ECLI:NL:RBROE:2005:AU1696

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
60065 / HA ZA 04-182
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door brandstichting door minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 20 juli 2005 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door brandstichting door een 14-jarige. De eiser vorderde een schadevergoeding van € 14.702,60, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, als gevolg van branden op 30 april en 1 mei 2001. De eiser stelde dat de gedaagden aansprakelijk waren voor de schade aan een tractor, een kar en bossen riet die verloren waren gegaan door de branden. De gedaagden, waaronder de ouder van de minderjarige brandstichter, voerden verweer en stelden dat zij niet aansprakelijk waren voor de gedragingen van de minderjarige.

Tijdens de comparitie op 13 januari 2005 werd afgesproken dat de vordering tegen de ouder van de minderjarige zou worden afgewezen, omdat deze geen ouderlijk gezag of voogdij uitoefende. De rechtbank oordeelde dat de ouder niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de schade, maar dat de minderjarige wel aansprakelijk was. De rechtbank overwoog dat de ouder in beginsel aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door een minderjarige, tenzij kan worden aangetoond dat de ouder niet kan worden verweten dat hij of zij de gedragingen van de minderjarige niet heeft belet.

De rechtbank concludeerde dat de ouder onvoldoende zorg had genomen om de minderjarige te weerhouden van schadelijke gedragingen, en dat de ouder dus aansprakelijk was voor de schade. De rechtbank wees de vordering van de eiser toe voor de schade aan de bossen riet, de tractor en de kar, evenals de opruim- en transportkosten. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten van de eiser. Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

