ECLI:NL:RBROE:2005:AT3324
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget voor dyslexiebegeleiding
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 7 maart 2005 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag om een persoonsgebonden budget voor ondersteunende en activerende begeleiding voor een eiser met dyslexie. De aanvraag was door verweerder, het Centrum Indicatiestelling Zorg, afgewezen op basis van het standpunt dat de diagnostiek en behandeling van dyslexie niet onder de dekking van de AWBZ valt. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij het bestreden besluit van 8 juli 2004, dat de afwijzing van de aanvraag bevestigde, centraal stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 6 mei 2003 was ingediend en dat er een hoorzitting had plaatsgevonden op 6 oktober 2003, waaruit bleek dat de eiser, geboren op 28 april 1992, dyslexie heeft en hulp ontvangt van het Regionaal Instituut voor Dyslexie.
De rechtbank heeft de argumenten van verweerder beoordeeld en geconcludeerd dat de behandeling van dyslexie, die eiser ondergaat, voldoet aan de omschrijving van ondersteunende en activerende begeleiding zoals vastgelegd in de artikelen 6 en 7 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. De rechtbank oordeelde dat de motivering van verweerder onvoldoende was om de afwijzing te rechtvaardigen, vooral omdat er geen specifiek onderzoek was verricht naar de bijzondere omstandigheden van de aanvraag van eiser. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd was met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser. Tevens werd bepaald dat het Regionaal Indicatieorgaan het griffierecht van € 37,00 aan eiser moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Voncken, in aanwezigheid van griffier J.N. Buddeke, en werd openbaar uitgesproken op 7 maart 2005. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, met een termijn van zes weken voor het instellen van beroep.