ECLI:NL:RBROE:2005:AT2591
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van erfdienstbaarheid en bezit te goeder trouw
In deze zaak, uitgesproken op 16 maart 2005 door de Rechtbank Roermond, stond de vraag centraal of erfdienstbaarheden door verjaring konden worden verkregen. De eiser had een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die een beroep deden op een door verjaring verkregen erfdienstbaarheid op een gedeelte van het perceel van de eiser. De rechtbank oordeelde dat het beroep op verkrijgende verjaring werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de gedaagden in bezit waren te goeder trouw van de erfdienstbaarheid. De rechtbank verduidelijkte dat onder het huidige Burgerlijk Wetboek erfdienstbaarheden kunnen ontstaan door verkrijgende en bevrijdende verjaring, maar dat onder het oude recht bevrijdende verjaring niet leidde tot verkrijging van een erfdienstbaarheid. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden niet hadden aangetoond dat zij zich als rechthebbenden beschouwden en dat er geen notariële akte of inschrijving in de registers was. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van bezit te goeder trouw.
Daarnaast werd het beroep op bevrijdende verjaring afgewezen, omdat de verjaringstermijn pas begon te lopen in 1992, en de gedaagden niet konden aantonen dat zij aan de voorwaarden voldeden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden zich niet terecht konden beroepen op een erfdienstbaarheid en dat de primaire vordering van de eiser werd toegewezen. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die in totaal op € 1.774,11 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte in aanwezigheid van de griffier.