een voorbeeld van de loonstrook die hij gaat omvangen.
1p O 43 Volgens de werkgever van Kees zit er voor hem volgend jaar wel een loonsverhoging in. 'Als ik tevreden over je ben, verhoog ik je brutoloon volgend jaar tot E 2.250.'
Met hoeveel procent stijgt het brutoloon van Kees volgend jaar als de werkgever tevreden over hem is? Laat de berekening zien.</i>
Het door [zoon] gegeven antwoord luidt:
"2250: 2000 = 1,125
1,125 X 100% = 113%
zijn loonsverhoging is 13%"
Het antwoord in het correctievoorschrift luidt:
correctie vraag 43
De voorzieningenrechter stelt vast dat het door [zoon] gegeven antwoord met 0 punten is gewaardeerd. Hoewel de berekening in het correctievoorschrift anders verloopt dan de berekening van [zoon], is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de berekening zoals [zoon] die heeft toegepast eveneens valide is en leidt tot de juiste uitkomst. Uit de weergave van de berekening door [zoon] blijkt ook dat [zoon] begrepen heeft hoe hij de berekening moet maken. Dat [zoon] de uitkomst kennelijk heeft afgerond doet hieraan niet af. Nu bovendien uit de vraag niet duidelijk blijkt of het antwoord in decimalen mag worden gegeven kan de afronding door [zoon] niet aan hem worden tegengeworpen.
5.9 De voorzieningenrechter is voorts voorshands van oordeel dat bij de vragen 11, 17 en 44 -ofschoon minder evident- niet direct de redelijkheid van de beoordeling valt in te zien.
Ten slotte is onduidelijk of vraag 28 van het herexamen überhaupt wel is gewaardeerd, nu dit niet onomstotelijk blijkt uit de overgelegde kopie van de door [zoon] gegeven antwoorden.
5.10 Nu de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat er ten aanzien van de bovenstaand besproken vragen 2, 6, 21, 31 en 43 sprake is van een apert onjuiste beoordeling en dat er ten aanzien van de vragen 11, 17 en 44
discussie mogelijk is, terwijl onduidelijk is gebleven of vraag 28 überhaupt wel is beoordeeld, is voldaan aan het criterium dat de burgerlijke rechter in kort geding bij de toetsing van een (vakdeskundige) beoordeling van het kennen en/of kunnen van een eindexamenkandidaat alleen kan ingrijpen indien sprake is van een apert onzorgvuldige beoordeling.
In de onderhavige zaak is derhalve ruimte voor een ingrijpen van de voorzieningenrechter.
5.11 De voorzieningenrechter zal de Stichting dan ook veroordelen om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, het door [zoon] gemaakte herexamen, vergezeld van dit vonnis, ter beoordeling voor te leggen aan de Inspectie. De Stichting dient dit te doen per aangetekende brief, waarvan een aangetekend exemplaar aan [eiser] dient te worden verzonden. Dit laatste opdat [eiser] de nakoming van het vonnis kan controleren.
De voorzieningenrechter acht het, gelet op bovengenoemde gebreken bij de beoordeling van het herexamen, aangewezen dat door tussenkomst van de Inspectie wordt gekomen tot een nieuwe beoordeling van het herexamen van [zoon]. De voorzieningenrechter heeft in deze procedure tussen deze partijen evenwel geen mogelijkheid om méér te doen dan in het dictum is bepaald, te weten het verplichten van de Stichting tot het zetten van een eerste stap op de weg die kan leiden tot een juiste beoordeling van het herexamen van [zoon].
5.12 De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
veroordeelt de Stichting om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, het door [zoon] gemaakte herexamen, vergezeld van dit vonnis, ter beoordeling voor te leggen aan de Inspectie;
de Stichting dient dit te doen per aangetekende brief, waarvan een aangetekend exemplaar aan [eiser] dient te worden verzonden;
al het vorenstaande op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat de Stichting nadat vijf dagen na betekening van dit vonnis zijn verstreken in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van
€ 10.000,00;
veroordeelt de Stichting in de proceskosten van [eiser], welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 244,00 aan griffierechten,
€ 85,60 aan explootkosten en
€ 816,00 aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin als voorzieningenrechter en door deze op de openbare civiele terechtzitting van 5 september 2005 uitgesproken in aanwezigheid van mr. E.A. Naus als griffier.