uitspraak: 20 juli 2005
V O N N I S
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eiser:
[eiser],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur: mr. J.W.M. van Haren;
tegen:
gedaagden:
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats], [adres],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats], [adres],
3. [gedaagde sub 3],
procureur: mr. J.P.H. Timmermans.
Partijen worden als volgt aangeduid:
eiser: [eiser];
gedaagde: [gedaagden].
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding met bijlagen van 5 februari 2004;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagden];
- de conclusie van antwoord in het incident van [eiser];
- het vonnis in het incident van deze rechtbank van 30 juni 2004;
- de conclusie van antwoord met bijlagen;
- het vonnis van deze rechtbank van 17 november 2004;
- de akte zijdens [eiser], houdende overlegging van producties en rectificatie van de dagvaarding;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2005;
- de akte van depot van 1 maart 2005 zijdens [eiser];
- de conclusie van repliek met bijlagen;
- de conclusie van dupliek met een bijlage.
2. Vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
- op 30 april 2001 en 1 mei 2001 is brand geweest aan de Breijbaan te Swartbroek respectievelijk aan de Spechtebaan te Tungelroy; bij de brand van 30 april 2001 zijn bossen riet verbrand en bij de brand van 1 mei 2001 zijn bossen riet, een tractor en een daaraan gekoppelde kar verbrand;
- bij uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 december 2002 is [gedaagde sub 3] veroordeeld voor brandstichting op 1 mei 2001 aan de Spechtebaan te Tungelroy.
3. Vordering en stellingen van [eiser]
[eiser] vordert [gedaagden] te veroordelen tot betaling van een bedrag - na rectificatie - van € 14.702,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2001 en de proceskosten.
[eiser] heeft daartoe - kort samengevat en voor zover thans nog van belang - het navolgende gesteld. Als gevolg van de branden op 30 april 2001 en 1 mei 2001 heeft [eiser] schade geleden. Voor deze schade zijn [gedaagden] aansprakelijk. Niet alleen zijn een tractor en een daaraan gekoppelde kar verloren gegaan, doch ook een groot aantal bossen riet, die gereed lagen voor transport. De schade bestaat voorts uit opruim- en transportkosten, een en ander zoals dit nader is onderbouwd en gespecificeerd.
4. Verweer van [gedaagden]
[gedaagden] concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
[gedaagden] voeren daartoe - kort samengevat - het volgende verweer. [gedaagde sub 2] oefende ten tijde van de brandstichting het ouderlijk gezag noch de voogdij uit over [gedaagde sub 3] uit, zodat [gedaagde sub 2] niet aansprakelijk is voor de gevorderde schade. [gedaagden] zijn voorts van mening dat hen niet kan worden verweten dat zij de gedragingen van [gedaagde sub 3] niet hebben belet. Tevens wordt de omvang van de door [eiser] gevorderde schadeposten betwist.
5. Beoordeling van het geschil
Ter comparitie van 13 januari 2005 is met partijen afgesproken dat de vordering tegen [gedaagde sub 2] zal worden afgewezen, aangezien deze ouder noch voogd is van [gedaagde sub 3]. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen. Voor een veroordeling van [eiser] in de proceskosten van [gedaagde sub 2] ziet de rechtbank evenwel geen aanleiding. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voeren immers dezelfde geslachtsnaam, zodat voor [eiser] geen aanleiding bestond nader onderzoek te doen over de vraag of [gedaagde sub 2] ouder dan wel voogd van de destijds minderjarige [gedaagde sub 3] was. In dat verband had het bovendien op de weg van [gedaagden] gelegen direct naar aanleiding van de sommatiebrief van 22 juli 2003 kenbaar te maken dat [gedaagde sub 2] ouder noch voogd van [gedaagde sub 3] was, waardoor [gedaagde sub 2] niet gedagvaard had behoeven te worden. In deze procedure is voorts niet gebleken van afzonderlijke kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2]. De rechtbank ziet in het vorenstaande voldoende aanleiding de proceskosten tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] te compenseren zoals hierna is bepaald.
Ter comparitie van 13 januari 2005 heeft [gedaagde sub 3] zijn aansprakelijkheid voor de onder de vaststaande feiten vermelde branden niet langer betwist. Bij die comparitie is voorts afgesproken dat de procedure zal worden voortgezet met [gedaagde sub 3] als procespartij, gedaagde sub 3, waarmee hij zowel materieel als formeel procespartij zal zijn.
Ten aanzien van de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] als ouder van [gedaagde sub 3], overweegt de rechtbank het volgende. Voor schade, toegebracht door de ten tijde van de brandstichting 14 jaar oude [gedaagde sub 3], is [gedaagde sub 1] als degene die het ouderlijk gezag over [gedaagde sub 3] uitoefende in beginsel aansprakelijk. Dit is anders indien [gedaagde sub 1] niet kan worden verweten dat zij de gedragingen van [gedaagde sub 3] niet heeft belet. In casu dient [gedaagde sub 1] te bewijzen dat zij ten opzichte van [gedaagde sub 3] een zodanige zorg in acht heeft genomen ter voorkoming van nadeel voor derden door de gedragingen van [gedaagde sub 3] als in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.
Het door [gedaagden] in dat verband gedane beroep op het in de strafprocedure ten aanzien van [gedaagde sub 3] ingestelde persoonlijkheidsonderzoek en het daarvan d.d. 22 maart 2002 opgemaakte rapport kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Waar zelfs een geestelijke of lichamelijke tekortkoming van een kind op zich zelf onvoldoende is bij de disculpatie van lid 2 van artikel 6:169 BW, acht de rechtbank de in bedoeld rapport beschreven geestestoestand van [gedaagde sub 3] onvoldoende om te concluderen dat haar geen verwijt kan worden gemaakt dat zij deze gedragingen niet heeft belet. Weliswaar moet een kind van 14 jaar zich binnen bepaalde grenzen vrijelijk kunnen bewegen, doch op grond van de aard van [gedaagde sub 3], zoals beschreven in bedoeld rapport en het feit dat [gedaagde sub 3] reeds eerder strafrechtelijk veroordeeld, was juist een bijzondere zorg nodig geweest. Uit de verklaring van [gedaagde sub 3] blijkt ook dat hij van huis twee liter benzine kon meenemen, wat niet direct duidt op voorzorgsmaatregelen. De hiervoor bedoelde zorg is kennelijk nagelaten dan wel in ieder geval onvoldoende geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde sub 1] kan worden verweten dat zij de gedragingen van [gedaagde sub 3] niet heeft belet, zodat zij aansprakelijk is naast [gedaagde sub 3] aansprakelijk is voor de gevolgen van de brandstichtingen.
Voor wat betreft de door [eiser] gevorderde schadeposten oordeelt de rechtbank als volgt:
bossen riet
[eiser] vordert betaling van in totaal 4000 bossen riet á f. 4,50 per bos, hetgeen omgerekend in euro's neerkomt op een bedrag van afgerond € 8.168,--. In de door [eiser] daartoe overgelegde producties, acht de rechtbank voldoende grondslag gelegen om uit te kunnen gaan van het door [eiser] het gestelde aantal bossen van 4000. Ditzelfde geldt voor het door [eiser] gestelde bedrag per bos riet van
f. 4,50. Derhalve zal het door [eiser] terzake van deze schadepost gevorderde bedrag worden toegewezen.
tractor en kar
Ter onderbouwing van deze schadepost heeft [eiser] een tweetal brieven overgelegd van Evax B.V. te Vessem. Voorts is overgelegd een brief van W. van Happen Transportbedrijf, waarin deze verklaart dat de tractor voor de brand in redelijke tot goede staat was. Met de enkele stelling van [gedaagden] dat de tractor en de kar nauwelijks iets waard waren en de schriftelijke verklaring van [gedaagde sub 3] over de toestand van de tractor en de kar, acht de rechtbank de door Evax B.V. getaxeerde waarde en de verklaring van W. van Happen Transportbedrijf niet weerlegd. Derhalve zal het door [eiser] gevorderde bedrag van in totaal € 6.000,-- worden toegewezen.
opruimkosten en transportkosten
De door [eiser] gegeven uitleg over de post opruimkosten van € 210,-- onder de boekhoudkundige vermelding mestverspreiden, komt de rechtbank in de gegeven situatie niet onaannemelijk voor. De rechtbank acht daarbij voorts aannemelijk dat terzake deze werkzaamheden kostenbesparend is gewerkt, aangezien anders in ieder geval sprake zou zijn geweest van stortkosten, waarvoor hogere kosten voldaan hadden moeten worden. Ook de door [eiser] gevorderde transportkosten van € 324,-- komen de rechtbank, gelet op de reisafstand van de plaats van vestiging van het transportbedrijf naar de plaats van de brand en de aard van de uitgevoerde werkzaamheden, niet onredelijk voor. De door [eiser] terzake opruiming en transport gevorderde kosten zullen derhalve worden toegewezen.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
wijst de vordering tegen [gedaagde sub 2] af;
compenseert de proceskosten tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen de somma van € 14.702,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2001 tot aan de dag van de voldoening;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] in de proceskosten van [eiser], welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 325,-- aan griffierechten,
€ 70,40 aan explootkosten en
€ 1.582,-- aan salaris ten behoeve van de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en op de openbare civiele terechtzitting van 20 juli 2005 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Type: tc.